Brabantse Veebedrijven mogen nu alleen nog nieuwe stallen bijbouwen als daarvoor de stallen van een ander bedrijf verdwijnen. Daarbij wordt op de oude stallen een korting van bijna 10% toegepast en het groeiende bedrijf moet de stallen van het stoppende bedrijf verwijderen. Deze Brabantse regeling heet “staldering”.
Daarnaast heeft het provinciebestuur besloten dat alle afgeschreven stallen (ouder dan 15 jaar) al in 2022 aan de geldende milieueisen moeten voldoen in plaats van uiterlijk 2028. De afspraak voor een geleidelijke aanpassing gedurende de gehele periode werd niet gerealiseerd, maar die was essentieel voor de langere periode tot 2028. Natuur en milieu zouden anders te veel achteruit gaan.

Veehouders
De organisatie van varkenshouders (POV) heeft een advocatenkantoor opdracht gegeven om dit aan te vechten bij de rechter met vier argumenten. 1) De Provincie Noord-Brabant stelt bovenwettelijke eisen die tot meerkosten leiden. 2) Hierdoor ontstaat een ongelijk speelveld met varkenshouders elders. 3) Bovendien is de milieuwinst nihil omdat de Provincie de vrijkomende ruimte gebruikt voor economische ontwikkelingen in andere sectoren. 4) Daarnaast is het besluit van de Provincie Noord-Brabant over renovatie van oude stallen eenzijdig genomen en in strijd met de rechtszekerheid.
Parallel aan de rechtszaak door de POV kunnen andere organisaties en individuele veehouders ook nog rechtszaken tegen de provincie aanspannen.

Nederland telt in totaal circa 12.000.000 varkensplaatsen; ruim 70% van het vlees is bestemd voor export. De helft van de stalruimte bevindt zich in Brabant. Ook met kippen, koeien en pelsdieren is deze provincie rijk bedeeld. Direct omwonenden vinden veelal dat de aantallen dieren, de omvang van de stallen en de overlast te groot is. Ze willen daarom dat de overheid ingrijpt. Veehouders en hun standsorganisaties zijn het daar niet mee eens.



Hieruit blijkt dat voor de Provincie Noord-Brabant niet een leefbare omgeving uitgangspunt is voor het beleid maar de grootschalige varkenshouderij
Te kleine stap in de goede richting
Voor tegenstanders van de Brabantse vee-industrie (natuurliefhebbers, milieuorganisaties, omwonenden) gaat de overlastbestrijding door de Provincie Noord-Brabant lang niet ver genoeg. Ze willen een veehouderij die geen roofbouw pleegt op de omgeving. Ze zijn blij dat er voor de eerste keer maatregelen genomen worden die een nog verdere groei van de vee-industrie in deze provincie onmogelijk maken. Voor het herstel van een leefbaar Brabant (gezondheid, biodiversiteit, enz.) vinden ze het een te kleine stap in de goede richting.

Wordt door het provinciebestuur het algemeen belang goed gediend? Is de verontwaardiging van de veehouders terecht? Of gaat de Provincie lang niet ver genoeg, zoals de tegenstanders van de overlast door de vee-industrie vinden?

Brabant zit met een grote overbelasting door de bio-industrie terwijl tegelijkertijd veebedrijven stoppen. Het lijkt logisch de druk te verminderen door de productiecapaciteit van een stoppend bedrijf uit de markt te halen en niet meer in overbelaste gebied toe te laten. De Provincie doet echter het tegenovergestelde. Door de staldering mag (90% van de stallen van) een stoppend bedrijf juist alleen bijgebouwd worden bij een ander bedrijf binnen het overbelaste deel van de provincie. Hieruit blijkt dat voor de Provincie Noord-Brabant niet een leefbare omgeving uitgangspunt is voor het beleid maar de grootschalige varkenshouderij.

Het tegenargument van de veesector dat de provincie geen milieuwinst behaalt omdat de vrijkomende ruimte wordt gebruikt voor andere economische sectoren, is niet ter zake
De veehouders en hun organisaties doen alsof de groeiende bedrijven er recht op hebben om de productiecapaciteit van stoppende bedrijven over te nemen. Dat is niet het geval. Ze hebben niet meer recht op de grond, de stallen of dierrechten van een ander bedrijf dan wie ook in Nederland. Ze hebben net als andere bedrijven ook geen recht op uitbreiding, maar kunnen hier alleen om verzoeken. In dat opzicht is staldering zelfs een verruimende regel waarvan ze gebruik mógen maken, maar dat hoeft niet.

