Straks zijn de eindejaarsfeesten er weer. Dan eten we het geweld de wereld uit en drinken we tot er wereldvrede heerst. Maar moeten we ook weer origineel en trendy zijn?

Belgetariër of VLeganist
Lokaal voedsel is trendy. Volgens minstens één supermarktketen moeten we Belgetariër worden. Belgisch eten dus. Vlamingen kijken dan al wat afkeurend, die zouden liever VLeganist zijn.

Dat snijdt diep tegen onze aard in. Wij Belgen leven in een klein land, dus met een groot buitenland. Daarenboven liggen we naast het culinaire walhalla dat Frankrijk heet, je weet wel, waar God gaat eten als hij trek heeft. Wij zijn - net als Engeland - nooit meer zelfvoorzienend geweest op het gebied van voedsel sinds pakweg de late Oudheid. Wij leven in een industrieel land op een kruispunt van wegen, geen strooisel van eilandjes of moeilijk bereikbare bergvalleien. Particularismen zijn ons dus eerder vreemd.

Wie de wereld ziet als zijn marktplaats, maakt geen ‘streekproducten’.
Wat is er ook mis met een ondernemer die voldoening haalt uit een eerlijk en smakelijk product, en waarvan hij nog redelijk kan leven ook? Voldoening is ook een vorm van verloning. Hoe liever ik iets doe, hoe minder geld ik daarvoor moet ontvangen. Rijk zijn zit in onze bovenkamer.

Franse oorsprong is evident
In andere landen is eten van eigen bodem vanzelfsprekend. Italianen wantrouwen alles wat niet uit Italië komt. Fransen beseffen vaak niet eens dat zij ‘vreemde’ producten consumeren, ze vinden een Franse oorsprong evident. Ik keek ooit in een Parijs’ biercafé aan tegen stomverbaasde blikken toen ik op een flesje Kwak aantoonde dat dat bier niet uit Frankrijk kwam. Hadden ze nog nooit bij stilgestaan. Britten verplichtten voor hun intrede in de Common Market nog alle importeurs een labeltje op hun producten te plakken, waar in dikke letters foreign made op stond, als was het een waarschuwing.

We liggen naast het culinaire walhalla dat Frankrijk heet, je weet wel, waar God gaat eten als hij trek heeft
Wij, op ons grondgebied van een postzegel groot, hebben daar nooit van wakker gelegen. Integendeel: wat van ver komt, lijkt beter: poulet de Bresse, Weinachtsstollen uit Saksen, sopressa uit Vicenza. Op Winterpret in Brussel worden producten aangevoerd uit Albanië en Mongolië, meer dan uit Alveringem of Tourinnes-Saint-Lambert.

Lokaal?
Maar kijk voor de feesten toch maar liever eens rond op een boerenmarkt of lokale specialiteitenwinkel. Zo nauw steekt het uiteraard niet. Volgens een Amerikaanse website van locavoren - en de Amerikanen vonden de lokale trend uit - heet lokaal wat van minder dan 400 mijl (640 km) ver wordt aangevoerd. Voor ons dus van ergens tussen Hamburg en Cherbourg. Smakelijk.

De Vlaamse houding tegenover voedselproductie is ingegeven door dat internationale standpunt. Vlaamse producten ruiken dan ook meer naar de winst van aandeelhouders dan naar terroir. “Ik ga Amerika veroveren,” jubelt een jonge ondernemer in de krant. Of hij een goed product maakt, is blijkbaar van geen tel. Wie de wereld ziet als zijn marktplaats, maakt geen ‘streekproducten’.

Gaume
Ten zuiden van Samber en Maas ligt er nog wel een ‘afgelegen’ gebied, er lopen daar nu ook wel snelwegen door, maar in de mentaliteiten is die afzondering nog merkbaar. Dat is de reden waarom in de Gaume, het plateau van Herve of de Ardennen nog meer lokale specialiteiten te vinden zijn dan in het noorden. Producten die gemaakt zijn voor de eigen kring, en als er een Brusselaar langskomt, mag die er natuurlijk ook van kopen. Dat denken heeft de Waalse voedingsindustrie beïnvloed, met meer variatie, een grotere bescheidenheid en kleinschaligheid, en meer aandacht voor bio, terroir en andere labels.
Dit artikel afdrukken