In mijn eerste deel liet ik zien hoe het modernistische denken uitwerkt op onze samenleving en de wijze waarop wij tegen de wereld om ons heen aankijken. Er is nog een denkwijze in onze maatschappij die zijn stempel op de wereld drukt. Ik heb het over het neoliberale ideaal.

Het neoliberale ideaal
Deze term verdient wat uitleg, want hoewel het voor veel mensen een bekende uitdrukking is, wordt het voor allerlei verschillende zaken gebruikt, meestal op een negatieve manier. De Noorse promovendus Dag Einar Thorsen constateerde tijdens zijn onderzoek dat er boeken volgeschreven zijn over (met name de kwalijke kanten van) het neoliberalisme, zonder dat de auteurs ook maar een poging deden om eerst eens een definitie van de term te geven. In een publicatie (pdf) stelt Thorsen daarom een definitie voor die enkele kernelementen van het concept omschrijft, wat vrij vertaald neerkomt op het volgende:
De term neoliberalisme duidt een set van politieke overtuigingen aan. Ze delen de gedachte dat het veiligstellen van individuele vrijheid, opgevat als handelsvrijheid van personen en bedrijven, het enige bestaansrecht is van een staat. Ook delen ze het idee dat de verzorgingsstaat beter plaats kan maken voor meer verantwoordelijkheid van personen en firma’s om in een ongereguleerde markt te handelen. De overtuiging dat het mechanisme van de vrije markt de optimale manier is om de uitwisseling van goederen en diensten te organiseren, staat doorgaans op de voorgrond. Een bijbehorende morele overtuiging is dat iemand deugt als hij de juiste markten weet te vinden, daar competent mee om weet te gaan en dat individuen als enige verantwoordelijk zijn voor de beslissingen die ze in vrijheid maken.

Elementen uit deze definitie zijn in verschillende vormen terug te vinden in onze hedendaagse maatschappij. Vaak worden deze overtuigingen gezien als volstrekt logisch en wordt er niet eens bij stilgestaan dat je hier over kunt twijfelen. Net als de modernistische kijk liggen ook aan de neoliberale overtuigingen enkele vooronderstellingen ten grondslag die voor een deel samenvallen met de modernistische vooronderstellingen. Ten eerste is er het uitgangspunt dat individuele handelsvrijheid een doel op zich is en zelfs het belangrijkste doel is. Die gedachte is een typisch voortbrengsel van de Verlichting. Ten tweede leunt de overtuiging dat de vrije markt de optimale manier van organiseren is op het uitgangspunt dat mensen door hun rede vaardig zijn om beslissingen te nemen en dat het collectief van al die rationele beslissingen leidt tot een optimale inrichting van de samenleving. Hierin vallen de modernistische vooronderstellingen over de rede te herkennen.

Net als bij de eerder genoemde modernistische vooronderstellingen, hebben we ook bij de vooronderstellingen achter de neoliberale overtuigingen een enigszins schizofrene houding
Twijfel en toch overtuigd
Net als bij de eerder genoemde modernistische vooronderstellingen, hebben we ook bij de vooronderstellingen achter de neoliberale overtuigingen een enigszins schizofrene houding. Enerzijds laten hedendaagse ervaringen ons twijfelen over die onderliggende vooronderstellingen, maar anderzijds lijkt een groot deel van de samenleving en politiek de bovenliggende neoliberale elementen volop te omarmen.

Neem de aanname dat individuele vrijheid van handel voor personen en bedrijven hét doel moet zijn. Deze vooronderstelling wordt bijvoorbeeld in twijfel getrokken door vragen over doorgeschoten individualisering, of de vraag of die vrijheid niet iets te vaak opgevat wordt als een rechtvaardiging van egoïstisch gedrag. Recent ontstond bijvoorbeeld brede verontwaardiging over de salariëring van ING topman Ralph Hamers. Velen vonden diens ‘graaien’ not done. Andere samenlevingen hebben soms een heel andere kijk op de mens en haar individualiteit. De aandacht vanuit het Westen voor hun denken neemt toe. De Afrikaanse Ubuntu-filosofie legt bijvoorbeeld juist de nadruk op relaties tussen mensen en plaatst daarmee het individuele handelen juist in een context van gezamenlijkheid.

