WER laat in een nieuwsbericht, dat we integraal overnemen, het volgende weten:

Het gemiddelde inkomen uit bedrijf voor de land- en tuinbouwbedrijven in 2017 wordt geraamd op ongeveer 70.000 euro per onbetaalde arbeidsjaareenheid (aje). Dat is een stijging van 20.000 euro ten opzichte van 2016 en het hoogst in deze eeuw. In 2017 is voor het eerst voor het gemiddelde land- en tuinbouwbedrijf de vergoeding voor de gemaakte kosten, inclusief die van de inzet van eigen arbeid en kapitaal, meer dan marktconform. Met de inzet van 100 euro aan kosten wordt gemiddeld 104 euro aan opbrengsten behaald.

Dankzij de goede melkprijs realiseren melkveehouders in 2017 de relatief grootste inkomensstijging. Ook de inkomens op pot- en perkplantenbedrijven en zeugenbedrijven verbeteren sterk. Akkerbouwers worden geconfronteerd met lagere prijzen voor onder andere consumptieaardappelen en suikerbieten waardoor hun inkomens teruglopen. In de leghennenhouderij is het beeld zeer uiteenlopend tussen bedrijven die door de fipronil-affaire op slot gingen en niet-getroffen bedrijven die leverden aan de vrije markt en juist profiteerden van het lage aanbod van eieren.

Binnen de land- en tuinbouw zijn er ieder jaar grote inkomensverschillen rondom het gemiddelde, zowel tussen als binnen de verschillende bedrijfstypen.

Melkveehouders dik in de plus
Na twee teleurstellende jaren stijgt het gemiddelde inkomen van melkveebedrijven door een hogere melkprijs (+25%) met ruim 50.000 euro tot 68.000 euro per onbetaalde aje; een niveau dat niet eerder is gehaald. De gestegen melkprijs is vooral te danken aan de toegenomen vraag naar melkvet en kaas. Voor het eerst sinds lange tijd is het gemiddeld aantal melkkoeien per bedrijf gedaald door de uitvoering van het fosfaatreductieplan. Ondanks deze afname is de totale melkproductie per bedrijf licht gestegen vanwege de toegenomen melkproductie per koe. De kosten voor de ondernemer blijven per saldo nagenoeg gelijk doordat hogere mengvoerkosten worden gecompenseerd door lagere financieringslasten. Kanttekening is wel dat eind 2017 de zuivelprijzen op de wereldmarkt onder druk staan door wereldwijd grotere melkproductie, zodat voor 2018 een terugval wordt verwacht. De biologische melkprijs is in 2017 een kwart procent gedaald ten opzichte van vorig jaar vanwege een groter aanbod. Als gevolg van hogere voerprijzen en lagere zuivelopbrengsten daalt het inkomen van biologische melkveebedrijven met 4.000 euro tot gemiddeld 52.000 euro per onbetaalde aje.

Varkenshouders behouden hoog inkomen
De varkenshouderij bevindt zich op de piek van de varkenscyclus en houdt het hoge inkomen uit 2016 ook in 2017 nog vast. Dit is met name het gevolg van de grote vraag naar varkensvlees vanuit onder andere China. Binnen de sector zijn er wel verschillen tussen zeugen- en vleesvarkensbedrijven. Door hogere prijzen voor biggen (+20%) stijgt het inkomen op zeugenbedrijven door naar gemiddeld ongeveer 190.000 euro per onbetaalde aje. Vleesvarkenshouders profiteren van hogere vleesvarkensprijzen (+10%) maar vanwege de hogere aankoopkosten van biggen en gestegen voerprijzen zien zij het inkomen met gemiddeld 45.000 euro dalen. Voor 2018 wordt een forse daling van de rentabiliteit van de varkenshouderij verwacht. Naast een teruglopende afzet naar China vanuit Europa, dat door de sterkere euro concurrentiekracht verliest aan de VS, is er komend jaar ook een groter aanbod in zowel de VS als Europa te verwachten.

