In 2016 gebruikte de Nederlandse landbouw 5,7 miljoen kilo chemische middelen (gemeten in werkbare stof), meldt het CBS. Dat is 3,5% minder dan in 2012, het tijdstip van de vorige meting. Toch nam de dosering aan chemische gewasbeschermingsmiddelen per hectare met 2% toe, van 7,8 kilogram per hectare naar 8,0 kilo. Dat komt doordat het aantal hectare waarop chemische middelen worden gebruikt, met 5% daalde. "Er is zo’n 40.000 hectare minder bespoten, ten opzichte van 2012. Dat komt vooral door het gestegen areaal biologische landbouw," zegt Cor Pierik, landbouwwoordvoerder bij het CBS. Teelten waar weinig gespoten wordt, zoals mais en tarwe namen in areaal af; van tulpen en lelies, middelenintensieve teelten, nam het areaal juist toe.

Fungiciden meest gebruikte middel en lelieteelt meest middelenintensief
De meest gebruikte middelen (2,8 miljoen kilo) zijn bestrijdingsmiddelen voor schimmels en bacteriën. Het gebruik hiervan daalde met bijna 3% ten opzichte van 2012. Voor onkruidbestrijding en loofdoding werd 1,5 miljoen kilo ingezet, ruim 15% minder dan in 2012. Ook het gebruik van chemische middelen tegen insecten en mijten daalde, met 26% tot 96.000 kilo werkzame stof. Voor slakkenbestrijding, plantengroeiregulatie en kiemremming en andere vormen van gewasbescherming werden juist weer wat meer chemische middelen gebruikt.

De akkerbouw nam 3,6 miljoen kilo voor zijn rekening, waarvan 2,3 miljoen kilo voor de bescherming van aardappelen (40% van het totaal). De bloembollenteelt was goed voor 1,2 miljoen kilo, de fruitteelt voor 500.000 kilo. Van alle gewassen zijn leliebollen het meest 'middelenintensief': per hectare werd in 2016 125 kilogram chemische middelen gebruikt. Appels, peren, bloemen onder glas, tulpen, overige bloembollen en pootaardappelen gebruikten tussen de 20 en 35 kilogram per hectare, bij de overige gewassen ligt het gebruik lager.

Residuen in ons eten
Over het risico dat er van al die middelen resten in ons eten achterblijven, hoeven we ons geen zorgen te maken, schrijft Boerderij. Uit een woensdag verschenen rapportage van de Europese voedselveiligheidsautoriteit EFSA blijkt meer dan de helft van alle 85.000 geanalyseerde monsters (op 791 bestrijdingsmiddelen) geheel vrij van ongewenste residuen. In totaal bleef 96% binnen de wettelijke minimumnormen voor resten van gewasbeschermingsmiddelen. Van de 5.500 geteste monsters van biologische voedingsmiddelen was 83% vrij van residuen en bleef 98,7% binnen de wettelijke limieten.

UPDATE, 27 juli 13.00uur:
LTO Nederland, LTO Glaskracht Nederland en KAVB reageren met een persbericht op de cijfers van CBS. De presentatie van de cijfers door het CBS levert een vertekend beeld op. Uit de CBS-cijfers blijkt onvoldoende dat de milieulast veel sneller afneemt dan de kilo-vermindering (-3,5%) doet vermoeden, doordat de middelen die nu gebruikt worden het milieu vele malen minder belasten en ook steeds vaker biologische middelen zijn.

De cijfers die het CBS naar buiten bracht gaan over 2016. Die cijfers zijn afgezet tegen het gebruik in 2012. In totaal is 5,7 miljoen kilogram werkzame stof gebruikt voor de bestrijding van schimmels en bacteriën (-3%), onkruiden en loofdoding (-15%) en insecten en mijten (-26%). “Dit zegt nog zo weinig over de milieubelasting. We zijn in de loop der jaren over de hele linie overgestapt naar middelen die veel minder belastend zijn voor water, insecten, schimmels, biodiversiteit. Dat komt in de cijfermatige benadering van het CBS niet tot uiting. De CBS-rapportage vertelt niet het hele verhaal. Dat is zo jammer van dergelijke berichten”, zegt LTO bestuurder Joris Baecke. Het CBS geeft geen toelichting op de trends in de land- en tuinbouw. “Je kunt dus het bericht beginnen met ‘3,5% minder en 5,7 miljoen kilo’. Dat zal feitelijk juist zijn, maar duidt niet op wat de trend is bij boeren en tuinders. We gebruiken minder en steeds vaker biologische middelen”, aldus Baecke.

