Door het warme weer ligt de natuur drie weken voor op schema. Waar we vorig jaar nog konden schaatsen, genieten nu velen buiten van het zonnetje.
Voor mensen met hooikoorts is dat vroege voorjaar slecht nieuws. Voor hen begint de snotterperiode alweer vroeger. Het aantal mensen met ademhalingsallergieën en allergische astma is sinds de jaren ‘50 van de vorige eeuw verdubbeld of zelfs verdrievoudigd. Zo'n 20 tot 30% van de Nederlandse volwassenen heeft er last van. Dat is een echte allergische reactie.

‘Containerbegrip’
Volgens Wichers wordt de term allergie gebruikt als een ‘containerbegrip’. Een allergie is een overgevoeligheidsreactie. Op zichzelf onschuldige stoffen van buiten het lichaam veroorzaken een overdreven en overbodige reactie van het immuunsysteem, soms zelfs met dodelijke afloop. Alle overgevoeligheden waarbij het immuunsysteem geen rol speelt, zijn dus geen allergieën. Lactose-intolerantie, bijvoorbeeld, is daarom geen allergie maar een tekort aan enzymen om de lactose af te breken.

Na verloop van 10 jaar kwamen allergieën in het oosten van Duitsland net zo vaak voor als in het westen. De genetica van de bevolking was niet veranderd; de omgevingsfactoren wel
De immuunreactie
Wichers legt uit dat allergieën het gevolg zijn van een onbalans tussen de T-helpercellen (Th) 1 en 2 van het immuunsysteem. De wipwap hangt teveel naar de Th2-kant. De Th2-cellen maken zogenoemde IgE-type antilichamen aan. Ze ‘plakken’ aan indringers en activeren weer andere cellen om histamine aan te maken. Histamine is het stofje dat de allergische symptomen veroorzaakt. Die IgE-type antilichamen zijn effectief tegen parasieten, maar in onze moderne, hygiënische samenleving hebben we daar amper last meer van. Hierdoor is de kans groter dat ze in onze leefomgeving aan onschuldige stoffen binden. Dat blijkt een voorbode en oorzaak van allergieën.

Allergische aanleg bij geboorte
Bij de geboorte hangt de wipwap al scheef naar de Th2-kant, wat de kans op een allergie dus al vergroot. Maar dat is niet het enige. Bij pasgeborenen is de zuurgraad van de maag lager en de darmwand doorlaatbaarder dan bij oudere kinderen en volwassenen. Dit vergroot de kans dat eiwitten onverteerd in het bloedbaan terechtkomen. En op die eiwitten reageert ons immuunsysteem.

Elk pasgeboren kind heeft deze zogenoemde predisposities voor allergie. Toch ontwikkelt niet iedereen een allergie. De een heeft er meer genetische aanleg voor dan de ander, al weten we daar nog veel te weinig van. De inschatting van de bijdrage van de genetica varieert van 30 tot soms wel 95%.

Een beetje viezigheid
Toen het IJzeren Gordijn tussen Oost- en West-Duitsland nog bestond, kwamen allergieën in West-Duitsland veel vaker voor dan in Oost-Duitsland. Toen het Gordijn verdween en Duitsland weer werd herenigd, haalden de Oost-Duitsers hun achterstand razendsnel in. Na verloop van 10 jaar kwamen allergieën in het oosten van Duitsland net zo vaak voor als in het westen. De genetica van de bevolking was niet veranderd; de omgevingsfactoren wel.

Die omgevingsfactoren hebben waarschijnlijk alles te maken met de bekende hygiëne-hypothese. Die heeft weer alles te maken met die scheef hangende Th1-Th2-wipwap, want de Th1-kant blijkt zich juist te ontwikkelen door contact met micro-organismen in de eerste levensfase. We hebben domweg een beetje ‘viezigheid’ nodig, lijkt het.

Andere mogelijke verklaringen voor het ontwikkelen van allergieën zijn een tekort aan vitamine D door te weinig zonlicht of een minder diverse darmflora.

Je bent niet allergisch voor ijs, maar voor melk
Slechts een derde daadwerkelijk een voedselallergie
Het promotieonderzoek van Dorien Westerlaken (Universitair Medisch Centrum Groningen) liet zien dat zo’n 12% van de volwassenen in Nederland denkt te kampen met een voedselallergie.

Slechts 4%, een derde van de veronderstelde allergiegevallen, heeft er medisch vaststelbaar waarschijnlijk echt eentje te pakken.

Westerlakens respondenten beweerden allergisch te zijn voor ijs, bier, druiven, of algemener: alcohol, suiker, vet, water en E-nummers. "Voor sommige producten kun je best een allergie hebben, maar als je dit product als enige noemt, is dat opmerkelijk. Je bent niet allergisch voor ijs, maar voor melk", zegt Westerlaken.

Voedselprovocatietest
Hoe kom je erachter of en waarvoor je allergisch bent? Een arts doet een anamnese en stelt je dan allemaal vragen over je leefpatroon, familie, wat je eet, en nog veel meer. Daarna kun je je bloed laten testen op specifieke IgE-type antistoffen. Worden die gevonden, dan zegt dat nog niet dat het stofje daadwerkelijk een merkbare immuunreactie uitlokt.

Met een huidpriktest kun je een stap verdergaan. Met vloeistofdruppeltjes worden allergene eiwitten op de huid gebracht. Als je een allergische reactie vertoont als er naaldjes doorheen worden geprikt en er dus contact is met het bloed, dan ben je gesensibiliseerd voor die stof.

Maar pas met een voedselprovocatietest weet je zeker dat een bepaalde stof daadwerkelijk een allergische reactie uitlokt in real life. Het liefst doe je dat ook met een placebo om te controleren of het echt aan het stofje ligt. Kortom, een allergie vaststellen is een hele klus. Geen wonder dat er zoveel onduidelijkheid over allergieën bestaat.

De achilleshiel van allergie. Wat is voedselallergie, waar komt het van en is het te verslaan verscheen afgelopen december bij uitgeverij Wageningen Academic Publishers.
Dit artikel afdrukken