Extreme inkomensverschillen leghennenhouders door fipronil
In 2017 is het gemiddelde inkomen op leghennenbedrijven bijna verdubbeld tot 126.000 euro per onbetaalde aje. Bedrijven die niet zijn getroffen door de fipronil-affaire en bovendien eieren voor de vrije markt produceren, hebben geprofiteerd van de forse prijsstijging van eieren in het tweede halfjaar. De prijsstijging is het gevolg van productie-uitval op de ‘fipronilbedrijven’. De circa 30% gespecialiseerde leghennenbedrijven getroffen door de fipronil-affaire hebben fors lagere inkomens door de geleden schade. 20% van de leghenbedrijven behaalt in 2017 per onbetaalde aje een inkomen dat lager is geraamd dan negatief 100.000 euro. Een even grote groep bedrijven profiteert van de hoge prijzen en behaalt een inkomen hoger dan 400.000 euro per onbetaalde aje. Vleeskuikenhouders zien hun inkomen met bijna 40.000 euro dalen door minder omzet. Dit komt door een gemiddelde prijsdaling van 2% door een groter aanbod uit Oost-Europa.

Stijging inkomens glastuinders dankzij tomaten en de sierteelt
Het gemiddeld inkomen voor glastuinders is in 2017 met 12.000 euro gestegen tot 244.000 euro per onbetaalde aje. Voor het derde opeenvolgende jaar blijft in de sierteelt en de glasgroenteteelt het inkomen hoog ten opzichte van de slechte jaren ervoor. Op de pot- en perkplantenbedrijven neemt het resultaat verder toe door hogere opbrengstprijzen. De in 2015 ingezette trend van aantrekkende consumentenvraag en toenemende export heeft zich in 2017 doorgezet. In de tomatenteelt zijn door lagere productie in Spanje en daardoor hogere opbrengstprijzen de resultaten verbeterd. Daarnaast helpt het bredere assortiment in tomaten bij het verstevigen van de Nederlandse marktpositie. De komkommer- en paprikatelers hebben last van toename van export vanuit Spanje waardoor de inkomens dalen. Dit resulteert gemiddeld in een lichte inkomensdaling voor glasgroentetelers in deze sector. Door de goede resultaten is de solvabiliteit in de glastuinbouw de laatste drie jaar met bijna 20 procentpunten verbeterd tot een gemiddeld niveau van boven de 50%. Hierdoor beschikken de bedrijven weer over enige financiële buffer.

Daling inkomen akkerbouwers door lagere productprijzen
Het inkomen op de akkerbouwbedrijven daalt door lagere opbrengstprijzen van een aantal belangrijke producten waaronder consumptieaardappelen, suikerbieten en uien. Hoge producties per hectare vanwege een goed groeiseizoen en uitbreiding van het areaal consumptieaardappelen hebben een drukkend effect op de prijzen. Ook de prijzen van suikerbieten staan onder druk, mede door de afschaffing van het Europese suikerquotumsysteem. Gemiddeld wordt voor het oogstjaar 2017 een inkomen geraamd van 25.000 euro per onbetaalde aje; 17.000 euro lager dan in 2016. De inkomens op zetmeelaardappelbedrijven met een bouwplan bestaande uit zetmeelaardappelen, suikerbieten en granen zijn de laatste vier jaar vrij stabiel; rond de 65.000 euro per onbetaalde aje. Op deze bedrijven profiteert men momenteel van goede uitbetalingsprijzen door de coöperatie AVEBE. Echter, de directe betalingen vanuit het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB) aan deze bedrijven nemen dit jaar en de komende jaren sterk af vanwege de overstap naar een voor heel Nederland gelijke betaling per hectare.

Divers inkomensbeeld opengrondstuinbouw
In de opengrondstuinbouw boeken de boomkwekers en fruittelers een lichte inkomensverbetering door hogere opbrengstprijzen. In de boomkwekerij zien ondernemers door een betere afzet in de belangrijke exportlanden Duitsland, Frankrijk, Verenigd Koninkrijk en Scandinavië de prijzen herstellen. Fruitbedrijven hebben te maken met fors hogere prijzen van appels en peren als gevolg van een lager aanbod door de vorstschade in het voorjaar (ook elders in Europa). Voor bloembollentelers wordt voor het vierde jaar op rij een prima inkomen geraamd door een goede balans tussen vraag en aanbod met goede prijsvorming tot gevolg. De opbrengsten en het inkomen voor vollegrondsgroentetelers dalen door een lager prijsniveau van producten door het relatief grote aanbod. Het inkomen uit bedrijf wordt geraamd op ongeveer 50.000 euro per onbetaalde aje. Dit is net als in de drie voorgaande jaren ruim boven het langjarige gemiddelde over de periode 2001-2016.


In een staatje laat WER zijn conclusies in 1 oogopslag zien:

Dit artikel afdrukken