Mijn naam is Merel Langelaar. Nu werk ik na heel wat omzwervingen bij de Inspectie voor de Gezondheid en Jeugd van het ministerie van VWS. U hoort het goed: humane gezondheid. Voor mij is het namelijk geen grote stap van dier naar mens. Dat zal ik uitleggen.

Maar nu eerst het beeld achter mij, van een zwerm ganzen, dat zo tekenend is voor onze beroepsgroep, onze vereniging, ja zelfs voor de reden dat ik hier sta. Ik moet u vooraf waarschuwen. Ik geef vandaag een preek voor eigen parochie, voor de ganzen zelf dus. Want hoe mooi het beeld ook is – de rust die uitgaat van de eenvoudige V-vorm, de saamhorigheid en de ruimte voor elke gans afzonderlijk, de zekerheid waarmee ze hun reis afleggen… – dat contrasteert nogal met de dagelijkse realiteit van de dierenarts.

Bevlogen
En toch is het een inspirerend beeld, voor mij en mijn mede-bestuursleden van de KNMvD: Leendert Jan Hofland, Maaike van den Berg en Tjerk Bosje, werkzaam in diverse takken van sport. Voor ons drukt het uit dat wij op weg zijn, missie-gedreven en koersvast. Letterlijk ‘bevlogen’, zoals die ganzen. Misschien kent u ons bij naam, maar misschien ook niet. Wij zijn weliswaar aanspreekbaar, maar treden alleen naar voren als de omstandigheden daarom vragen. Daarom sta ik hier, als een van de ganzen die een tijdje voorop vliegt.

Een zwerm ganzen dames en heren, heeft veel meer kans om een veilige bestemming te bereiken, dan een individuele gans. Het vliegen kost minder kracht en de gans staat er niet alleen voor. Als hij gewond is of moet rusten, wordt hij altijd vergezeld door twee of drie andere ganzen. Eenmaal uitgerust pakken ze de draad weer op en vliegen samen verder. Zo zie ik ook onze beroepsgroep, verenigd in de KNMvD: saamhorig en bevlogen.


Dierenarts worden spreekt tot de verbeelding. Eigenlijk wil iedereen dat wel. James Herriot, dokter Vlimmen, Iris… het zijn de TV-veterinairen uit mijn tijd. En nu hebben we 'the incredible dr Pol'!
'The incredible dr Pol'
Maar over die bevlogenheid heb ik zorgen. Want de meesten onder u, zouden uw eigen kinderen, neefjes of nichtjes niet aanraden om diergeneeskunde te gaan studeren. Terwijl wij toch een fantastische opleiding hebben gekregen. We hebben een rijkdom aan medische kennis meegekregen, met een unieke diersoortoverschrijdende, klinische blik. We hebben bovendien het voorrecht onze kennis in praktijk te kunnen brengen. Want actie, dat kunnen we! We lossen problemen op en we gaan door tot het werk gedaan is.
Wat schort er dan aan, vraag ik me af? Waarom zou u het nooit meer overdoen? Is de harde werkelijkheid zoveel erger dan de illusie die u koesterde toen u jong was? Dierenarts worden spreekt tot de verbeelding. Eigenlijk wil iedereen dat wel. James Herriot, dokter Vlimmen, Iris… het zijn de TV-veterinairen uit mijn tijd.
En nu hebben we the incredible dr Pol! En nu kom ik op een gevoelig punt. Dokter Pol prijkte op de omslag van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde en veterinair Nederland 1 ontplofte! Waarom brachten we zo’n verkeerd – verkeerd! - beeld naar buiten?

Het heeft me heel erg verbaasd, deze uitgesproken negatieve reacties. Het Tijdschrift liet immers geen acteur aan het woord, maar een collega van vlees en bloed! Dokter Pol is veterinaire passie in eigen persoon! Hij laat zien: ik sta dag en nacht klaar voor mens en dier. Al moet ik er de gekste dingen voor uithalen. Daarom wilden we misschien wel allemaal dierenarts worden: om iets goeds te doen… Waarom reageren zoveel collega’s dan alsof ze door een wesp zijn gestoken? Wat doet er precies zo’n pijn? Wie zich prettig voelt in zijn vak heeft toch niets te vrezen van dr. Pol??! Zijn we misschien een tikje jaloers? Op zijn enthousiasme, zijn kinderlijk plezier en zijn dikke boterham? Ik wel een beetje.

Alleen 'bij nacht en ontij' is hetzelfde gebleven
Onze professionele realiteit is inderdaad veranderd. Alles digitaliseert en moet sneller. Tegenwoordig moeten we unique selling points bedenken, risico-inventarisaties maken, zichtbaar en geborgd kwaliteit leveren, online zijn op Facebook, Twitter enzovoorts. Eigenlijk is alleen ‘bij nacht en ontij’ hetzelfde gebleven… Als daarnaast de waardering voor ons vak lijkt af te nemen, we elkaar openlijk aanvallen, de beloning voor onze inspanningen niet bepaald ruim is, kan het je weleens zwaar te moede worden. En het wordt er niet beter op als wij de problemen te lijf gaan met de eigenschappen die ons soms zo sieren, maar die nu niet bepaald behulpzaam zijn: andermans problemen oplossen, hard werken en nog harder werken.

