Brabant besloot op 7 juli jl. dat er sneller minder dieren, meer grote boeren die het internationaal kunnen volhouden en meer boeren die in een niche geld kunnen verdienen moeten komen. Brabantse boeren zijn tegen dat beleid omdat ze graag eerst hun oude bedrijven hadden afgeschreven. Provinciale Staten geloofde daar niet in en haalde een streep door de rekening. Een en ander omdat ze vreesden dat kansloze boeren maar door zouden blijven gaan met het vragen om een bestaansrecht dat in de echte economie allang voorbij is.

De provinciebegroting van 2018 laat zien dat Brabant hen met €75 miljoen tegemoet wil komen. De Brabantse boeren reageren sceptisch. Ze vinden het bedrag "maar een fractie van de financiële schade voor de sector." Het werkelijke schadebedrag zou tussen de €800 miljoen en €1 miljard liggen.

Na ruim honderd jaar technisch innoveren en elkaar eruit concurreren kan al een handjevol boeren veel meer dan genoeg basisproducten maken voor een aanvaardbare prijs; de rest moet voor toegevoegde waarde zorgen. Zo werkt de markt vandaag. Brabant nam dan ook een traditioneel Hollands liberaal boerenbeleidsbesluit
Woordvoerder Kim Roetert van de Brabantse boerenorganistie ZLTO laat vakblad Boerderij in een reactie weten dat de organisatie en haar leden nog steeds achter het standpunt staat dat het provinciaal beleid er nooit had moeten komen. Daarom halen de boeren hun neus op voor de €75 miljoen waarop ze aanspraak kunnen maken. Veehouders moeten versneld, voor 2022 in plaats van 2028, hun stalsystemen aanpassen aan nieuwe milieueisen. Volgens Roetert is dat onredelijk en onhaalbaar. ZLTO en haar leden blijven liever strijden voor uitstel van de nieuwe doelstellingen.

De provincie doet in feite niets anders dan het beleid van de Nederlandse landbouwcommissie van 1886 uitvoeren. Eind 19e eeuw creëerde Nederland zijn kostprijsgerichte landbouw in de nasleep van de landbouwcrisis die toen was ontstaan door goedkope importen van buiten Europa. De Nederlandse overheid besloot toen tot een liberale landbouw die het op de markt moet kunnen uithouden. Terwijl de agrarische grootmachten Frankrijk en Duitsland hun boeren door importbeperkingen beschermden tegen lage prijzen op de wereldmarkt, moesten Nederlandse boeren voortaan concurrerend kunnen zijn. Boeren die dat niet konden, moesten uit het systeem. Dat bedoelden boeren de afgelopen jaren nog steeds met de kreet 'boeren met toekomst'. Wie niet meekan, concurreer je eruit en neem je over.

Boeren die het wel kunnen volhouden, moet je een beetje helpen. Dat is de zachte kant van ons beleid. Inmiddels is dat op veel minder boeren van toepassing omdat we een eind op streek zijn in de 21e eeuw. Na ruim honderd jaar technisch innoveren en elkaar eruit concurreren kan al een handjevol boeren veel meer dan genoeg basisproducten maken voor een aanvaardbare prijs; de rest moet voor toegevoegde waarde zorgen. Zo werkt de markt vandaag. Brabant nam dan ook een traditioneel Hollands liberaal boerenbeleidsbesluit. Terwijl de boeren de afgelopen honderd jaar vóór zulk beleid waren, zijn ze nu tégen. Dat komt omdat ze sneller uit de economie verdwijnen dan ooit tevoren. Als ik boer was, zou ik er ook moeite mee hebben; vanaf mijn uitkijktoren aan de zijlijn zie ik het wat scherper.

Dit artikel afdrukken