In alle rijke landen is de verbeterde productiviteit de afgelopen decennia verantwoordelijk geweest voor grotere oogsten per hectare. De investeringen, zowel publiek als privaat, stegen fors in de laatste helft van de vorige eeuw. Dat ging doorgaans gepaard met minder grondgebruik en lagere (arbeids)kosten. De onderzoekers berekenden dat de totale input (geld, arbeid, grond, materiaal) tussen 1961 en 2014 met 14% afnam, terwijl de output (productiviteit, opbrengst) met 98% steeg. Die stijging ging gelijk op en werd mede gedreven door de toename van de investeringen in R&D.

De groei van de landbouw in de rijke landen maakte een transitie door van afhankelijkheid van hulpbronnen (‘resource-dependent’) naar opbrengst-gestuurd (‘productivity-led’). In het Nederlands zouden we die ontwikkeling van grondgebonden naar niet-grondgebonden noemen.

Door de aanvoer van meststoffen, water, voeding en bodemstructuren zijn landen technisch in staat overal plantaardige teelten te realiseren. Door de aanvoer van voer - dat echter wel van akkers, grondgebonden teelt, afhankelijk blijft - geldt hetzelfde voor dierhouderij, met name voor kippen en varkens.

Onvoldoende terugverdientijd
Er zijn andere beperkende factoren dan het gebrek aan geld. De investeringen in de ontwikkeling van nieuwe technologie in de landbouw (zoals zelf ontwikkelde nieuwe zaadvariëteiten) zijn hoog. Omdat de producten daarentegen goedkoop te distribueren en te kopiëren zijn, kan het bedrijf dat de innovatie realiseert die zelf onvoldoende snel terugverdienen om zijn kosten goed te maken en er iets aan over te houden. Boerderijen, ook grote, zijn te klein om hun eigen research te doen. Daar komt bij dat de landbouw zich aanpast aan de plaatselijke omstandigheden, zodat een grote diversiteit aan technologieën ontstaat die alleen in specifieke contexten te gebruiken valt.

Landen als de Verenigde Staten en Canada lieten tot voor kort een enorme groei in productiviteit zien. In Noord-West Europa, dus ook Nederland, stagneerde de groei in de jaren tachtig, maar verbeterde de productiviteit door een lagere totale input-factor. Onze contreien wisten dus volgens de Amerikanen meer product met minder verspilde meststoffen, warmte, licht en water te realiseren. In alle landen bleken de publieke investeringen goed besteed. Ze leverden meer op dan ze kostten, zowel gerekend naar winst voor bedrijven als lagere voedselprijzen voor consumenten. Aan milieu-aspecten besteedt de USDA in dit rapport geen afzonderlijke aandacht. Wel signaleert het rapport de noodzaak om met vraagstukken op dat gebied om te gaan.

In het verleden leverde dat immers altijd voordeel op voor zowel het publiek als bedrijven, zodat de USDA constateert dat het goed besteed belastinggeld is
Minder te verwachten rendement, minder geld
Onderzoeksinstituten blijken de voorkeur te geven aan onderzoek (bijvoorbeeld naar DNA technologie) dat ook op andere terreinen nuttig kan zijn (het zogeheten spillover-effect). En (vooral private) bedrijven steken minder geld in toegepast onderzoek dat weinig zal opleveren, zoals onderzoek naar milieubescherming, voedselveiligheid en voeding.

De USDA stelt de vraag wat deze ontwikkeling op de lange termijn zal betekenen voor de voedselvoorziening in de wereld. Rendement en publiek belang gaan immers niet noodzakelijk gelijk op.

Als de wereldwijde vraag naar voedsel toeneemt maar de productie achterblijft, zullen de prijzen stijgen. Ook zal de druk op de natuurlijke bronnen toenemen. Dat geldt met name voor bossen en grasland, die alletwee belangrijk zijn voor het vastleggen van de overvloedig hoeveelheid CO2 in de atmosfeer; ze zullen worden omgezet in akkerland en de reïntegratie van CO2 in de plant-dier-mest-plant-cyclus verder bemoeilijken. Maar zelfs als de vraag naar voedsel door een betere verdeling en minder verspilling gelijk blijft, dan zijn nog steeds innovaties nodig om de verslechterende milieu- en klimaatomstandigheden het hoofd te bieden.