Een zwerm ganzen vliegt samen, omdat ze dezelfde bestemming hebben; ze hebben niet dezelfde bestemming omdat ze samen zijn
We hebben het zo druk, dat we geen tijd hebben. En als iemand ons daarop wijst, worden we boos. Misschien moeten we – net als in een relatie – wat vaker tegen elkaar zeggen: we hebben elkaar nodig. Welke differentiatie we ook gekozen hebben, zelfs als we iets heel anders zijn gaan doen; er is zoveel meer dat ons bindt dan ons scheidt. Het begint met dezelfde opleiding en dezelfde taal. Het schept een band die we moeten koesteren, want spraakverwarring ligt op de loer. Maar als we zeggen: we hebben elkaar nodig, dan bedoelen we ook allemaal. Met je specialisme verlies je niet je gezamenlijke taal, hoogstens spreek je een dialect. Maar het balanceren tussen de belangen van mens en dier, het bevorderen van gezondheid en welzijn, dat is iets van ons allemaal.

Een zwerm ganzen vliegt samen, omdat ze dezelfde bestemming hebben; ze hebben niet dezelfde bestemming omdat ze samen zijn. Met andere woorden, waar gaan we eigenlijk heen?

Vorig jaar schetste de voorzitter in zijn jaarrede een futuristisch beeld van de diergeneeskunde en de KNMvD. Het was een mooi beeld, maar u vroeg zich vast ook af wat ervan terecht ging komen. Want dat werd er niet bij verteld. Dat is ook niet zo gek, achteraf bezien, want het leven wordt voorwaarts geleefd en achterwaarts begrepen… Misschien moeten we daarom ook eens achterom kijken. Een Belgische collega zei het heel treffend. Ik citeer uit de krant: “Dierenartsen dragen een zware verantwoordelijkheid die het publiek niet altijd erkent, bijvoorbeeld wat voedselveiligheid of ziektebestrijding betreft. We zouden die kunnen delen. We kunnen in een gedeeld historisch besef een common ground vinden.” Als ik de common ground probeer te ontleden, komt het eigenlijk hierop neer: dieren zijn gezond voor mensen. Het klinkt heel simpel en dat is het ook. Diergezondheid, dierwelzijn, volksgezondheid en voedselveiligheid zijn allemaal hiervan afgeleid.

Dieren zijn gezond voor mensen. Het klinkt heel simpel en dat is het ook. Diergezondheid, dierwelzijn, volksgezondheid en voedselveiligheid zijn allemaal hiervan afgeleid
Geen mens kan zonder dieren. Ga maar na. Zelfs de meest verstokte veganist heeft een – uitgesproken respectvolle – relatie met dieren. En de gewone mens maakt in het dagelijks leven dankbaar gebruik van dieren: hoogwaardige voedingsmiddelen, dierbaar gezelschap, sport en recreatie, schoonheid, natuur, de ontwikkeling van geneesmiddelen … Te veel om op te noemen.
En andersom geredeneerd: daar waar dieren niet gezond zijn voor mensen, is er ook iets vreselijk mis! Als wij ziek worden van dieren, is dat reden voor grote zorg. Als ziekteverwekkers bij dieren resistent worden voor geneesmiddelen, dan zijn wij ook de klos. En als dieren lijden door ons toedoen, bijvoorbeeld door mishandeling, dan is dat vaak een signaal voor verwaarlozing binnen een gezin. Meneer De Uil zei het al: dieren zijn precies als mensen. Het one health concept in een notendop!

Juist vanwege deze lotsverbondenheid van mens en dier, vervullen wij als dierenartsen een belangrijke maatschappelijke rol. Want het is onmogelijk te aanvaarden wat dieren ons te bieden hebben, zonder vuile handen te maken. Veehouderij gaat gepaard met gevangenschap, de consumptie van vlees met slachten. Sport kan niet zonder prestatiedruk en van gezelschapsdieren zijn wij ‘de baas’. Zelfs dieren in de zogenaamde natuur kunnen wij niet geheel vrij laten. Tegelijkertijd doen we de mensheid te kort als we ons neerleggen bij dierenleed, of lichtvaardig compromissen sluiten ten aanzien van diergezondheid en -welzijn.

