Bram Bos en zijn collega's reageren als volgt:

Foodlog vraagt: "Waar en waarom gaat het mis? Het is toch heel raar, dat een paar slecht geïnformeerde, bange burgers, zo'n goed plan om zeep zouden kunnen helpen? Wat willen we nou eigenlijk in onze moderne samenleving?"

Eerst een technisch/inhoudelijke reactie op de geuite zorgen. Die spitsen zich toe op:
1. Een mogelijk volksgezondheidsrisico door fijnstof voor omwonenden
2. Een mogelijke vergroting van risico op besmetting (en vervolgens verspreiding) van AI/vogelpest

Fijnstof
Het is niet voorstelbaar dat een bron van 50.000 vleeskuikens met buitenuitloop uitgesmeerd over 30 ha een overschrijding van fijnstofnormen kan veroorzaken. Stalletjes zijn waarschijnlijk natuurlijk geventileerd waardoor verspreiding wordt beperkt en fijnstof-productie in de buitenuitloop wordt ook niet door mechanische ventilatie verder weg gebracht. Bovendien is het scharrelmateriaal buiten minder geëigend (minder droog) om tot veel fijnstof te leiden. Doordat elke week een nieuwe stal wordt opgezet is er ook geen sprake van cyclische piekbelasting, wat je bij een reguliere vleeskuikenstal wel hebt.

De vergelijking met het VGO-onderzoek gaat mank omdat het hier om een heel ander brontype gaat (13 kleine stallen over 30 ha), met natuurlijke ventilatie, in een omgeving zonder veel intensieve veehouderij. Het VGO-onderzoek betrof correlaties (geen causaal verband) in een gebied met veel hogere concentraties dieren. [Met dank aan Nico Ogink (WLR)]

Vogelgriep
Voor laag-pathogene AI (LPAI) is het bekend dat het risico op introductie bij leghennen met uitloop verhoogd is t.o.v. leghennen die binnen worden gehouden (scharrelkippen), dit met ongeveer een factor 6. Indien pluimveebedrijven dicht in de buurt van water zijn gesitueerd (dat kunnen slootjes, sloten, vaarten en grotere wateroppervlakten zijn als vennen en meertjes), dan is met name het risico op LPAI virus-introductie verhoogd tot een afstand van 500m tot dat water. Voor uitloopbedrijven en kalkoenbedrijven is het risico op introductie ook verhoogd als zij dicht in de buurt van gebieden met watervogels zijn gesitueerd, met name tot een afstand van 500m is dit risico sterk verhoogd.

Het risico dat insleep van AI op een pluimveebedrijf tot verdere verspreiding naar andere pluimveebedrijven leidt is, indien aanwezig, het hoogst in concentratiegebieden van pluimveebedrijven. Voor LPAI laat analyse van de afgelopen 10 jaar echter zien dat er geen verspreiding van LPAI virus plaatsvindt na introductie op een Nederlands pluimveebedrijf, ook niet in gebieden met een hoge pluimveebedrijvendichtheid zoals in Gelderland (Gelderse Vallei). Dit komt zeer waarschijnlijk omdat door het uitgebreide surveillancesysteem in Nederland we snel genoeg bij introducties zijn, en daarnaast uitbraken snel opruimen zodat er geen verdere verspreiding plaats vindt.

Als er geen aanwijzingen zijn voor aanwezigheid van relatief veel water en/of watervogels in de omgeving van dit bedrijf, is er geen aanleiding om te denken dat dit bedrijf een groter risico op besmetting met AI loopt dan een ander pluimveebedrijf met een vrije uitloop. [Met dank aan Thomas Hagenaars en Armin Elbers (WBVR)]

De zorgen over de impact van veehouderij in het algemeen op de volksgezondheid door o.a. ammoniak, fijnstof en endotoxinen zijn terecht, maar juist in dit geval is dat risico volstrekt verwaarloosbaar
De vragen die Foodlog daadwerkelijk stelt
Herman Kemper komt met een concept dat in allerlei opzichten heel goed aansluit bij goed betalende vraag uit een deel van Nederlandse markt én bij de maatschappelijke vraag naar veehouderij die niet naar binnen gekeerd is, maar naar buiten. Die relaties aangaat met haar omgeving, en daar functies aan toevoegt. Het plan contrasteert in ongeveer alles met de puur kostprijsgedreven en exportgeoriënteerde intensieve veehouderij. De kennelijk ontstane onrust verbaast me [Bram Bos] dan ook zeer, en de vraag van Foodlog is dan ook meer dan terecht: als zelfs dit ook al niet zou kunnen, dan is er eigenlijk geen toekomst meer voor de dierlijke productie in Nederland.

De zorgen over de impact van veehouderij in het algemeen op de volksgezondheid door o.a. ammoniak, fijnstof en endotoxinen zijn terecht, maar juist in dit geval is dat risico volstrekt verwaarloosbaar. En er is verder geen aanleiding om te denken dat dit bedrijf een groter risico op besmetting met AI loopt dan een ander pluimveebedrijf met een vrije uitloop, als we aannemen dat er in de omgeving van dit bedrijf niet relatief veel water en/of watervogels aanwezig zijn.

De onrust maakt wel duidelijk dat veehouderij in het algemeen geassocieerd lijkt te worden met gezondheidsrisico’s, en dat het daarbij voor burgers op dit moment lastig is om in te schatten hoe groot dat risico nu feitelijk is. De lokale overheid doet er weliswaar verstandig aan om die zorgen niet te negeren, maar moet ze ook niet klakkeloos overnemen. Ik zou toch hopen dat lokale overheden niet bij elk zuchtje onrust of tegenspraak de melk optrekken, en ondernemerschap in de veehouderij met evidente economische en maatschappelijke toegevoegde waarde onmogelijk maken.


VGO
Professor Dick Heederik (verbonden aan het Utrechtse Institute for Risk Assessment Sciences), auteur van het VGO-onderzoek, reageerde als volgt: "Ik doe geen uitspraken over individuele gevallen, daar hebben we de overheid voor. Wat bepalend is voor het risico is de mate van uitstoot van een bedrijf. In die zin onderscheiden biologische bedrijven zich niet direct van conventionele. Het hangt van de details af van de bouw van het bedrijf en het ontwerp van de stallen en de getroffen voorzieningen."
Dit artikel afdrukken