We waren op vakantie in Zweden, een land waar men verzot is op de Aziatische keuken. Dat zal zijn omdat (met name Thailand) voor veel Zweden een geliefd vakantie-oord is en omdat de traditionele Zweedse huismanskost van zichzelf bepaald niet stuitert van smaak of culinair vernuft. In Zweden zijn er daarom in ieder gehucht Thaise afhaalrestaurants of Indiase straatkarren te vinden en de supermarkten hebben hun schappen vol met uitheemse ingrediënten. Niets zo Zweeds als goed Aziatisch eten.

Zo bezochten wij een enorme supermarkt waar een grote hoek vol stond met oosterse lekkernijen. Mijn oog viel op potjes genaamd ‘pindjur’, een product dat mij Indiaas voorkwam. Voor mijn kinderen sprak ik het uit met een Indiase tongval: pien-djoerrr. Uiteraard nam ik een pot mee. Lekker. Pindjur. Bij terugkomst in onze vakantiewoning opende ik het om te proeven wat ik had aangeschaft: een overweldigende zalvend-zachte paprikaprut met een intens diepe smaak. Lekker bij… alles.

"Jaha, dat kunnen die Indiërs wel," zei ik wereldwijs tegen mijn kinderen, waarna het potje razendsnel op raakte, voornamelijk omdat ik er voortdurend met een theelepeltje uit hapte.

Terug in Nederland bedacht ik het om een stukje over mijn culinaire Indiase ontdekking te schrijven en mijn lezers te trakteren op een geheimtip. Pindjur!
Enfin.

Het was weer eens een moment dat ik mijn gastronomische onbenul etaleerde, want ik bleek er compleet te zijn ingetuind. Het was me al opgevallen dat mijn Indiase pindjur niet uit India kwam, maar uit Skopje in Macedonië. Aanvankelijk dacht ik dat dit moest zijn omdat er in dat land waarschijnlijk een grote fabriek zat waar Oosterse producten werden verpakt, zoals we in ons land ook gerechten uit alle windstreken bereiden en verschepen — maar een korte tocht langs internet bevestigde dat pindjur helemaal niet Indiaas is. Waarschijnlijk was het door een onwetende Zweedse supermarktmedewerker op de verkeerde plaats gezet (djiezus, hoe kun je zo dom zijn?!).

Pindjur is een typische lekkernij van de Balkan, las ik op internet, een van de vele legendarische pittige sauzen die paprika zo’n goede naam hebben gegeven (met namen als ajvar en ljutenica, die mij eerlijk gezegd ook niets zeiden). Het is een zomer- en herfstproduct dat vooral wordt gegeten bij brood en vlees. Nu zitten we nog in het staartje van de zomer, dus om mijn aanvankelijke verwarring goed te maken deze week mijn pindjur-variant. Daar mag een Indiaas biertje bij, voor wie het per se wil.

Recept Pindjur, voor een grote weckpot van een liter of een paar potjes

Nodig:
- 10 groene puntpaprika’s
- 10 rode puntpaprika’s
- 2 hete groene pepertjes
- 1 Spaanse peper
- 2 blikken tomaten
- 2 grote aubergines
- 6 tenen gehakte knoflook
- olijfolie
- zout

Bereiding
Verwarm uw oven op 180 graden. Was de paprika’s, aubergines en pepertjes, snijdt ze doormidden en verwijder stelen en zaadjes. Prik gaatjes in de aubergines. Leg alle stukken op een bakplaat en bak ze een half uur tot drie kwartier, tot ze zacht zijn. Laat ze even afkoelen en ontdoe de groenten waar mogelijk van de schilletjes. Hak de groenten in een keukenmachine, maar maak het mengsel niet te fijn. Verdeel de groenten eventueel in meerdere porties.

Fruit in een dikke pan de knoflook in een laagje olie, en voeg daarna de tomaten toe, met wat zout. Laat dit een twintig minuten pruttelen en voeg dan het paprika-auberginemengsel toe. Breng het opnieuw aan de kook en laat het mengsel een half uur zachtjes staan, regelmatig roerend. Breng de pindjur goed op smaak met zout.

Bewaar de pindjur in gesteriliseerde potjes, met een scheutje olie bovenop. Serveer deze nazomerspread bij vers Turks brood.

Deze column verscheen eerder in het AD.
Dit artikel afdrukken