Zou u dezelfde beslissing hebben gemaakt als u zich puur door rationele argumenten had laten leiden? Sterker nog, bij veel van deze beslissingen is het zelfs taboe om ze op louter rationele gronden te maken. Denk aan een jonge vrouw die een rijke oude heer trouwt
De kanttekeningen bij de vooronderstelling dat de rede ertoe leidt dat we vaardig zijn in het maken van beslissingen heb ik hiervoor al deels genoemd. Het zien van de rede als kompas en de emotie als onbetrouwbare afleiding staat in schril contrast met het gegeven dat alles dat werkelijk betekenis voor ons heeft juist wordt gekenmerkt door de emotionele beleving. Aanvullend daarop kunnen we ons ook afvragen hoe rationeel de belangrijkste beslissingen in ons leven eigenlijk zijn. Denk aan de keuze van uw partner, de keuze om kinderen te krijgen, en zelfs de aankoop van een huis. Zou u dezelfde beslissing hebben gemaakt als u zich puur door rationele argumenten had laten leiden? Sterker nog, bij veel van deze beslissingen is het zelfs taboe om ze op louter rationele gronden te maken. Denk aan een jonge vrouw die een rijke oude heer trouwt, of het uithuwelijken van een dochter om de band met een bepaalde familie te versterken. Zulke rationele beslissingen worden ook in onze maatschappij meewarig beoordeeld.
Ondanks de twijfels die veel mensen hebben bij de vooronderstellingen die onderliggend zijn aan de neoliberale ideaal, heeft dat er niet toe geleid dat het ideaal zelf wordt losgelaten. Veel elementen uit het neoliberalisme worden nog altijd gebruikt om de koers van politieke besluiten uit te legitimeren.

Neoliberalisme en kennisvergaring
In het eerste deel heb ik geprobeerd te laten zien hoe de vooronderstellingen uit de moderniteit een blijvend effect hebben op enerzijds de manier waarop we aankijken tegen wat we kunnen weten en hoe we daartoe komen, en anderzijds ons idee over hoe we de wereld met ons handelen kunnen beïnvloeden. Beide aspecten worden in onze hedendaagse samenleving, zo blijkt, beïnvloed door de neoliberale uitgangspunten.

Het antwoord op het eerste aspect – wat we kunnen weten en hoe komen we daartoe – wordt tegenwoordig vrijwel uitsluitend gezocht in wetenschappelijk onderzoek. Als we kijken naar het overheidsbeleid, dan valt op dat er actief op gestuurd wordt om een steeds groter aandeel van het wetenschappelijk onderzoek door het bedrijfsleven te laten financieren. Dit is bijvoorbeeld terug te vinden in de Wetenschapsvisie 2025 van het kabinet Rutte II. Daarin benadrukt de regering het economische aspect van wetenschap en ziet zij “de noodzaak om te blijven werken aan ons verdienvermogen om daarmee welvaart en welzijn op lange termijn veilig te stellen”. De overheid stelt dat innovaties uit wetenschappelijk onderzoek leiden “tot nieuwe verdienmodellen en internationale positionering van bedrijven en kennisinstellingen.” Ze spreekt over wetenschap in termen van “toenemende internationale concurrentie” en “wil dé sleutel naar welvaart en welzijn koesteren en blijft dus inzetten op een lerende economie”.

Daardoor is ook onderwijs handelswaar is geworden
Kortom, in de ogen van het kabinet Rutte II was wetenschap niet zozeer een middel om kennis te vergaren en een menselijke activiteit die zijn eigen visie en beleid behoeft, maar veeleer een specifiek soort dienst die, net als bijna elke andere dienst, een markt kent waarbij het voortgebrachte product – kennis – zowel een middel ten behoeve van handel als zelf handelswaar is. Daardoor is ook onderwijs handelswaar is geworden. Dit heeft in Nederland bijvoorbeeld geleid tot een enorme toeloop van buitenlandse studenten, die bij 10% van de universitaire en HBO studies inmiddels zelfs in de meerderheid zijn.

Over de tenuitvoerbrenging van de Nationale Wetenschapsagenda schrijft kabinet Rutte II verder dat “de afzonderlijke partijen [...] hier in eerste instantie zelf voor verantwoordelijk” zijn. Herkent u elementen uit de neoliberale gedachtegang? En, hoewel er niet gepleit wordt voor een ongereguleerde markt en de overheid wel degelijk een forse financiële bijdrage doet, is er toch vooral ook een pleidooi voor financiering van bedrijven, want volgens de regering is “de gecombineerde inzet van wetenschap, bedrijfsleven en overheden [...] nodig om de impact van wetenschap verder te vergroten”. Om dit kracht bij te zetten wordt “financiering via NWO [...] mede afhankelijk gesteld van investeringen door deelnemende partijen” en worden “voorstellen [...] beter beoordeeld als er wordt samengewerkt met bedrijven en instituten voor toegepast en praktijkgericht onderzoek”. Hier valt het idee in te herkennen dat ‘de markt’ het beste weet welk onderzoek er zou moeten plaatsvinden; bedrijven investeren immers enkel in onderzoek dat zij nuttig achten.

