Er bleken sporen van glyfosaat in het ijs voor bewuste eters van Ben & Jerry’s te zitten. Dat had merkeigenaar Unilever natuurlijk liever niet gezien. Het bedrijf kondigde ras aan maatregelen te nemen. Toch is het helemaal geen schande. Vierenveertig procent van de Europeanen heeft glyfosaat in zijn urine. In Nederland is het nog wat straffer. Vijf op iedere acht Hollanders hebben het in hun plasje.
De sporen die werden gevonden in het Unilever-ijs waren onderdeel van een NGO-campagne tegen glyfosaat. De Europese Commissie moet beslissen over verlenging van de EU-toelating van het meest gebruikte onkruidbestrijdingsmiddel ter wereld. Het wordt gebruikt in de landbouw en door burgers en overheden om hun tuinen, paden, stoepen en parken onkruidvrij te houden.

Dat besluit kwam voor de zoveelste keer niet af. De Europese Commissie wilde een verlenging van 10 jaar. De grote landen Frankrijk en Duitsland willen uitfasering en een kortere termijn. Ook kleinere landen als België en Oostenrijk zitten op die koers. Nederland kiest voor verlenging met 10 jaar.

De tegenstand en vertraging in de besluitvorming kreeg vleugels in 2015 toen het IARC, het kankerinstituut van de WHO, glyfosaat ‘mogelijk kankerverwekkend’ ging noemen. Dat gebeurde op basis van een oordeel over 1 - zegge één - molecuul, het ooit door Monsanto gepatenteerde glyfosaat. Er zijn vele honderden productformules op de markt waarin het stofje is verwerkt. Roundup is er zo eentje. Hard bewijs dat glyfosaat kankerverwekkend is, ontbreekt. Het wordt vermoed op basis van een consensus, een mening van experts. Niettemin gaan landen om.

Mijn punt zit nog één stapje verder. Eigenlijk is het hele gevecht over glyfosaat nietszeggend. Wat heeft nu eigenlijk die negatieve effecten die we het stofje toedichten: de andere toevoegingen, het molecuul of hun combinatie?
Het is net zoiets als oordelen over de veiligheid van houtskool, kaliumnitraat, en zwavel op basis waarvan de Europese toelatingsautoriteit iets moet vinden over het explosierisico van buskruit.* Het geheel kan totaal anders uitwerken dan zijn samenstellende delen. Toch oordelen toelatingsautoriteiten zo beperkt over de veiligheid van stofjes. Voedselverwerkers en -verkopers boffen dat de discussie zich beperkt tot dat ene molecuul. Stel je eens voor wat er straks gebeurt als NGO’s gaan wijzen op de zogenaamde stapelrisico’s. Wat kun je dan nog in de winkel leggen?

* met dank aan Dennis Zeilstra die me de buskruit-metafoor aanreikte.
Dit artikel afdrukken