Er is geen wetenschappelijk zuivere discussie meer over risico's. Dat constateerde afgelopen weekend Maarten Keulemans in de Volkskrant rond de controverse over bestrijdingsmiddel glyfosaat. Als risicoloosheid niet bestaat en we dat feit niet langer onder het tapijt vegen, hoe moeten we dan omgaan met mogelijke risico's? Voedselveiligheidsexpert Simone Hertzberger geeft een antwoord op die ingewikkelde vraag.
In een Amerikaanse publicatie keken deelnemers van een werkgroep over het voorzorgsprincipe naar de invloed van het voorzorgsprincipe op het voeden van de huidige en toekomstige generaties.
Zij keken naar de geschiedenis van het begrip voorzorgsprincipe en gaven een oordeel over dubbelzinnigheid, willekeur, en vooringenomenheid jegens nieuwe technologieën. Het gaat in deze studie vooral over het voeden van 9 miljard mensen in 2050 en vandaar dat de aandacht vooral uitgaat naar landbouwkundige onderwerpen, zoals het gebruik van bestrijdingsmiddelen, genetische modificatie en doorstralen.
De auteurs propageren absoluut geen roekeloos en nonchalant gedrag, maar vinden dat hun bevindingen uitwijzen dat op velerlei gebieden het voorzorgprincipe meer kwaad dan goed doet. Zij stellen: “het voorzorgsprincipe heeft gefaald als algemene strategie voor risicomanagement en nu is de tijd gekomen om nieuwe paden in te slaan”.
Inspelen op latente angsten
Dit zijn krachtige woorden van de deelnemers aan de werkgroep. Deze deelnemers komen zowel uit universiteiten als van de kant van de overheid in een aantal Amerikaanse staten. De term voorzorgsprincipe gebruikt men ook in Europa vaak ten onrechte voor ‘voorzichtigheid betrachten’. Het principe gaat juist niet over het tegenhouden van veranderingen, maar over hoe te handelen bij wetenschappelijke onzekerheid. Vaak spelen mensen, individueel of georganiseerd, in op latente angsten die bij velen leven en doen dan een beroep op het voorzorgsprincipe. Door goedgekeurde additieven toch als gevaarlijk af te schilderen (wetenschap biedt immers nooit 100% garanties), probeert men overheden of bedrijven te bewegen deze stoffen toch maar te verbieden of niet te gebruiken. Zoetstoffen en conserveermiddelen kunnen als voorbeeld hiertoe dienen, maar ook het al of niet toepassen van genetische modificaties of het doorstralen.
Deze tekst verscheen in 2013 in het tijdschrift VMT Voedselveiligheid.
Wat denkt de organisatie waar jij werkt over het voorzorgsprincipe? In onze cursus Food Interaction bediscussiëren we het onderwerp met filosoof Jan Bransen en toxicoloog Aalt Bast. Welke risico’s moet je als organisatie niet willen nemen en welke risico’s kun je wél nemen?
Dit artikel afdrukken
Zij keken naar de geschiedenis van het begrip voorzorgsprincipe en gaven een oordeel over dubbelzinnigheid, willekeur, en vooringenomenheid jegens nieuwe technologieën. Het gaat in deze studie vooral over het voeden van 9 miljard mensen in 2050 en vandaar dat de aandacht vooral uitgaat naar landbouwkundige onderwerpen, zoals het gebruik van bestrijdingsmiddelen, genetische modificatie en doorstralen.
Het voorzorgsprincipe heeft gefaald als algemene strategie voor risicomanagement en nu is de tijd gekomen om nieuwe paden in te slaanDe auteurs stellen dat het voorzorgprincipe een belangrijke rol heeft gespeeld in aandacht krijgen voor passend risicomanagement. Als het voorzorgsprincipe echter te streng wordt toegepast, remt het innovaties ten nadele van zowel de economie als de humane gezondheid. De deelnemers van de werkgroep, tevens auteurs, geven voorbeelden over het falen van het voorzorgsprincipe in het geloofwaardig en weloverwogen toepassen van risicomanagement. Zij stellen dat het voorzorgsprincipe controversieel is en in de toekomst zal verdwijnen. Zij beoordelen het uitgangspunt van het voorzorgsprincipe als zeer lovenswaardig, maar stellen dat het is verworden tot een onwerkzaam en contraproductief systeem.