Ook het tweede aspect – de houding over hoe wij de wereld met ons handelen kunnen beïnvloeden – lijkt in onze maatschappij flink te worden beïnvloed door neoliberale ideeën. Een voorbeeld hiervan is te vinden in de eerdergenoemde aanpak van ongezonde voeding. In plaats van maatregelen via bijvoorbeeld wetgeving is er, via het genoemde Akkoord Verbetering Productsamenstelling, gekozen voor een aanpak waarbij bedrijven de oplossing moeten bieden. Hierin valt bijna rechtstreeks de overtuiging te lezen dat dat het mechanisme van de vrije markt de optimale manier is om dit te organiseren. Dit is zeker niet het enige voorbeeld. Het concept van handel in emissierechten, waarbij bedrijven het recht om CO2 uit te stoten onderling kunnen verhandelen, is niets anders dan geloof in het mechanisme van de vrij markt. Datzelfde is de afgelopen decennia gebeurd met de ontwikkeling van antibiotica, die ook (vrijwel) volledig is overgelaten aan bedrijven. Het klimaatprobleem denken we te kunnen oplossen met nieuwe technologie, die uiteraard door bedrijven moet worden ontwikkeld. Hierin is goed te zien hoe de modernistische vooronderstelling over menselijke organisatie (in de vorm van nieuwe technologie), en de neoliberale vooronderstelling over vrije markt als route naar een optimaal resultaat (in de vorm van bedrijven die het moeten gaan doen) samenkomen in onze houding richting de wereld en haar problematiek.

Kortom, hoewel niet elk element van de bovengenoemde definitie van het neoliberale ideaal even sterk vertegenwoordigd is, zijn in veel politieke besluiten en visies toch diverse elementen terug te vinden. Dat is opmerkelijk als we niet meer zo overtuigd zijn van de juistheid van de onderliggende vooronderstellingen.

De gevolgen van de moderniteit en de neoliberale ideaal
In het voorgaande hoop ik te hebben laten zien hoe diepgeworteld de ideeën uit de moderniteit in ons hedendaags denken verankerd liggen en dat dit tezamen met neoliberale opvattingen een richtingbepalende denkwijze is die veel aspecten van onze maatschappij vormgeeft. Ik hoop ook dat ik heb kunnen laten zien dat, als we kijken naar de onderliggende vooronderstellingen, we ons af kunnen en moeten afvragen of deze manier van naar de wereld kijken en hoe we er mee omgaan wel de juiste is.

Zou het kunnen zijn dat de frictie in de wereld die veel mensen ervaren, de dingen waartegen mensen in opstand komen, het gevoel toch geen invloed te hebben, dat al deze punten voortkomen uit een onwillekeurig besef van de tegenstrijdigheden in het hedendaags denken? Zou het bijvoorbeeld te maken kunnen hebben met het feit dat als er een besluit wordt genomen dat intuïtief niet goed voelt, de kritiek wordt weggehoond als betekenisloze emotie en wordt weerlegd met allerlei rationele argumenten in de klakkeloze veronderstelling dat die meer betekenis hebben? Is het onterecht dat wanneer mensen zorgen hebben over maatschappelijke problemen, zij zich niet laten overtuigen door oplossingen die gebaseerd zijn op de onwillekeurige veronderstelling dat de mens in staat is om stabiele systemen te creëren? Hoe onredelijk is het als mensen twijfels hebben bij de overtuiging dat de vrije markt de optimale aanpak biedt voor zo ongeveer elke menselijke activiteit, als blijkt dat de mens helemaal niet het rationele wezen is dat daarbij voorondersteld wordt?

Let op zoons, nu wordt het interessant. Deze zogenaamde vooruitgang heeft namelijk veel landen kapot gemaakt
Vragen genoeg. Kunnen we daar iets mee? Ik heb het antwoord niet en de intentie van dit stuk is niet om te vertellen hoe het dan wel moet, maar slechts om kanttekeningen te plaatsen bij vooronderstelde zekerheden. Als we die zekerheden laten varen, dwingt dat ons om weer te durven twijfelen, om onze ideeën telkens opnieuw kritisch te beschouwen. Dat kan helpen om opener te luisteren naar de ideeën van een ander, die vanuit een ander denkkader naar de wereld kijkt.

