Het lijkt alsof we in Nederland kringlooplandbouw een paar jaar geleden opeens uitgevonden hebben. In de Volkskrant las ik een vrolijk makend plaatje met een nadrukkelijk kruis door krachtvoer en kunstmest en groene pijltjes bij voer van Nederlandse grond en resten van de voedingsmiddelenindustrie. Zo’n plaatje werkt enthousiasmerend op het publiek en doet een belofte. Wie er getallen aan probeert te hangen, zal ontdekken dat die praktijk niet klopt. Alleen heel schrale boerensystemen komen een beetje in de buurt.



Verschillende betekenissen
De term kringlooplandbouw is verwarrend, omdat verschillende gebruikers er verschillende dingen mee bedoelen. De kringloop kan betrekking hebben op biomassa (C, koolstof), fosfaat (P) of stikstof (N). Verder is het essentieel om de grenzen van het systeem netjes aan te geven. Een kringloop kan betrekking hebben op een bedrijf, regio, land of zelfs de hele wereld omspannen. In de kringloopdiscussie zoals die door de WUR aangezwengeld is en die later in de visie van minister Schouten terugkomt, wordt dat omzeild met de pakkende slogan “lokaal waar kan, globaal waar het beter of nodig is”.

In zijn meest basale vorm gaat het om het uitwisselen van reststromen uit de verschillende sectoren. Akkerbouwers produceren stro of bietenkoppen, die door veehouders gebruikt kunnen worden en die resulteren in mest. De akkerbouwers kunnen op hun beurt een deel van de mest van de veehouders gebruiken op hun land.

Van de stikstof die in 2015 via veevoer en kunstmest in de landbouw werd aangevoerd, kwam maar 45% in dierlijke en plantaardige produkten terecht
De idylle van het bijna verdwenen gemengde bedrijf herleeft. Dat beeld wordt ook door Carola Schouten aangehaald en komt voort uit ideeën van WUR experts. Zij gaan ervan uit dat op dit moment veel reststromen niet of niet optimaal (in het gelinkte artikel wordt het woord 'optimaal”maar liefst 20 keer gebruikt) ingezet worden. WUR-kringloopman Martin Scholten gebruikte inmiddels in vele presentaties suikerbietenblad als voorbeeld. Het loof moet naar de koeien, benadrukt hij keer op keer. Daarmee zaagt hij de tweede poot onder de kringloop - goed bodembeheer - weg en maakt daar een bijzaak van. Een goede bodem is niet gebaat bij koeienvoer, maar bij zelf gevoed worden met organische stof en andere nutriënten die niet ergens anders moeten belanden. Ik kom in een latere tekst terug met cijfers over de bijdrage dat Scholtens bietenloof levert aan de kringloop en de uitstoot van klimaatgassen die daarmee gepaard gaat.

Mens laat kringloop leeglopen
Het centrale probleem voor de kringlooplandbouw is het eigenlijke doel: de menselijke consumptie. Elk jaar wordt door die consumptie in de vorm van afgevoerde nutriënten een kwart tot de helft van de nutriënten als stikstof en fosfaat uit de cyclus gehaald. Zolang die niet teruggebracht worden in de kringloop, blijft het rommelen in de marge. De kringloop loopt immers in hoog tempo leeg, zoals een eerste blik op de cijfers van de belangrijkste in de kringloop te recycleren stoffen leert.

De nutriëntenbalans voor stikstof (N) die opgesteld is door het Planbureau voor de Leefomgeving leert dat kringlopen niet zo efficiënt - 'optimaal' - zijn te realiseren als wordt gesuggereerd. Van de stikstof die in 2015 via veevoer en kunstmest in de landbouw werd aangevoerd, kwam maar 45% in dierlijke en plantaardige produkten terecht en er verdwijnt 332 miljoen kilo N direct naar het milieu. Om het nog wat erger en realistischer te maken: ook de 45% die wél in voedselprodukten terecht komt, verlaat via onze toiletpot de landbouwkringloop. Er is dus weliswaar sprake van een kringloop, maar dan wel eentje die steeds opnieuw forse voeding van buitenaf nodig heeft om te blijven draaien.

Het project Koeien en Kansen komt met een N efficiëntie van 33% voor de geselecteerde bedrijven. Dat is ietsje beter dan de groep controle-bedrijven, die 29% halen. Dat vertaalt zich in een N overschot van 200 kg per hectare. Om zo’n getal in perspectief te plaatsen: de gemiddelde N-kunstmest-gift in Afrika in 2014 was 14,45 kg/ha.



Een onderzoek van een groep wetenschappers van het Louis Bolk Instituut bevestigt dit beeld. Zij probeerden de stikstofefficiëntie per land te berekenen. Voor Nederland komen ze uit op een N-efficiëntie van 25%. Die score is vergelijkbaar met het Europees gemiddelde.

Iedereen die het woord kringlooplandbouw in de mond neemt, wil ik uitdagen daar cijfers aan vast te plakken
De N-efficiëntie lijkt sterk samen te hangen met het type landbouwsysteem. Meer vee leidt tot een lagere efficiëntie. Ierland scoort 10%; Italië 40%. Het Louis Bolk-rapport noemt ook twee landen die het qua efficiëntie erg goed doen: Rwanda en Nepal, beide met een efficiëntie van meer dan 100%. In die gevallen gaat een hoge efficiëntie echter gepaard met een lage voedselproductie en lage N-kunstmestgift.

Liever geen volksverlakkerij
Als we het Volkskrantplaatje van harde cijfers voorzien, dan verbleekt het. Er gaat een rood kruis door 669 miljoen kilo stikstof; het groene pijltje van de reststromen is opeens goed voor 17 miljoen kilo N. De grootte van het zwarte koetje in het Volkskrantplaatje krimpt daardoor aanzienlijk en wordt veel kleiner dan nu is afgebeeld.

Mooie verhalen over kringlooplandbouw zijn aanstekelijk, maar wat het concept werkelijk betekent wordt duidelijk als er cijfers ingevuld moeten worden. Kringlopen met zulke grote verliezen zijn een open gat; de landbouw in Nederland scoort niet bijzonder goed. Wel ligt er een mooie uitdaging om de N-efficiëntie te vergroten en daar zijn heel veel manieren voor aan te geven. Maar dat gaan Schouten en Scholten beslist niet doen omdat het niet gaat via de dierlijke weg die zij zich voorstellen.

Iedereen die het woord kringlooplandbouw in de mond neemt, wil ik uitdagen daar cijfers aan vast te plakken. Het simpelweg vertellen van mooie verhalen in combinatie met dito plaatjes, zonder de stromen te kwantificeren is volksverlakkerij.
Dit artikel afdrukken