Het Paasweekeinde is begonnen en de winkels liggen weer vol met chocolade-eitjes. Chocoladebedrijven draaien flinke omzetten, maar zonder marktordening profiteren de meeste cacaoboeren daar weinig van. Dat zeggen landbouweconoom Niek Koning en onderzoeksjournalist Janneke Donkerlo.
De meeste cacaobonen wordt geteeld in de Afrikaanse landen Ghana, Ivoorkust, Nigeria en Kameroen door boeren met kleine stukjes grond. Die kunnen alleen door het kappen van maagdelijk bos een paar jaar een aardige boterham verdienen. Om ook op de langere termijn lonend te kunnen werken, moeten ze echter duurzame landbouwmethodes toepassen zoals schaduwbeplanting, onderhoud van de bomen, bemesting en gewasbescherming. De investeringen die ze daarvoor moeten doen zijn alleen haalbaar als hun economische randvoorwaarden voldoende gunstig zijn en zij een prijs krijgen die voldoende stabiel en kostendekkend is. En daar ontbreekt het aan. Dat maakt dat reeds ontgonnen grond wordt uitgeput en cacaoboeren deels afhankelijk zijn van kinderarbeid en onderbetaalde migranten.
Keurmerken en programma’s als CocoaAction of het International Cocoa Initiative zijn onvoldoende. De premies die het Max Havelaarkeurmerk bovenop de normale prijs betaalt, kunnen uit concurrentieoverwegingen niet te hoog zijn. Bovendien gaat een deel op aan de kosten van certificering.
Nationale en mondiale verantwoordelijkheid
Om de cacaoteelt lonend te maken, moeten de cacao-producerende landen zélf hun verantwoordelijkheid nemen voor basisvoorzieningen als landrechten, kredietverlening en wegen. Maar daarmee is het probleem nog niet opgelost. De economie van arme landen moet zich kunnen ontwikkelen, zodat er meer banen komen en keuterboertjes alternatieven krijgen. Daarnaast moet er iets gebeuren om de internationale cacaoprijzen stabiel en lonend te maken. Dat gebeurt niet vanzelf. Een paar decennia geleden werd de mondiale cacaomarkt met een Internationale Cacao-Overeenkomst gestabiliseerd door buffervoorraden en handelsquota. De internationale cacaoprijzen waren toen veel hoger dan nu. Dat wil niet zeggen dat het systeem perfect was. Regeringen van cacaolanden roomden een te groot deel van de prijs af om hun schatkist te spekken. Nieuwe cacaolanden kregen te weinig quota en er ontstond een 'zwarte markt', waarbij cacaobonen in landen terechtkwamen die niet bij de overeenkomst waren aangesloten.
Vrije markt
Deze gebreken hadden gecorrigeerd moeten worden. De chocolade-industrie wilde echter goedkope cacaobonen, en onze politici hadden zich bekeerd tot het vrije marktdenken. In de jaren tachtig lieten de rijke landen de toenmalige cacao-overeenkomst onderuit gaan waardoor de wereldmarktprijs instortte. Pas na de eeuwwisseling trad enig prijsherstel op, maar dat bleef beperkt en de prijzen bleven erg instabiel. Ondertussen werden arme landen steeds meer gedwongen om hun grenzen te openen voor goedkope producten uit rijke landen en opkomende Aziatische economieën. Mede daardoor zijn de Afrikaanse landbouw en industrie in het slop geraakt, en zijn kleine boeren eenzijdig afhankelijk gebleven van exportgewassen als cacao. Dat moet anders.
Marktordening nodig
Momenteel spannen veel lokale politici zich in om hun gemeentes tot ‘Fairtrade gemeentes’ te bestempelen. Maar dat stelt alleen iets voor als ze ook proberen de handelspolitieke opstelling van hun landelijke partijvertegenwoordigers te beïnvloeden. Bijna alle partijen steunen nu de Economische Partnerschapsovereenkomsten waarmee Europa arme landen dwingt hun grenzen te openen voor onze producten. Ook de keurmerkenorganisaties moeten het roer omgooien: als zij hun zelfverklaarde doelen serieus nemen, dan zouden ze aan hun consumenten moeten uitleggen dat ordening van de internationale cacaomarkt nodig is.
Cacaobloesem en -boontjes, Ivoorkust
Eerlijk naar consumenten
Iets in deze sfeer moet gebeuren om de misstanden in de cacaosector echt aan te pakken. Als het de keurmerken echt te doen is om duurzame cacao en een leefbaar inkomen voor de boeren, dan moeten ze hun chocoladewikkels gebruiken om consumenten te wijzen op de politieke keuzes die gemaakt moeten worden. Dat was ook de oorspronkelijke bedoeling van de verkoop van fair trade producten: in 1970 begonnen de wereldwinkels rietsuiker te verkopen om consumenten op de noodzaak van een eerlijke internationale marktordening te wijzen. Het latere idee dat de handel in fair trade producten zélf de oplossing zou zijn is onrealistisch. Deze vorm van commercie verkoopt consumenten een goed gevoel, maar daarvan kunnen cacaoboeren niet leven.
