Uit een groot recent Amerikaans bevolkingsonderzoek, in december verschenen in Pediatrics, komen verontrustende getallen over voedselallergieën onder kinderen naar voren.

Iets minder dan 8% van de jonge Amerikanen is allergisch voor een of meerdere soorten voedsel. Volgens de opgaven van hun ouders is dat zelfs 11%. Van de Amerikaanse volwassen kampt 10% met een voedselallergie, en denkt 19% zelfs een voedselallergie te hebben, blijkt uit een deze week verschenen studie.

Deze en vele andere recente studies signaleren een sterke toename van voedselallergieën in westerse landen. Uit het verschil tussen het aantal vermoede gevallen en de feitelijke gevallen blijkt dat het lastig is om vast te stellen, zeker door bezorgde ouders, of een kind werkelijk last heeft van een voedselallergie. Dat wordt bepaald aan de hand van bepaalde biomarkers in het bloed.

Alarmerend is niet alleen de toename van ziektegevallen, maar ook de oorzaak daarvan. In veel gevallen is de oorzaak niet te achterhalen. Daarnaast blijft het de grote vraag waarom zoveel kinderen allergieën ontwikkelen.

Geen eenduidig antwoord
Om met dat laatste te beginnen: daar is geen eenduidig antwoord op. In een artikel van de BBC komen een aantal mogelijke oorzaken aan de orde. De eerste is de bekende hygiëne-hypothese. Kinderen leven in een te schone omgeving, waardoor hun immuunsysteem onvoldoende belaagd wordt door allergenen en zich niet voldoende ontwikkelen kan.

Een tweede mogelijkheid is een tekort aan vitamine D. Dat is nodig voor de ontwikkeling van het immuunsysteem. Maar veel kinderen, over de hele wereld, komen te weinig buiten en krijgen niet genoeg vitamine D uit voeding. Volgens de BBC is het vitamine D tekort onder kinderen in de Verenigde Staten in een decennium verdubbeld.

Een derde mogelijkheid is de ‘dual allergen exposure’-theorie, die kortweg neerkomt op een goede timing. Het immuunsysteem reageert als het de eerste keer met een allergeen te maken krijgt met het aanmaken van een antistof. Maar als de timing niet goed is of er is contact met een allergeen door de huid, dan ontwikkelt zich geen tolerantie, maar een allergie. Het proces van sensibilisatie heeft dan een verstoord verloop.

De veranderingen in het dieet van de westerse mens in de laatste decennia hebben volgens immunologen grote invloed op die sensibilisatie. Veel onderzoekers zoeken het in die richting.

De Amerikaanse kinderen uit het onderzoek zijn allergisch voor pinda’s, zuivel, schaal- en schelpdieren en noten. Veertig procent van hen reageert heftig, vaak met een anafylactische shock op een zeer geringe hoeveelheid allergeen. Bekend zijn de gevallen van kinderen die niet in de buurt van een pinda of sesamzaad kunnen komen. Een Britse teenager overleed nadat ze een broodje at waarin sesamzaadjes waren verwerkt.

In Australië is het aantal bekende gevallen van voedselallergie onder kinderen het hoogst van alle westerse landen. De HealthNut study laat ook veel intolerantie voor eieren onder jonge kinderen zien.

De 1,6 miljoen Amerikaanse kinderen met een pinda-allergie zouden misschien geholpen zijn met een aanpak volgens het LEAP-protocol, Learning Early About Peanut.

De oplossing zit niet in het vermijden van contact met pinda’s, maar juist in het gedoseerd, van jongs af aan, in contact brengen met producten waarin pinda’s zitten. Want algemeen wordt de toename van voedselallergieën vooral toegeschreven aan het verminderde contact van kinderen met allergenen die het immuunsysteem trainen.
Dit artikel afdrukken