In de jaren vijftig gingen vrijwel alle bananenbomen ter ziele aan de Panama-ziekte, een schimmelziekte. Alle bananenbomen? Nee, één ras bood weerstand: de Cavendish-banaan. Lang niet zo lekker als eerdere varianten zoals de Gros Michel, maar de banaan was gered. Sindsdien staan Cavendish-palmen op alle plantages en komen alle bananen in de winkel van deze stam.

Helaas blijkt ook de Cavendish kwetsbaar. En dat levert, behalve verontrustende Nederlandse krantenkoppen, ook een groot probleem op, volgens Engelse krantenkoppen: deze bananenboom kent geen genetische variatie, ieder exemplaar is een kloon. Een nieuwe, extreem agressieve variant van de Fusarium-schimmel (TR4) maakt daar gebruik van. Boom na boom valt. De bestrijdingsmiddelen die in steeds grotere hoeveelheden ingezet worden, raken uitgewerkt. Tot zover de alarmistische krantenkoppen.

Dat is oud nieuws voor de wetenschappers in Wageningen. Er is hoop, zegt professor Gert Kema van Wageningen Universiteit in zijn inaugurele rede als buitengewoon hoogleraar Tropische fytopathologie. Zijn onderzoeksgroep heeft inmiddels 1.000 genetisch verschillende Fusarium-schimmels in kaart gebracht, want kennis van het organisme is nodig om het te bestrijden. Ook richten de onderzoekers zich op het veredelen van wilde bananensoorten. "Want genetische variatie is een absolute voorwaarde om de meeste problemen met bananen het hoofd te bieden," zegt de kersverse hoogleraar. Een resistente variëteit ontwikkelen duurt zeker tien jaar. Tegen die tijd moeten koppenmakers op zoek naar andere relnieuws.
Dit artikel afdrukken