Het ministerie van Landbouw is de weg kwijt bij het uitdelen van de fosfaatrechten aan melkveebedrijven. Aanvankelijk belandden de rechten ook bij vleesveehouders, later werden deze weer deels ingetrokken omdat deze dieren niet onder de definitie van melkvee vielen. Nu blijkt dat er ook rechten zijn uitgedeeld per hectare grasland, en zelfs bouwland en natuurterrein. Of een hectare grond wel onder de definitie van melkvee valt, valt te betwijfelen. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) stelt 120 kg fosfaatrechten beschikbaar per hectare fosfaatarme bodem, voor fosfaatrijk bouwland zijn 50 fosfaatrechten per hectare te verkrijgen. Ook voor natuurterrein worden fosfaatrechten beschikbaar gesteld, afhankelijk van de inrichting 20 tot 70 kg per hectare.
Dat schrijft landbouwjournalist Geesje Rotgers die het ministerie op de huid zit met feitelijke kritiek op de uitvoering van het fosfaatrechtenbeleid. Volgens het ministerie heeft Rotgers ongelijk. Rotgers reageert dat het ministerie de tekst van RVO nog maar eens moet lezen: "In de beschikking staat zwart-op-wit dat de fosfaatrechten zijn toegekend aan de hectares grond."
v-focus - Minister Schouten deelde ook fosfaatrechten uit per hectare bouwland en natuurterrein | V-focus
Dat schrijft landbouwjournalist Geesje Rotgers die het ministerie op de huid zit met feitelijke kritiek op de uitvoering van het fosfaatrechtenbeleid. Volgens het ministerie heeft Rotgers ongelijk. Rotgers reageert dat het ministerie de tekst van RVO nog maar eens moet lezen: "In de beschikking staat zwart-op-wit dat de fosfaatrechten zijn toegekend aan de hectares grond."
Morgenmiddag zal er tijdens het AO wel antwoord komen vanuit LNV. Een grote puinhoop is het zeker geworden. Maar hier spinnen vast weer mensen en organisaties garen bij.
Het is m.i. simpel. Grondgebonden bedrijven zijn ontzien bij de korting (8.3%) op fosfaatrechten. Of een bedrijf grondgebonden is wordt bepaald door de hoeveelheid fosfaat waarmee bemest mag worden, dus of afvoer van mest nodig is. Die hoeveelheid is afhankelijk van de fosfaattoestand: fosfaatarme gronden mogen meer fosfaat als mest krijgen dan fosfaatrijke gronden. Een bedrijf met een lage fosfaattoestand van de bodem zal dus bij een gelijke veebezetting meer grondgebonden zijn dan een bedrijf met een hoge toestand en dus meer rechten krijgen, door geen of een beperktere korting.
Frans Aarts,
Goede reactie! Inderdaad voor grondgebondenheid is de plaatsingsmogelijkheid van mest op grond die bij het bedrijf in gebruik is van belang, dus van belang is de fosfaattoestand bij landbouwgrond en de toegestane hoeveelheid fosfaat bij natuurterreinen.
Niet erg duidelijk bovenstaand artikel.
Als ik Frans goed begrijp is dit nou kringlooplandbouw: je berekent de bemestingsbehoefte, bepaalt de hoeveelheid koeien die nodig zijn om die te produceren, importeert veevoer (met kunstmest gemaakt) en dan heb je fosfaatrechtenquota.
Best knap. Zo knap dat ik het niet verwacht van juristen.
Die rechten waren er toch om per beest niet te veel fosfaat uit te scheiden obv een plafond?
Er zijn geen agroecologische afwegingen gemaakt. Toch?
Dick #4, een mooi voorbeeld van klok en klepel. Maar troost je, dat is niet uitzonderlijk in de journalistiek.
Het zit m.i. in grote lijnen zo. In 1992 kregen we de EU-Nitraatrichtlijn, waar we in Nederland de eerste 10 jaar geen of een niet passende invulling aan gaven. In 2002 moesten we met het water voor de dokter: “Dokter we hebben veel te veel mest, vee ruimen stuit op zwaar verzet (machtige landbouworganisaties), dus sta ons een derogatie toe”. EC ging accoord met dat verzoek onder de begrijpelijke voorwaarde dat Nederland de veestapel niet verder laat groeide. Als maatstaf werd (heel begrijpelijk, maar vergt teveel uitleg) de mest-fosfaatproductie genomen. Dat was voor NL geen probleem omdat de veestapel toch al begrensd was door dierrechten (varkens, kippen) en melkquotum (melkvee).
In de landbouw kreeg deze vrij ‘loze’ voorwaarde geen aandacht. De aandacht ging naar stikstof in de mest omdat die lange tijd beperkend was voor de hoeveelheid dierlijke mest die je mag uitrijden, een fosfaatoverschot op de percelen werd tot voor enkele jaren gedoogd (en door de landbouw verkondigd als noodzakelijk voor behoud van bodemvruchtbaarheid). Vrij recent geldt evenwichtbemesting met fosfaat als uitgangspunt, mede naar aanleiding van de EU-Kaderrichtlijn Water. De aanvoer als mest mag niet meer zijn dan de afvoer als geoogst gewas, met een correctie voor de fosfaattoestand van de grond. Als die te laag is mag extra worden bemest, te hoog betekent minder. In de meeste gevallen werd nu fosfaat beperkend voor de hoeveelheid mest die mag worden uitgereden. Pas toen werd fosfaat een serieus item in boerenkringen.
Toen de melkquotering in 2014 werd afgeschaft dacht de sector oprecht een uitbreiding lange tijd te kunnen opvangen door minder excretie per kg melk, o.a. door efficiënter te voeren. In theorie is dat ook mogelijk, maar sectorbestuurders misten daarvoor benodigde pressiemiddelen en gezag. De regering en volksvertegenwoordiging kan verweten worden dat het onverantwoord was te koersen op beloften van sectorbestuurders die ze net daarvoor tandeloos hadden gemaakt. Op bevel van VVD werd het Productschap Zuivel afgeschaft, een sectororganisatie die maatregelen collectief bindend kon verklaren. Voor zover er nog enige macht was, lag die bij de melkverwerkers, met name bij Friesland Campina, die wel kennis had van melkverwerking maar nauwelijks van het boerenbedrijf. De melkverwerkers hadden voor een nieuwe quotering kunnen zorgen.
Uiteraard accepteerde de EC niet dat Nederland zich niet aan de afspraken hield. Het teveel aan mest moest worden beperkt door een deel van de groei van de veestapel terug te draaien. En dat moest snel gebeuren. Met instemming van de sector is ervoor gekozen om bedrijven die hun mest op het eigen bedrijf kwijt kunnen, volgens de wettelijke bemestingsnormen, niet te korten. Dat zou je een agro-ecologische afweging kunnen noemen. Bedrijven zonder mestoverschot voeren niet meer fosfaat met aangekocht veevoer aan als ze afvoeren met melk en vee. De last van de krimp werd daardoor enkel gelegd bij de overschotbedrijven, ook bij de bedrijven waarvan de veestapel niet was gegroeid.