De auteurs propageren absoluut geen roekeloos en nonchalant gedrag, maar vinden dat hun bevindingen uitwijzen dat op velerlei gebieden het voorzorgprincipe meer kwaad dan goed doet. Zij stellen: “het voorzorgsprincipe heeft gefaald als algemene strategie voor risicomanagement en nu is de tijd gekomen om nieuwe paden in te slaan”.
Inspelen op latente angsten
Dit zijn krachtige woorden van de deelnemers aan de werkgroep. Deze deelnemers komen zowel uit universiteiten als van de kant van de overheid in een aantal Amerikaanse staten. De term voorzorgsprincipe gebruikt men ook in Europa vaak ten onrechte voor ‘voorzichtigheid betrachten’. Het principe gaat juist niet over het tegenhouden van veranderingen, maar over hoe te handelen bij wetenschappelijke onzekerheid. Vaak spelen mensen, individueel of georganiseerd, in op latente angsten die bij velen leven en doen dan een beroep op het voorzorgsprincipe. Door goedgekeurde additieven toch als gevaarlijk af te schilderen (wetenschap biedt immers nooit 100% garanties), probeert men overheden of bedrijven te bewegen deze stoffen toch maar te verbieden of niet te gebruiken. Zoetstoffen en conserveermiddelen kunnen als voorbeeld hiertoe dienen, maar ook het al of niet toepassen van genetische modificaties of het doorstralen.
Deze tekst verscheen in 2013 in het tijdschrift VMT Voedselveiligheid.
Wat denkt de organisatie waar jij werkt over het voorzorgsprincipe? In onze cursus Food Interaction bediscussiëren we het onderwerp met filosoof Jan Bransen en toxicoloog Aalt Bast. Welke risico’s moet je als organisatie niet willen nemen en welke risico’s kun je wél nemen?
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
#53. Jan Peter,
In het energieakkoord zijn concrete afspraken gemaakt over het aandeel duurzame energie, er wordt dus niet geëxperimenteerd en daarna geevalueerd. Verder denk ik dat je onderschat hoeveel er komt kijken bij het in stand houden van een stabiele en betrouwbare stroomvoorziening. Door de aard van het beest is stroomvoorziening een vraag-gestuurd proces: je kunt stroom niet bewaren, zodra stroom wordt afgenomen, moet het direct worden aangevuld (dwz geproduceerd), op straffe van sttoomuitval. Omgekeerd geldt hetzelfde: wordt minder stroom afgenomen dan geproduceerd, dan moet de productie omlaag. Stabiel houden van het stroomnet gebeurt door een mix van energiecentrales te gebruiken. Voor het verzorgen van de basislast worden kolencentrales gebruikt. Die hebben een hoog rendement hebben, maar reageren traag. Snel-reagerende gasgestookte centrales worden gebruikt voor het opvangen van de pieken en de dalen. Nu heeft onze regering in haar oneindige wijsheid besloten om niet alleen grillige wind- en zonnecentrales toegang te geven tot dit complexe systeem, maar ze ook nog eens voorrang te geven op het net. Dat laatste natuurlijk omdat ze anders kansloos zijn tegenover centrales die op afroep kunnen leveren. Netbeheerders hebben nu niet alleen te maken met redelijk voorspelbare variaties in stroomverbruik, maar ook nog eens met gedwongen afname van snel fluctuerend energie. Zolang het aandeel aan variabele energie klein is, kan dat wel worden gebufferd door gebruik van snel-reagerende centrales. Gaan we richting 20-25% dan is dat niet meer mogelijk, tenzij op de achtergrond constant fossiele centrales meedraaien, en dat kan toch niet de bedoeling zijn. Daar bovenop komt ng eens dat de voorkeursbehandeling van zon en wind de hele energiemarkt verstoort, met allerlei onbedoelde, ongewenste consequenties.
