Veel mensen denken dat natuurlijk vanzelfsprekend gezond is, ook al is de giftigheid van slangen, paddenstoelen en sommige bessen algemeen bekend. Die verwachting van gezondheid is dan ook de reden dat fabrikanten graag 'natuurlijke kleurstoffen' in hun voedsel stoppen. Dat 'natuurlijk' is een nogal breed begrip. De Amerikaanse Food and Drug Administration definieert het als “oliën, harsen en andere extracten, verkregen van natuurlijke bronnen als planten, vlees en vis.” Het zijn als het ware volledig verwerkte en ingedikte extracten van onderdelen van iets dat ooit een vers product was. Dergelijke extracten voegen smaak toe, geen voedingswaarde.

Een voorbeeld is een ingedikte bouillon van garnalenschillen. Levensmiddelentechnologen isoleren er precies de smaakjes uit die ze nodig hebben om een product een 'natuurlijke' smaak te geven. Die elementen worden vervolgens gebruikt en slim samengesteld om bijvoorbeeld een surimi-staafje de gewenste krabsmaak te geven. Net zoiets geldt voor sinaasappelsmaak die aangevuld wordt met andere smaakstoffen die geëxtraheerd zijn uit een ander natuurlijk product. Zo kan een snoepje of drankje met natuurlijke sinaasappel-smaakstof ook elementen van gras en berk bevatten.

Alle experts die NPR sprak zien geen wezenlijk verschil tussen zulke natuurlijke toevoegingen en hun synthetisch vervaardigde tegenhangers. Het natuurlijke product wordt uit elkaar gehaald tot een 'natuurlijke kleur of smaakstof' op nogal vergevorderd elementair niveau. Het chemische product vliegt het proces als het ware van de andere kant aan en wordt geconstrueerd tot een nagenoeg identiek product. Omdat ze niet wezenlijk van elkaar verschillen op chemisch niveau vinden de experts beide producttypen even gezond. Het publiek denkt daar heel anders over, terwijl Harvard al eens had laten zien dat er op scheikundig niveau amper verschil is.
Dit artikel afdrukken