De zomer van 2017 baarde de fipronilcrisis. Dat was het gevolg van een beoordelingsfout die gemaakt werd door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). De Autoriteit werd stukbezuinigd door de politiek en vergiste zich. De organisatie koos voor een strafrechtelijk onderzoek en vergat dat ze beter had kunnen handhaven en onderzoeken of dat wel goed gebeurde. Fipronil mag domweg niet op kippen gebruikt worden. Dat het middel niet meteen voor zieken of doden zorgt, was geen punt maar werd het door dat foutje.
Dat kon gebeuren omdat het geld dat inmiddels allang weer naar de Autoriteit stroomt, zich niet meteen vertaalt in herstel van de kennis- en organisatiekracht. De rechtsvoorgangers van de krakkemikkig samengetimmerde NVWA herstellen in hun kracht kost tijd. Daarom valt het foutje die organisatie niet aan te rekenen. Shit happens, zeker als je die als overheid zelf veroorzaakt.
 
De Fipronilcrisis liet onverwacht iets heel anders zien. Boeren zeiden dat de NVWA hen had moeten behoeden voor de crisis. Op het moment dat ik dit stukje schrijf, overwegen ze zelfs processen tegen de NVWA. Ik schrik van zoveel onbenul.
 
Discussies op Foodlog lieten zien dat boeren de NVWA als hun kwaliteitsdienst beschouwen. Flauwekul. De NVWA is een politieagent die domweg moet handhaven. De wet zegt dat iedere ondernemer verantwoordelijk is voor zijn product. Te constateren valt dat boeren de twee heren van het duistere bedrijfje Chickfriend niet hebben gevraagd wat hun wondermiddel tegen de bloedluis precies bevatte. Dat is raar, want bloedluis is hét probleem van alle tijden en wie het kan bestrijden heeft dus iets heel bijzonders en mogelijk iets gevaarlijks in handen. Daarom is het  wonderlijk dat pluimveehouders niet doorvroegen. Nog wonderlijker is het dat hun belangenbehartigers dat ook niet deden. 

Iedereen heeft zijn werk voor 90% gedaan omdat iedereen de boeren wat gunde. Maar neem 10 mensen die 10% laten gaan en je zit met de perfecte puinhoop
Terwijl verstandige pluimveehouders zeiden ‘het middel heeft geen toelating’, vonden anderen dat het betrouwbaar was. Niet onbegrijpelijk, want al sinds 2013 verdienen eierboeren geen geld. In dat jaar zette overproductie boeren diep in het rood nadat ze net hun stallen flink hadden uitgebreid. Het teveel aan eieren was het gevolg van een sociologisch effect. De eiersector telde al minder dan 1.000 boeren. De laatste vechtersbazen wilden allemaal doorgaan nadat de kooikip was verboden. De overheid had gedacht dat een flink aantal wel zou stoppen. De laatste Mohikanen denken niet zo. Ze gaan tot het gaatje. Dat veroorzaakte teveel eieren met een te hoge kostprijs in verhouding tot de marktprijs. Over de crisis van 2013 kwam in 2014 en 2016/17 een serie uitbraken van vogelgriep heen die de sector aan een bancair infuus legden.
 
Ik belde in augustus met de nodige mensen. Het beeld dat uit die gesprekken oprees werd treffend weergegeven door een toonaangevende dierenarts die niet met zijn naam in de krant wil: “Iedereen heeft zijn werk voor 90% gedaan omdat iedereen de boeren wat gunde. Maar neem 10 mensen die 10% laten gaan en je zit met de perfecte puinhoop.”
 
Die puinhoop heet Nederland. De laatste gangbare boeren weten geen geld te verdienen en hebben geen idee hoe ze dat wel kunnen. Meer en groter is hun oplossing. Zo werden ze een multinational met de houding van een boer op de Veluwe. In eieren zijn we de grootste exporteur ter wereld. Dacht u dat dit in de varkenshouderij niet kan gebeuren of zelfs in de melkveehouderij met zijn grote merken als FrieslandCampina en Cono? Als boeren denken zoals ze deze zomer lieten blijken, is het snel voorbij met onze goede naam ‘als beste boeren ter wereld’. Wie niet weet wat commercie of voedselveiligheid is, kan die titel vergeten. 2017 liet zien wat het gemiddelde op de wereld gerichte familiebedrijf klaarmaakt. Nederland zit met een boerenkater.

Deze column verscheen deze week in de printeditie van Vork. Via Foodlog kun je met korting een abonnement op Vork nemen.
Dit artikel afdrukken