Als onze tegengestelde standpunten representatief zijn voor de stand van zaken (en waarom niet), dan moet de conclusie zijn dat over de gevolgen van het energieakkoord geen consensus bestaat. In dergelijke gevallen zegt het voorzorgprincipe: niet doen, tenzij…
Enno #48,
Als ik je goed lees, dan zie je een probleem in de willekeur waarmee het voorzorgsprincipe soms aangeroepen wordt. Daar zit misschien wat in, maar essentieel is dat dat niet gaat over de essentie van het principe maar over de toepassing ervan. Bovendien kan je er tegenover zetten dat er ook willekeur zit in wat we op de wereld afsturen. Als er een i-phone wordt bedacht (met bijbehorende grondstoffen), is er ineens een i-phone. Bedenkt een partij een nieuw gewasbeschermingsmiddel, dan is dat er ineens. Zo zijn er natuurlijk oneindig veel voorbeelden, ook in natuurlijke fenomenen, maar een fundamenteel punt bij sommige nieuwigheden is de grootschaligheid en snelheid waarmee het geïntroduceerd wordt. Die kennen we niet in traditionele samenlevingen, noch in de natuur. Als een product of maatregel wereldwijd wordt uitgerold, is de impact en potentiële onomkeerbaarheid groot.
Verder noem je de omkering van de bewijslast. Het maakt het niet makkelijk voor de partij die de bewijslast moet leveren, aantonen van de afwezigheid van schadelijkheid is natuurlijk fundamenteel anders dan het omgekeerde. Immers, als je ook maar één schadelijk punt bewijst ben je klaar als je het vanaf die kant benaderd. Daar tegenover kan je de vraag stellen wat dan wel redelijk is. In onze neoliberale maatschappij zijn veel introducties gedreven door financiële belangen en het is op zich niet gek om degene die zo'n groot belang heeft te vragen om ons te overtuigen dat het geen schade berokkend. De belanghebbende zal immers zichzelf meestal vrij makkelijk kunnen overtuigen.
Het omkeren van de bewijslast introduceert wel een ander fundamenteel probleem. Het legt de onderzoekstaak bij de belanghebbende. Daarmee is het de belanghebbende die bepaald op welke wijze onderzoek gedaan wordt en dat heeft een grote impact op de resultaten. Met andere woorden, door de omkering van bewijslast zal onderzoek altijd opgezet en uitgevoerd worden vanuit het denkkader van de belanghebbende. Uiteraard is het aan 'ons' (in de vorm van bijv. een commissie) om dat vervolgens te beoordelen, maar je kan alleen beoordelen wat er is en niet wat er niet is. Het is de vraag of we op deze manier een goede conclusie kunnen trekken over de aan- of afwezigheid van schadelijkheid.
Enno, de discussie over glyfosaat behoeft meer informatie voor de consument. Het molecuul wat gebruikt wordt heeft zowel zure als ook basische eigenschappen. Het behoort bekend te zijn of dit molecuul de bloed/hersen barriere kan passeren. Als dat het geval is dient men uiterst voorzichtig met deze stof om te springen, want eenmaal aanwezig in onze hersenen dan kan het onomkeerbaar reageren met eiwitten en vetzuren. Op deze wijze kunnen dan moleculen worden gevomd die onze hersenen vervuilen en zeer waarschijnlijk allerlei neurodegeneratieve schade veroorzaken.
Het is voor mij niet vreemd dat er zoveel oppositie tegen het gebruik van deze stof is. Het is voor mij een logisch gevolg van de slechte voorlichting en de in Nederland minimale controle op het gebruik van deze risicovolle stoffen.
Ik zal nog een ander voorbeeld noemen: Cacaoboter. Bijna niemand is bekend met het feit dat in cacaoboter zgn "cacaobotersubstituenten" kunnen zitten. Deze substituenten zijn transvetzuren. Daarvan is inmiddes bekend dat zij ongezond zijn . Waarom zet men niet gewoon op het product dat er 0% transvetzuren zitten. Heeft men iets te verbergen?
Enno, zolang we nog fossiel hebben lijkt het me verstandig om te experimenteren met de onbetrouwbare nieuwe stroomvoorzieningen. En lijkt me, zolang we een fall back situatie hebben, de kans op een week lang zonder stroom nihil. Maar misschien heb jij daar meer informatie over zodat we ook de vraag kunnen beantwoorden "waar was het Voorzorg principe?"
#50. Kom op Jan Peter, jij bent slim genoeg om de nadelen te zien van een onbetrouwbare stroomvoorziening