als dierenartsen vervullen wij een belangrijke maatschappelijke rol. Want het is onmogelijk te aanvaarden wat dieren ons te bieden hebben, zonder vuile handen te maken
Mensen dragen een grote verantwoordelijkheid voor dieren, en dierenartsen in het bijzonder. Want wij worden meestal niet geconsulteerd als alles goed gaat … Wij spelen een cruciale rol als dieren niet gezond zijn voor mensen, of als mensen niet gezond zijn voor dieren. Precies op de moeilijke momenten doen wij ‘ons ding’. En dat is wel ‘een dingetje’. Want feitelijk helpen we bij zeer lastige afwegingen, bijvoorbeeld tussen grote economische belangen en de wijze van dieren houden, of tussen doorleven of euthanasie. En wij kunnen het ons daarbij niet permitteren rücksichtslos voor het dier op te komen, want dan schieten we te kort als medemens. Het is dus geen gemakkelijk beroep. Het is fijn als we iets kunnen ‘doen;’ graag zelfs! Maar heel vaak kunnen wij niets doen. Soms kunnen wij slechts machteloos mee-lijden. Dat roept emoties op. En als je dan niet zo’n prater bent… Dan is het pijnlijk als dr. Pol zo vrolijk grijnst op de omslag van het Tijdschrift!

En dat brengt me bij u, leden en ons, bestuurders en bureau van de vereniging. Want we zijn elkaar een beetje kwijtgeraakt de afgelopen jaren. We vragen ons natuurlijk af hoe het zo ver heeft kunnen komen. Waarom je leden ontevreden zijn, en zelfs bij je weg gaan. De waarheid is vrees ik simpel maar niet gemakkelijk. De KNMvD is heel druk geweest. Druk met Den Haag, met een kwaliteitssysteem, met richtlijnen. Met zeer goede bedoelingen! Om te zorgen dat u de apotheek kon behouden, om maar een ‘dingetje’ te noemen. Maar in dezelfde periode had u moeite met alle zaken die op u af kwamen, die u ’s nachts wakker hielden, en waarvan u zo graag wilde dat iemand – uw vereniging – u begreep. Daar zouden niet zoveel woorden voor nodig moeten zijn. Maar die zijn wel nodig! Dat is precies wat eraan schort!

De KNMvD is geen krabpaal
We moeten veel meer praten. Want als uw beroepsvereniging niet weet wat u op het hart heeft, dan worden richtlijnen en protocollen lege omhulsels van een uitgeholde professie. Als een kwaliteitssysteem niet dienstbaar is aan het realiseren van uw droom – een steeds betere dierenarts worden – dan wordt het een nachtmerrie! En we moeten niet alleen delen waar we wakker van liggen, maar ook waar we plezier in scheppen. Want u moet zich niet verenigen in machteloze woede, moegestreden tegen dieronvriendelijke systemen, mensonvriendelijke verplichtingen en platte, dagelijkse problemen zoals ontevreden klanten. Natuurlijk, een beetje mopperen is heel troostrijk. Maar de KNMvD is geen krabpaal!

Mijn moeder zei altijd: “ga voor de spiegel staan en neem een hoedje af voor jezelf.” Dat doe je natuurlijk nooit, maar toch… ’s avonds de dag overdenkende, weet ik zeker dat elke dierarts iets goeds heeft gedaan voor mens en dier. Elke dag. Daar mag je trots op zijn! Want dan doe je ertoe. Dat is het positieve wat ons bindt, en waar wij elkaar bij kunnen steunen. Als bestuur van de KNMvD willen wij daarom telkens weer op zoek naar dit zelfvertrouwen bij u en bij onszelf. Door erover te praten. We mogen elkaar daarbij in de haren vliegen, maar we kunnen altijd terugkomen op de common ground. Een ‘thuis’ waar we mogen uitrusten, maar vooral de draad weer oppakken. Want we hebben belangrijk werk.

Er valt veel te genezen dames en heren! Niet alleen dieren … we kunnen zelf ook wat zorg gebruiken. De KNMvD is zoals gezegd de laatste tijd heel druk geweest, maar heeft onvoldoende de tijd genomen voor reflectie. Ik heb als interim-voorzitter dan ook maar een prioriteit: met u in gesprek raken. Er moet meer ‘wij-gevoel’ ontstaan, net als bij die ganzen. U moet niet slaafs toetreden tot het kwaliteitsregister, maar u moet zorgen dat het u helpt een betere dierenarts te worden. Praat met ons over de betekenis van uw werk! We krijgen het anders niet langer verkocht aan de samenleving: we vormen 5000 individuen die het allemaal heel goed bedoelen … Echt heel goed! We lezen het Tijdschrift voor Diergeneeskunde ... Maar doen jullie ook aan nascholing? Wat zijn jullie collectieve standpunten, hebben jullie normen en richtlijnen? Of doet iedereen wat hem of haar goeddunkt, net hoe toevallig de pet staat?

Met andere woorden: horen die ganzen bij elkaar of vliegen ze toevallig dezelfde kant op? Zijn ze slechts schijnbaar georganiseerd? Of hebben ze een gezamenlijk doel en een strategie om dat doel te bereiken? Samenwerken dames en heren, is ambities delen en samen dingen doen. Dat doen we al – dat doet de KNMvD sinds 1862 – maar het kan beter. Met andere woorden: mag het iets meer uitgesproken? Tot heil van mens en dier.
Dit artikel afdrukken