Ook het beroep van Oost-Brabantse boeren op een gelijk speelveld met varkenshouders elders is onbegrijpelijk. De wettelijke stanknorm voor varkensbedrijven in de stalderingsregio’s van Brabant is al jarenlang 75% hoger dan in Nederland normaal is toegestaan. Ze zijn daardoor goedkoper uit met milieuvoorzieningen dan varkenshouders in onder meer West-Brabant of Drenthe. Een daadwerkelijk gelijk speelveld zou betekenen dat een groot deel van de veebedrijven in Brabant met directe ingang moet stoppen.


Kaart Noord-Brabant: in kleur de stalderingsregio’s


Ook het tegenargument van de veesector dat de provincie geen milieuwinst behaalt omdat de vrijkomende ruimte wordt gebruikt voor andere economische sectoren, is niet ter zake. Het provinciebestuur heeft juist tot taak om vanuit het algemeen belang afwegingen te maken. Daarbij kan het continueren van de bio-industrie op de eerste plaats blijven staan, maar in plaats daarvan kan bijvoorbeeld ook de ontwikkeling van Mainport Eindhoven een nog hogere prioriteit krijgen. De Provincie is vrij in die keuze, zolang bestaande rechten niet worden aangetast.

De vertegenwoordiger van de Zuidelijke Land- en Tuinbouw Organisatie (ZLTO) was het als enige hier niet mee eens en die heeft zijn achterban niet geïnformeerd over het resultaat van dit overleg, waardoor het besluit van de Provincie bij de veehouders totaal onverwacht kwam.
Grootst mogelijke meerderheid
Het besluit over de renovatie van verouderde afgeschreven stallen staat los van de staldering. In een gezamenlijk overleg met verschillende organisaties heeft de Provincie Noord-Brabant eerder afspraken gemaakt over een geleidelijke afbouw van de overbelasting tot het jaar 2028. Omdat na enkele jaren geen sprake bleek van een geleidelijke afbouw, is vorig jaar in dit overleg met de grootst mogelijke meerderheid besloten om de einddatum naar voren te halen. De vertegenwoordiger van de Zuidelijke Land- en Tuinbouw Organisatie (ZLTO) was het als enige hier niet mee eens en die heeft zijn achterban niet geïnformeerd over het resultaat van dit overleg, waardoor het besluit van de Provincie bij de veehouders totaal onverwacht kwam.

Veehouders hebben veelal geen geld voor renovatie of sloop. Weliswaar hebben deze totaal verouderde stallen jarenlang extra winsten opgeleverd vanwege het ontbreken van milieuvoorzieningen, maar van deze winst is meestal niets gereserveerd voor vervanging of renovatie. De winst is daarentegen gebruikt om extra geld bij te lenen voor het bouwen van meer stallen. Dat heeft de leefomgeving verder aangetast. Ook blijken die investeringen achteraf de verkeerde gok.

Natuurlijk verloop
Nederland is een rechtsstaat. Daarom heeft de onafhankelijke rechter in de gerezen conflicten het laatste woord. Dat geldt zowel voor stalderingsregeling als voor de verplichte renovatie vóór 2022.

Als de rechter besluit dat de verplichte renovatie van de afgeschreven stallen pas in 2028 gereed hoeft te zijn, zal de Provincie zich daar waarschijnlijk bij neer moeten leggen.

Als de rechter besluit dat de staldering niet mag doorgaan, zou dat voor de Provincie Noord-Brabant aanleiding kunnen zijn om in plaats daarvan toch nog te kiezen voor “natuurlijk verloop” in de overbelaste gebieden. Iedereen mag houden wat hij heeft, maar wat weg gaat mag daar niet meer ingevuld worden. Dit is niet wat de veesector wil bereiken, maar het is juridisch beter haalbaar en zal de spanningen tussen boeren en bezorgde burgerburen laten afnemen. Het is bovendien een meer realistisch besluit met het oog op andere economische en sociale belangen en sluit aan bij het ontbreken van toekomstperspectief voor de buitenlandse - met name buiten de EU (40% van de productie van slachter Vion gaat inmiddels naar Azië) - afzet van de Nederlandse varkenshouderij.
Dit artikel afdrukken