De mens bedreigt niet alleen met zijn plasticafval het zeeleven. Onze levensstijl veroorzaakt overal ter wereld ‘dode zones’ in de oceanen, schrijft oceaanonderzoeker Caroline Slomp in een opiniestuk in de NRC.
‘Dode zones’ zijn oceaangebieden waar nauwelijks zuurstof in voorkomt. Twee bekende dode zones zijn bijvoorbeeld die in de Oostzee, op 70 meter diepte, van meer dan 60.000 km2 (twee keer de oppervlakte van België) en die bij de monding van de Mississippi van 22.000 km2 (half Nederland).
In de dode zones komen geen vissen of schelpdieren meer voor, alleen nog micro-organismen.
Het lage zuurstofgehalte wordt veroorzaakt door een overmaat aan mest- en voedingsstoffen (fosfaat, stikstof), die via uitspoeling van landbouwgronden, rivieren en (al dan niet gezuiverd) rioolwater in zee terechtkomen. Eenmaal in de kustwateren leiden de voedingsstoffen tot schadelijke algenbloei. De afstervende algen zakken naar de bodem en verbruiken onderweg alle beschikbare zuurstof.
Bij de verdere algenafbraak, op de bodem, komt het giftige waterstofsulfide vrij. De zuurstofaanvoer van het oppervlaktewater kan het zuurstoftekort in de diepere lagen niet compenseren omdat er weinig mening tussen de waterlagen plaatsvindt. Hierdoor ontstaat uiteindelijk ‘zuurstofloos water’.
Volgens Slomp kàn een zuurstofloze zee zich herstellen. Uit zeebodemonderzoek in de Oostzee bleek dat er de afgelopen 8.000 jaar meerdere periodes van ‘zuurstofloosheid’ zijn geweest. En van herstel. Maar, waarschuwt ze, klimaatverandering gooit roet in het eten. Door warmere temperaturen lost er minder zuurstof in het water op. De zuurstofloze gebieden zijn groter en komen inmiddels overal ter wereld voor, er komen meer voedingsstoffen in het water en dus zal herstel – als zich dat al voor doet – veel langer duren.
Dit artikel afdrukken
In de dode zones komen geen vissen of schelpdieren meer voor, alleen nog micro-organismen.
Het lage zuurstofgehalte wordt veroorzaakt door een overmaat aan mest- en voedingsstoffen (fosfaat, stikstof), die via uitspoeling van landbouwgronden, rivieren en (al dan niet gezuiverd) rioolwater in zee terechtkomen. Eenmaal in de kustwateren leiden de voedingsstoffen tot schadelijke algenbloei. De afstervende algen zakken naar de bodem en verbruiken onderweg alle beschikbare zuurstof.
Bij de verdere algenafbraak, op de bodem, komt het giftige waterstofsulfide vrij. De zuurstofaanvoer van het oppervlaktewater kan het zuurstoftekort in de diepere lagen niet compenseren omdat er weinig mening tussen de waterlagen plaatsvindt. Hierdoor ontstaat uiteindelijk ‘zuurstofloos water’.
Volgens Slomp kàn een zuurstofloze zee zich herstellen. Uit zeebodemonderzoek in de Oostzee bleek dat er de afgelopen 8.000 jaar meerdere periodes van ‘zuurstofloosheid’ zijn geweest. En van herstel. Maar, waarschuwt ze, klimaatverandering gooit roet in het eten. Door warmere temperaturen lost er minder zuurstof in het water op. De zuurstofloze gebieden zijn groter en komen inmiddels overal ter wereld voor, er komen meer voedingsstoffen in het water en dus zal herstel – als zich dat al voor doet – veel langer duren.
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 april krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 april krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
Gert (#4), toen het mij verteld werd was de suggestie dat door die passaatwind het water verticaal ging circuleren, waardoor er erg voedselrijk water uit de diepte aan de Malawi kant boven kwam. Het was geen recent fenomeen; het zou al lang bestaan, en in die zin niets met de huidige klimaatverandering te maken hebben.
Een hypothese zegt: klimaatverandering >> hogere frequentie van El Niño >> warmer water in het Tanganyika meer >> lagere productiviteit >> minder vis.
Een andere effect zou kunnen zijn: een dunnere bovenste laag ( epilimnion ) >> in totaal minder nutriënten in deze laag >> daaronder zit dood water, dus meer dood water. In combi mogelijk met locaal overbevissing.
Kortom: klimaatverandering kan gevolgen hebben voor de visstand en daarmee ook voor de voedselvoorziening.
bron
Het Tjankanjika meer kent, aan de kant van Malawi, door de passaatwind die precies in de lengte over het meer waait, natuurlijke zones met zoveel algen etc dat water zuurstof arm wordt en vissen dood gaan. Van horen zeggen; niet zelf gezien.
"Bij de verdere algenafbraak, op de bodem, komt het giftige waterstofsulfide vrij.", en opwarming gooit roet in het eten. Uiteindelijk kan je omvangrijke dead zones krijgen. Bij zo'n 'anoxic event' kan er dit gebeuren:
"A model put forward by Lee Kump, Alexander Pavlov and Michael Arthur in 2005 suggests that oceanic anoxic events may have been characterized by upwelling of water rich in highly toxic hydrogen sulfide gas, which was then released into the atmosphere. This phenomenon would probably have poisoned plants and animals and caused mass extinctions. Furthermore, it has been proposed that the hydrogen sulfide rose to the upper atmosphere and attacked the ozone layer, which normally blocks the deadly ultraviolet radiation of the Sun. The increased UV radiation caused by this ozone depletion would have amplified the destruction of plant and animal life. Fossil spores from strata recording the Permian-Triassic extinction event show deformities consistent with UV radiation. This evidence, combined with fossil biomarkers of green sulfur bacteria, indicates that this process could have played a role in that mass extinction event, and possibly other extinction events. The trigger for these mass extinctions appears to be a warming of the ocean caused by a rise of carbon dioxide levels to about 1000 parts per million."
Dus nog even doorgaan naar 1000ppm CO2.
Dat het zeeleven lijdt onder de gevolgen van klimaatverandering blijkt ook uit een nieuwe studie in Nature. Zeedieren zoals krabben, kreeften en vis zouden twee keer zo snel het loodje leggen als landdieren, meldt Grist.
Een internationaal team van wetenschappers onderzocht meer dan 400 koudbloedige land- en zeedieren (hagedissen, libellen, kreeften, vissen en schaaldieren) op hun gevoeligheid voor warmte. Daarbij kwamen ze tot de conclusie dat de koudbloedige zeedieren het meest kwetsbaar waren voor warmere temperaturen en warmteveranderingen.
Theoretisch gezien is het zo dat zeedieren voor warmer water kunnen ‘vluchten’ door naar diepere, koudere delen van de oceaan te trekken. Maar niet alle zeedieren zijn in staat om dit te doen (neem bijvoorbeeld de zee-anemoon). En als de hele oceaan meer warmte absorbeert, blijven er steeds minder koude zones over.