De befaamde Nederlandse architect Rem Koolhaas kondigde begin december aan dat hij in 2019 een expositie houdt in het Guggenheim Museum in New York. De werktitel is ‘Countryside: future of the world’. De architect, die tot op heden vooral nadacht over de inrichting van stedelijke gebieden richt zich nu op de grote veranderingen die plaatsvinden op het platteland. Het is een thema dat hem al langere tijd bezig houdt. Zijn studenten aan Harvard University trekt hij mee in deze discussie. Hij laat hen nadenken over dit onderbelichte onderwerp. Terwijl het merendeel van de wereldbevolking inmiddels in steden woont, vinden daarbuiten grote veranderingen plaats. Daar waar mensen wegtrekken naar steden ontstaan nieuwe structuren. Denk aan datacentra, megastallen en computergestuurde precisie-landbouw. De gebouwen die aan de randen verrijzen zijn niet noodzakelijkerwijs geschikt voor bewoning of ingericht als werkruimte voor mensen. Tegelijkertijd zorgt migratie voor verschuiving binnen bestaande bevolkingsgroepen, waaronder die van het platteland. Die ontwikkelingen beïnvloeden het karakter van het landschap in grote mate.

Dat het landschap nog veel sterker gaat veranderen –denk maar eens aan al die windmolen- en zonnepaneelparken – staat buiten kijf. Maar zijn we nog op tijd om de wildgroei van lelijke bedrijventerreinen met hun fantasieloze vierkante productiedozen een halt toe te roepen?
Voldoende vers
Vanuit zijn Rotterdamse kantoor raakte Koolhaas geboeid door de vele kassen die om de stad te vinden zijn. Daar wilde hij meer van weten. Medewerkers van zijn bureau bestuderen inmiddels achter de schermen hoe de moderne land- en tuinbouw functioneert en hoe de toekomst er uit zou kunnen gaan zien. Voldoende vers eten is immers een voorwaarde om mensen in steden gezond te laten eten.

Eén van die signalen dat er iets op til was bleek uit het contact dat architectenbureau OMA met me zocht over een foto op mijn blog. Die maakte ik in 2010 bij Koppert Cress in Monster, toen we met wat Foodloggers op bezoek waren bij Rob Baan. Op die foto zie je de in roze LED-licht gehulde kas waar kiemplantjes, Baans bekende ‘cressen’, groeien. Inmiddels is die foto meegegaan met het persbericht van de aanstaande expositie en verscheen daardoor zelfs in de New York Times.

Prioriteiten liggen 'elders'
Afgelopen vrijdag lukte het eindelijk om de agenda’s van Rob Baan, Rem Koolhaas, zijn uit Berlijn overgevlogen partner in crime Niklas Maak en de medewerkers van OMA op elkaar af te stemmen. Het bontgekleurde gezelschap mocht eerst cressen ruiken, proeven en voelen om daarna een rondje Westland te doen. Rem’s ogen scanden feilloos alle technische details, maar hij liet niet meteen merken wat hij vond van de lappendeken van in elkaar gevouwen landjes met kassen. Nou ja, toch eigenlijk wel. Op enig moment vroeg hij Baan of er weleens een architect om hulp wordt gevraagd bij het bouwen van al die tot in detail super-functionele bouwsels. Ze getuigen immers bepaald niet altijd van goede smaak of grote schoonheid. Baan moest toegeven dat dat niet vaak gebeurt. De prioriteiten liggen – zeg maar – elders.


Rob Baan kon als gastheer nog eens flink benadrukken welke belangrijke rol er voor de tuinbouw is weggelegd om de groeiende wereldbevolking die zich in steden concentreert gezond te houden. Zelf ben ik behoorlijk nieuwsgierig welke ideeën de architect en zijn team ontwikkelen na zo’n dagje tuinbouw turen en wat het in zijn creatieve brein aanzet. Want zeg nu zelf, Koolhaas snijdt een actuele en gevoelige discussie aan. Dat het landschap nog veel sterker gaat veranderen –denk maar eens aan al die windmolen- en zonnepaneelparken – staat buiten kijf. Maar zijn we nog op tijd om de wildgroei van lelijke bedrijventerreinen met hun fantasieloze vierkante productiedozen een halt toe te roepen?

In een lezing aan Harvard University maakte Koolhaas duidelijk hoe hij naar de verhouding tussen stad en land aankijkt:

Dit artikel afdrukken