De afgelopen 35 jaar richtte het preventiebeleid in de zorg zich vooral op het verminderen van de gezondheidsverschillen tussen mensen met een hoge en een lage sociaaleconomische status (SES). Die verschillen zijn niet verdwenen en blijken op een aantal vlakken zelfs toegenomen. Tegelijkertijd “kunnen we na enkele decennia van beleidsinspanningen vaststellen dat Nederlanders gezonder zijn geworden”, aldus de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) in de Policy Brief. Hoe dat kan? De algehele gezondheid werd beter, maar de verschillen schoven mee in de weg naar boven. Bovendien wisten mensen met de hoogste SES het meest te profiteren van het betere beleid.

De focus op verschillen leidt volgens de WRR tot een frustratie die de behaalde successen overschaduwt. Dat mag zo zijn, maar de WRR lijkt even te vergeten dat we dikker blijven worden ook al doen we het wat beter dan vele andere landen van Europa.

Blokhuis: Jullie mogen verwachten dat de Rijksoverheid zijn verantwoordelijkheid neemt als de markt dat niet doet. Wacht eerst het Preventieakkoord maar af
De WRR vindt dat de beleidsfocus moet worden verlegd van het verkleinen van SES-verschillen in gezondheid naar wat de Raad noemt het 'gezondheidspotentieel'. Met die term doelt de Raad op gezondheidswinst die geboekt kan worden of gezondheidsverlies dat vermeden kan worden in specifieke doelgroepen. De aandacht moet uitgaan naar groepen waar de kans op verbetering het grootste zicht op resultaat biedt.

In lijn met die gedachte stelt de WRR voor universeel beleid te blijven voeren en extra aandacht te geven aan speciale doelgroepen. Grote winst is bijvoorbeeld te behalen tijdens het begin van leven (een focus op de gezondheid van het kind, zelfs nog vóór de geboorte, kan veel trammelant voorkomen), bij mensen met de grootste gezondheidsachterstand, en bij de drie belangrijkste veroorzakers van de ziekten, namelijk roken, alcoholgebruik en overgewicht. Niet geheel toevallig zijn dit ook de onderwerpen van de preventietafels die moeten leiden tot het Preventieakkoord.

Bovendien pleit de WRR voor meer onderzoek naar de psychische gezondheid van Nederlanders. De hoeveelheid jongeren – met name die met een lage sociaaleconomische status – met stemmings- en angststoornissen neemt toe. Volgens prof. dr. Marianne de Visser, medeauteur van de Policy Brief, zou ook dit onderwerp een eigen preventietafel verdienen. Ten slotte vindt de Raad dat er op dit moment onvoldoende bekend is over de effecten van beleid en interventies en pleit daarom voor meer onderzoek en monitoring, een taak die vooral lokale overheden toekomt.

De WRR vindt dat de nationale overheid nog meer de regie moet nemen bij preventie. Het Rijk moet de prioriteiten stellen als hoeder van de gezondheidszorg, zo stelt de Raad. Ook bedrijven die “elkaar nu zoet houden met beloften over zelfregulering moeten tijdslimieten krijgen”, aldus De Visser. Volgens minister Blokhuis zal het Preventieakkoord soelaas bieden: “Jullie mogen verwachten dat de Rijksoverheid zijn verantwoordelijkheid neemt als de markt dat niet doet. Wacht eerst het Preventieakkoord maar af.” De bewindsman draait het dus om. De markt is aan zet. Als die onvoldoende functioneert, grijpt de overheid in.
Dit artikel afdrukken