Op bijvoorbeeld het gebied van zaadveredeling speelt de Nederlandse industrie een dermate vooraanstaande rol in de wereld dat de grote Nederlandse veredelaars onderzoeksbudgetten spenderen waar overheidsinvesteringen (via het academisch onderzoek) met het grootste gemak 10 maal in omgaan
Bij het teruglopen van investeringen uit de publieke sector in de rijke landen, concluderen de onderzoekers, is het te hopen dat de overheden van opkomende landen als China, Brazilië en India gaan investeren in zowel kwantitatief als kwalitatief afdoende fundamenteel onderzoek door overheidsinstellingen en universiteiten. In het verleden leverde dat immers altijd voordeel op voor zowel het publiek als bedrijven, zodat de USDA constateert dat het goed besteed belastinggeld is.

De weggevallen 'ondernemende staat'
In Nederland werd onlangs door de internationale agrarische journalistenvereniging IFAJ een toer langs de Nederlandse landbouw georganiseerd. Doel: laten zien hoe de stand van zaken er in ons land uitziet. Internationale journalisten werden vergast op presentaties van alle bekende kopstukken die in het Nederlandse agricomplex (overheid, universiteiten en hogescholen, adviseurs, toeleveranciers en agrarische bedrijven) een rol spelen. Wat ze te zien en horen kregen is te volgen via de hashtag #bucketsfullofstories en het twitteraccount @dutchroots. Het voelt een beetje als een 'trots-op-Nederland-dat-de-wereld-van-ideeën-en-techniek-voorziet'-programma.

In ons land worden de wetenschap en het agrarisch onderzoek inmiddels grotendeels door het bedrijfsleven en de overheid samen gefinancierd. Dat laat onverlet dat veel onderzoek privaat wordt uitgevoerd en zich los van de academische wetenschap ontwikkelt. Op bijvoorbeeld het gebied van zaadveredeling speelt de Nederlandse industrie een dermate vooraanstaande rol in de wereld dat de grote Nederlandse veredelaars onderzoeksbudgetten spenderen waar overheidsinvesteringen (via het academisch onderzoek) met het grootste gemak 10 maal in omgaan.

De omvang en onderzoekspower van de veredelingssector heeft zich kunnen ontwikkelen als gevolg van het gunstige landbouwklimaat dat in Nederland sinds het einde van de 19e eeuw heerste. In het laatste kwart van de 19e eeuw besloot de liberale Nederlandse overheid krachtig te investeren in de Nederlandse land- en tuinbouw door middel van investeringen en organisatie-inspanningen.
Ook in Nederland financieren overheden inmiddels voornamelijk door bedrijven geïnitieerd onderzoek. Wie zo te werk gaat, staat toe dat universiteiten geen op het algemeen belang gerichte academische agenda kunnen ontwikkelen
Met de door de Amerikaanse overheid gefaciliteerde oorsprong van Silicon Valley als voorbeeld, wijst de Italiaans-Amerikaanse econoom Mariana Mazzucato op het belang van De ondernemende staat. Mazzucato betreurt de teloorgang van een ondernemingen richtinggevende overheid. Volgens haar hebben overheden op dat terrein een nadrukkelijke en blijvende verantwoordelijkheid.

Kritiek OESO op Nederland
Net als de USDA pleit Mazzucato, die sommigen 'links-liberaal' zouden noemen, voor een overheid die het voortouw neemt om maatschappelijk gewenste ontwikkelingen economisch vanuit de overheid te stimuleren. Ook in Nederland financieren overheden inmiddels voornamelijk door bedrijven geïnitieerd onderzoek. Wie zo te werk gaat, staat toe dat universiteiten geen op het algemeen belang gerichte academische agenda kunnen ontwikkelen. Bedrijven streven immers noodzakelijk een specifiek en bovendien privaat belang na. Door grote ontwikkelingen vanuit het algemeen belang te stimuleren, moet die trend volgens Mazzucato te keren zijn. Bedrijven krijgen dan weer een belang om vanuit 'het grotere plaatje' te gaan ondernemen. De OESO uitte in 2015 op Nederland kritiek omdat ons land specifiek zijn landbouwcompetenties niet meer zou ontwikkelen door de organisatie van het innovatief vermogen in ons land te laten versloffen.
Dit artikel afdrukken