Neem bijvoorbeeld een andere erfenis uit de moderniteit, de term vooruitgang. In de documentaire Down to Earth zegt de spirituele leider van de Maasai hierover: “Let op zoons, nu wordt het interessant. Deze zogenaamde vooruitgang heeft namelijk veel landen kapot gemaakt...”. Vooruitgang is dus een relatief begrip. Een veelgehoord punt bij kanttekeningen zoals ik hierboven plaats, is dat de vooruitgang ons zoveel gebracht heeft. De kindersterfte is lager dan ooit. De voedselzekerheid is ongekend goed. We kunnen elk stukje van onze aarde bezoeken. Medicijnen hebben talloze levens gered. Iedereen heeft toegang tot een uitzonderlijke hoeveelheid informatie. Ga zo maar door. Dat is allemaal waar. Toch brengen we ook steeds meer jaren in ziekte door, zijn welvaartsziekten nu niet alleen meer voor de rijken, leiden onze reizen over de wereld tot een meetbare stijging van de CO2-concentratie in de atmosfeer, ondervinden er meer dieren dan ooit tevoren leed, komen onze kinderen nauwelijks nog buiten, zijn we voor ons overleven afhankelijk van multinationals, groeit het aantal mensen met extreme denkbeelden, zijn er hele metropolen waar je door de smog de overkant van de straat niet meer kan zien, is door mondiale handel het menselijk lijden ten behoeve van onze welvaart buiten ons zicht geraakt, en heeft de sturing door wijze dorpsoudsten plaatsgemaakt voor ongeleide projectielen als wereldleiders.

Het betekent ook dat we nauwelijks nog open staan voor twijfels over ons denken: het leidt toch tot verbetering?
Het punt is dat de term ‘vooruitgang’ suggereert dat er sprake is van verbetering. De voorbeelden hierboven laten zien dat sommige aspecten inderdaad prettiger zijn dan vroeger, maar dat er zeker niet alleen sprake is van verbetering. De associatie van vooruitgang met verbetering zorgt bovendien voor een soort houdgreep: we moeten vooral niet afstappen van dit pad en al helemaal niet omkeren, want voor je het weet worden dingen dan slechter. Het betekent ook dat we nauwelijks nog open staan voor twijfels over ons denken: het leidt toch tot verbetering?

Wellicht is ‘verandering’ een beter gekozen woord. Verandering is neutraler. Sommige aspecten veranderen (in onze perceptie) ten goede, andere misschien niet. Ten opzichte van honderden of duizenden jaren geleden is onze maatschappij veranderd, maar niet perse in alle opzichten verbeterd. De oude Grieken hielden er bijvoorbeeld enerzijds allerlei praktijken op na die we nu onacceptabel achten, zoals slavernij, maar anderzijds was de essentie van hun economie dat men produceerde wat nodig was voor het eigen gezin en de samenleving als geheel. Zoveel mogelijk geld verdienen werd in de klassieke Griekse periode verachtelijk gevonden.

We kunnen ons denken veranderen in elke richting die we willen. ‘Vooruit’ is een nogal beperkend idee dat ‘meer van hetzelfde’ betekent
Door de verschillen die plaatsvinden over de tijd als verandering aan te duiden in plaats van vooruitgang, ontstaat er bovendien meer ruimte om na te denken over de impliciete uitgangspunten die onderliggend zijn aan ons denken. Het stelt ons in staat om met een opener blik naar onze eigen vooronderstellingen te kijken en te accepteren dat de verandering ten opzichte van vroeger soms misschien geen verbetering betreft. Onze denkkaders zijn anders dan die van hedendaagse jager-verzamelaars, maar zijn ze daarmee automatisch beter, of kunnen we meer leren van en beter zorgen voor de wereld om ons heen als we bereid zijn te twijfelen aan onze vooronderstellingen? De term ‘verandering’ roept bovendien geen associatie op met iets dat voortschrijdt en een richting heeft. Dat geeft de ruimte om gezamenlijk te onderzoeken welke invulling van de samenleving we eigenlijk willen, in plaats van dat we ons als het ware gedwongen voelen om voort te bouwen op wat er al is. We kunnen ons denken veranderen in elke richting die we willen. ‘Vooruit’ is een nogal beperkend idee dat ‘meer van hetzelfde’ betekent.

Wie zich bewust is van de betwijfelbare vooronderstellingen die ons denken beïnvloeden, hervindt zijn vrijheid. De verplichting om te denken dat onze gebruikelijke denkwijze zoveel weet als we neigen te denken, verdwijnt. Ook hoeven we er niet meer van uit te gaan dat we met onze houding op de best mogelijke manier met de wereld om ons heen omgaan en mogen we betwijfelen of we werkelijk in staat zijn om alles zo te organiseren dat we problemen kunnen oplossen zonder daarmee nieuwe problemen te creëren.

Als die zekerheden vervallen, zou een meer bescheiden houding dan niet op zijn plaats zijn?
Dit artikel afdrukken