De uit vis afkomstige omega-3 vetzuren EPA en DHA zijn essentieel voor de menselijke gezondheid. De meeste publieke gezondheidsinstanties adviseren dan ook om minstens twee keer per week vis te eten, waarvan een keer vette vis zoals zalm. Maar hoewel de wereldbevolking en haar vraag naar dierlijke eiwitten blijft groeien, krimpen de visvoorraden in onze oceanen. De Food and Agricultural Organisation schatte dat in 2013 31.4% van de vissoorten werd overbevist en nog eens 58.1% volledig werd bevist, wat geen ruimte laat voor verdere uitbreiding van de vangst. Als reactie hierop groeit de viskweekindustrie en verschaft deze sinds 2014 zelfs meer vis voor menselijke consumptie dan de visserij.

Visvoer voor viskweek onduurzaam of matig geschikt
Een grote zorg rondom viskweek is dat de meeste kweekvissen gevoerd worden met vismeel en visolie, die dan weer afkomstig zijn van wild gevangen vis. Met name roofvissen zoals zalm en forel zijn afhankelijk van deze ingrediënten. Naar schatting wordt bijna 20% van de globale visvangst omgezet in vismeel en visolie voor de viskweekindustrie. De groeiende vraag naar deze ingrediënten verhoogt de druk op de toch al fragiele visstanden en drijft bovendien de prijs van deze ingrediënten omhoog. Dit beperkt groei van de viskweekindustrie en vraagt om duurzame alternatieven.

Er worden pogingen gedaan om vis te kweken op een vegetarisch dieet met bijvoorbeeld soja, maar deze zijn slechts tot op zekere hoogte succesvol. Veel plantaardige ingrediënten zijn niet goed verteerbaar voor vissen en bevatten bovendien niet de juiste verhouding van nutriënten. Een belangrijke tekortkoming is dat landplanten geen EPA en DHA bevatten. Aangezien vissen, net als mensen, omega-3 vetzuren niet zelf kunnen aanmaken, zijn ze afhankelijk van inname via voedsel. De primaire producenten van EPA en DHA zijn algen, die door de aquatische voedselketen worden geconsumeerd een daardoor accumuleren in vis.

Het het gros van de Westerse bevolking huivert bij de consumptie van insecten
Wanneer deze aquatische voedselketen deels wordt vervangen door een dieet afkomstig van land, daalt daarmee de concentratie EPA en DHA in kweekvis. Een studie in Schotse zalm toonde bijvoorbeeld aan dat de concentratie EPA en DHA tussen 2006 en 2015 halveerde, parallel aan een verhoogde toevoeging van plantaardige ingrediënten aan het visvoer. Dit heeft niet alleen effect op de gezondheid van de vis, maar ook op de voedingswaarde voor de menselijke consument. Daarnaast kunnen we ook om andere redenen vraagtekens plaatsen bij het gebruik van soja voor visvoer, zoals competitie voor landbouwgrond en ontbossing in Zuid-Amerika.

Enorme recyclepotentie
Recent krijgen insecten steeds meer aandacht als alternatieve eiwitbron in zowel voedsel voor de mens een in veevoeder. Voordelen van insecten zijn hun potentie om te groeien op afvalstromen en een kleine ecologische voedselafdruk wat betreft water- land- en energiegebruik. Ondanks deze voordelen en de hoge voedingswaarde van insecten, huivert het gros van de Westerse bevolking bij de consumptie ervan. Aangezien eetgewoontes diep in onze cultuur zitten gebakken, hoeven we niet te verwachten dat menselijke consumptie van insecten een duurzaam antwoord zal bieden op de stijgende vraag naar dierlijke eiwitten. Het zou echter zonde zijn om de enorme recyclepotentie van insecten niet te benutten, aangezien ze laagwaardige afvalstromen efficiënt kunnen omzetten tot eiwitten.

Neem bijvoorbeeld de larven van de zwarte soldaatvlieg. Deze kunnen groeien op organisch afval van bijvoorbeeld groente en fruit, maar ook op mest van allerlei veesoorten. Aangezien ze tot wel 75% van de aanwezige hoeveelheid stikstof en fosfor uit de mest kunnen halen en de massa van mest hierbij kunnen halveren, spelen ze een mogelijke rol in het verminderen van mestoverschotten. Bovendien brengen deze vliegen, noch de larven ervan, plagen of ziektes over en vormen dus geen gevaar voor de gezondheid.

Misschien moeten we daarom aquatische insecten gaan inzetten om meer circulaire vormen van viskweek te ontwerpen
EPA en DHA
Een nadeel van veel insectensoorten is dat ze van nature geen of nauwelijks EPA en DHA bevatten. Hierdoor stuiten we bij gebruik als visvoer op hetzelfde probleem als bij planten: de concentratie van deze vetzuren in de vis - en daarmee de voedingswaarde voor de consument - daalt. Echter, de samenstelling van vetten in een insect reflecteert voor een groot deel die van hun voer. Er worden dan ook al experimenten gedaan om de concentraties EPA en DHA in insecten te verhogen door ze bijvoorbeeld deels bij te voeren met afval uit de visindustrie, wat nog veel van deze vetzuren bevat. De mogelijkheid van larven van de zwarte soldaatvlieg om deze vetzuren te accumuleren lijkt beperkt, maar andere soorten zijn hier beter in.

De zijdeworm bijvoorbeeld, die in grote hoeveelheden ontstaat als bijproduct van de zijdeindustrie, lijkt EPA en DHA al beter te kunnen accumuleren. Andere mogelijke waardevolle soorten zijn aquatische insecten die, in tegenstelling tot terrestrische soorten, van nature rijker zijn aan EPA en DHA vanwege de algen die ze eten. Bovendien vormen deze soorten deel van het natuurlijke dieet van veel vissoorten. Misschien moeten we daarom aquatische insecten gaan inzetten om meer circulaire vormen van viskweek te ontwerpen, bijvoorbeeld waarbij algen en insecten groeien op afvalwater van vissen en tegelijkertijd dienen als visvoer.

Met al ruim 1 miljoen bekende soorten is de diversiteit aan insecten enorm. Dit geeft dan ook een enorme diversiteit aan eigenschappen en daarmee, aan mogelijke toepassingen in verduurzaming van ons voedselsysteem. Laten we daarom proberen om onze associaties met insecten als ‘vies’ en ‘eng’ los te laten en in plaats daarvan te onderzoeken hoe we ze in kunnen zetten om afvalstromen te verminderen en voedselproductie efficiënter te maken.

Alle bijdragen van de studenten in deze serie zijn te vinden onder de tag 'radboud honourslab'.
Dit artikel afdrukken