Wetenschappers van de Universiteit van Granada waarschuwen dat bonnetjes die gemaakt zijn van thermisch papier met de nodige voorzorg moeten worden behandeld. Je weet wel, het zijn die bonnetjes waarvan de inkt zo snel vervaagt.

Bisphenol A
Uit het Spaanse onderzoek naar 112 soorten bonnetjes uit Frankrijk, Spanje en Brazilië blijkt dat meer dan 90% van de bonnetjes uit Spanje en Brazilië bisphenol A (BPA) bevat. BPA is een bekende hormoonverstoorder die onvruchtbaarheid, overgewicht en kanker kan veroorzaken in hormoongevoelige organen. Borstkanker is een bekend voorbeeld.

Franse bonnetjes komen minder kritisch uit de test. In Frankrijk bleek ‘slechts’ de helft van de bonnetjes BPA te bevatten. De Franse overheid onderneemt sinds 2014 actie om het gebruik van deze chemische stof in thermisch papier aan banden te leggen ter bescherming van de bevolking. Toch blijkt de Franse wetgever onvoldoende te hebben nagedacht over de gevolgen. Franse bedrijven stapten als alternatief voor BPA over op bisphenol S (BPS). “BPS ook een hormoonverstoorder en is de impact op het milieu is groter dan die van BPA, dus het is geen goede optie”, zegt Nicolás Olea, hoofdauteur van de Spaanse studie.

“Dit is verder bewijs dat er iets misgaat in toxiciteitscontroles voor chemische stoffen in onze omgeving. Het lijkt erop dat het regelgevingsbeleid a posteriori wordt vastgesteld, wanneer de blootstelling aan mensen inmiddels een voldongen feit is. De veiligheid van honderdduizenden jonge mensen die achter de kassa’s van supermarkten en andere winkels zitten is niet voldoende geborgd", waarschuwt Olea.

'Gebrek aan bewijs is niet hetzelfde als gebrek aan effect'
Het gevecht tegen hormoonverstorende stoffen is al langer gaande. In 2004 werden de populaire Scoubidou-touwtjes uit de handel gehaald toen bleek dat ze een hoge dosis aan weekmakers bevatten. Dit zijn stoffen die het plastic soepel maken, de zogenoemde ftalaten. Volgens het RIVM verstoren ze de ontwikkeling van de zaadballen. En volgens neurotoxicoloog Remco Westerink zijn ze ook in verband gebracht met ADHD, autisme en een vertraagde ontwikkeling in het algemeen.

Een jaar na het Scoubidou-incident kwam er een Europees verbod op 6 ftalaten. Ze mogen niet meer in speelgoed gebruikt worden en 3 ervan mogen niet meer in persoonlijke verzorgingsproducten voorkomen.

Dat klinkt als een positieve ontwikkeling, maar Majorie van Duursen, hoogleraar toxicologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam, ziet een mogelijke keerzijde. “Ze worden nu vervangen door weekmakers waarvan de werking minder goed is onderzocht. En gebrek aan bewijs is niet hetzelfde als gebrek aan effect.” Zo creëert iedere oplossing een mogelijk nieuwe probleem, net zoals de vervanging van BPA in Frankrijk door BPS, een stof met mogelijk nog meer ongewenste eigenschappen.

Als je er niet naar zoekt, dan zal je het ook niet vinden
Effecten zijn onduidelijk
Hoe komt het toch dat er zo weinig bekend is over de hormoonverstorende effecten van stoffen? Van Duursen: “Ik denk omdat de effecten vaak niet heel duidelijk zijn. Baby’s krijgen bijvoorbeeld niet ineens een extra vinger. Dat zou opvallen, en vaak zijn het geen levensbedreigende ziektes. Het gaat om effecten als verminderde vruchtbaarheid of een verstoorde menstruele cyclus. Dat zijn lastige effecten om te onderzoeken. Daarnaast wordt er vaak ook niet naar dit soort eindpunten gekeken in testen. En als je er niet naar zoekt, dan zal je het ook niet vinden.”

Wat is er nodig om wel te vinden wat we willen weten? Van Duursen: “Voor toelating op de Europese markt moeten chemische stoffen (inclusief industriële chemicaliën, pesticiden, biociden, cosmetica, voedseladditieven) beoordeeld worden op veiligheid. Voor sommige wettelijke kaders (pesticiden, biociden) moet ook de hormoonverstoring worden beoordeeld. Voor chemische stoffen die vallen onder de REACH wetgeving wordt dat soms ook gedaan, maar alleen als daar aanleiding toe is. Helaas zijn de verplichte testen weinig gevoelig voor het detecteren van hormoonverstoring (bijvoorbeeld omdat dieren alleen tijdens volwassenheid blootgesteld worden en niet tijdens ontwikkeling) of de testen missen belangrijke eindpunten om hormoonverstoring aan te tonen."

50-miljoen investering
De EU steekt in totaal €50 miljoen in 8 verschillende onderzoeksprojecten die hormoonverstoorders en mogelijke risico’s beter in kaart moeten gaan brengen. De projecten zijn begin dit jaar gestart en duren 5 jaar.

Een van die projecten is FREIA, dat zich richt op de vrouwelijke vruchtbaarheid. Van Duursen is de coördinator van dit project waarvoor €6,1 miljoen beschikbaar is. Volgens Van Duursen is van een aantal stoffen al bekend dat ze een hormoonverstorend effect hebben op de vrouwelijke vruchtbaarheid, zoals BPA en ftalaten, maar ook ketoconazole en perfluorverbindingen.

Met het project wil Van Duursen onderzoek doen naar betere testmethoden om de effecten van hormoonverstoorders vast te kunnen stellen. “Nu wordt”, zegt ze, “veelal gekeken naar aantal eicellen of dat een vrouwtjesrat nakomelingen kan voortbrengen. Dat zijn geen goede maten om vrouwelijke vruchtbaarheid te meten, dus we hebben betere biomarkers nodig om de verstoring te testen. Die willen we halen uit beschikbare gegevens van mensen, met name vrouwen die In Vitro Fertilization (IVF) hebben ondergaan. Vervolgens gaan we in vitro (niet met mensen, maar met cellen in buisjes dus) testen ontwikkelen om de nieuwe biomarkers te meten, en we gaan kijken of we betere biomarkers aan bestaande ratten-testen kunnen toevoegen.”

De andere 7 projecten hebben allemaal een andere focus. Onder meer schildklierhormonen, ontwikkelingsneurotoxiciteit, en metabole ziektes als obesitas. Van Duursen: “We hebben een overkoepelend samenwerkingsverband opgezet tussen deze projecten, zodat we optimaal van elkaar kunnen leren en gebruik kunnen maken van de verworven kennis.”
Dit artikel afdrukken