Bollenteelt
Bijvoorbeeld in de lelieteelt. In 2016 bestond de gewasbescherming in de lelieteelt voor meer dan 75% uit biologische middelen; in 2012 was dit nog 63%. Het meest gebruikte middel is minerale olie, dat door Skal is geplaatst op de inputlijst voor de biologische landbouw. Daarnaast maakt de lelieteelt ook gebruik van knoflook- en zeewierextracten. Het totale aantal kilo’s is hoog (2016: 125 kilo per hectare), maar dit kan worden verklaard door het grote gebruik van biologische middelen. Middelen uit de biologische teelt vallen in de systematiek van het CBS onder de chemische gewasbeschermingsmiddelen.

André Hoogendijk, adjunct-directeur van de KAVB (bloembollen): “Hoewel er grote milieuwinst is door het gebruik van biologische middelen, tellen ze wel zwaar mee in het aantal kilo’s. Dat verklaart waarom de lelieteelt hoog scoort in het gebruik in kilo’s. Minerale olie staat bekend om een uiterst lage milieubelasting, tot zelfs een belasting van 0 (nihil) voor waterleven en grondwater." Lelietelers gebruiken minerale olie om een dun filmlaagje aan te brengen op het gewas, waardoor luizen de lelies niet kunnen aanprikken.

Glastuinbouw
Het gebruik aan gewasbeschermingsmiddelen (kilo’s) in de snijbloemen en potplanten onder glas is met 37% gedaald. Tussen 2012 en 2016 is het totale areaal van deze sector ook iets afgenomen. Dit betekent nog steeds een aanzienlijke daling van het gebruik van chemie met ruim een kwart (26%) per hectare.

In de Nederlandse glasgroentesector is het totale gebruik aan gewasbeschermingsmiddelen het laagst van alle land- en tuinbouwsectoren. Per hectare was het gebruik reeds laag door de toepassing van biologische bestrijders en is nu gestabiliseerd. Op alle vruchtgroentebedrijven worden biologische bestrijders ingezet om planten te beschermen tegen ziekten en plagen. Slechts ter correctie worden gewasbeschermingsmiddelen ingezet. “De Nederlandse glastuinbouwsector is de kraamkamer van de biologische gewasbescherming. Geïntegreerde gewasbescherming is in onze sector de norm. Door innovatie en samenwerking kunnen we in de toekomst emissievrij en residu loos telen”, stelt voorzitter Sjaak van der Tak van LTO Glaskracht Nederland.

Ambitie
Van der Tak: “Boeren en tuinders hebben veel meer ambitie om groen te ondernemen dan vaak wordt gedacht. Helaas verloopt de toelating van innovatieve, groene gewasbeschermingsmiddelen veel trager dan noodzakelijk. De toelatingsprocedures zijn ingewikkeld en kostbaar. Dit remt de ambitie om met zo min mogelijk gewasbeschermingsmiddelen te telen. Dit betekent bovendien dat de Nederlandse land- en tuinbouwsector haar koppositie op het gebied van duurzame, efficiënte en innovatieve producent van voedings- en siergewassen verliest. Ik roep minister Schouten van LNV dan ook op hier een stokje voor te steken en zich sterker te maken in Europa voor onze groene ambities.”
Akkerbouw De cijfers van het CBS zijn niet even eenduidig. Bijvoorbeeld waar het gaat om het onderscheid onkruid en loofdoding. “Dat is niet hetzelfde maar valt bij het CBS onder een categorie”, zegt Jaap van Wenum. “Overigens gebruiken we wel 15% minder. Wat echt een positieve ontwikkeling is, is daling van gebruik van insecticiden. 26% minder. Dat getal springt er positief uit.”
Dit artikel afdrukken