Niek Koning is landbouweconoom in Wageningen, Janneke Donkerlo is publicist en onderzoeksjournalist
Dit artikel afdrukken
Keurmerken en programma’s als CocoaAction of het International Cocoa Initiative zijn onvoldoende. De premies die het Max Havelaarkeurmerk bovenop de normale prijs betaalt, kunnen uit concurrentieoverwegingen niet te hoog zijn. Bovendien gaat een deel op aan de kosten van certificering.
Nationale en mondiale verantwoordelijkheid
Om de cacaoteelt lonend te maken, moeten de cacao-producerende landen zélf hun verantwoordelijkheid nemen voor basisvoorzieningen als landrechten, kredietverlening en wegen. Maar daarmee is het probleem nog niet opgelost. De economie van arme landen moet zich kunnen ontwikkelen, zodat er meer banen komen en keuterboertjes alternatieven krijgen. Daarnaast moet er iets gebeuren om de internationale cacaoprijzen stabiel en lonend te maken. Dat gebeurt niet vanzelf. Een paar decennia geleden werd de mondiale cacaomarkt met een Internationale Cacao-Overeenkomst gestabiliseerd door buffervoorraden en handelsquota. De internationale cacaoprijzen waren toen veel hoger dan nu. Dat wil niet zeggen dat het systeem perfect was. Regeringen van cacaolanden roomden een te groot deel van de prijs af om hun schatkist te spekken. Nieuwe cacaolanden kregen te weinig quota en er ontstond een 'zwarte markt', waarbij cacaobonen in landen terechtkwamen die niet bij de overeenkomst waren aangesloten.
Vrije markt
Deze gebreken hadden gecorrigeerd moeten worden. De chocolade-industrie wilde echter goedkope cacaobonen, en onze politici hadden zich bekeerd tot het vrije marktdenken. In de jaren tachtig lieten de rijke landen de toenmalige cacao-overeenkomst onderuit gaan waardoor de wereldmarktprijs instortte. Pas na de eeuwwisseling trad enig prijsherstel op, maar dat bleef beperkt en de prijzen bleven erg instabiel. Ondertussen werden arme landen steeds meer gedwongen om hun grenzen te openen voor goedkope producten uit rijke landen en opkomende Aziatische economieën. Mede daardoor zijn de Afrikaanse landbouw en industrie in het slop geraakt, en zijn kleine boeren eenzijdig afhankelijk gebleven van exportgewassen als cacao. Dat moet anders.
Marktordening nodig
Momenteel spannen veel lokale politici zich in om hun gemeentes tot ‘Fairtrade gemeentes’ te bestempelen. Maar dat stelt alleen iets voor als ze ook proberen de handelspolitieke opstelling van hun landelijke partijvertegenwoordigers te beïnvloeden. Bijna alle partijen steunen nu de Economische Partnerschapsovereenkomsten waarmee Europa arme landen dwingt hun grenzen te openen voor onze producten. Ook de keurmerkenorganisaties moeten het roer omgooien: als zij hun zelfverklaarde doelen serieus nemen, dan zouden ze aan hun consumenten moeten uitleggen dat ordening van de internationale cacaomarkt nodig is.
Cacaobloesem en -boontjes, Ivoorkust
Het latere idee dat de handel in fair trade producten zélf de oplossing zou zijn is onrealistisch. Deze vorm van commercie verkoopt consumenten een goed gevoel, maar daarvan kunnen cacaoboeren niet levenEen ordening kan op verschillende manieren. Zo kunnen de cacaolanden afspreken om het resterende regenwoud grotendeels voor ontginning voor cacao te sluiten. Tegelijkertijd kunnen ze een exportbelasting invoeren om een gemeenschappelijke cacao-organisatie te financieren. Die kan met een deel van de opbrengst slechte cacao uit de markt kopen en zo de wereldmarktprijs verhogen. Met een ander deel kan ze uitgeputte en door ziektes aangetaste cacaoplantages laten rooien. Met een derde deel kan ze cacaoboeren in staat stellen om boerenbonden te versterken. Als de markt weer in evenwicht is kan de exportbelasting grotendeels worden teruggegeven aan de boeren, mits die aan bepaalde sociale en duurzaamheidscriteria voldoen. Terwijl boerenbonden en regeringen onderhandelen over hoeveel van de internationale cacaoprijs de regering maximaal mag inhouden voor de schatkist, blijft de gemeenschappelijke cacao-organisatie een voorraadbeleid voeren om de wereldmarkt te stabiliseren, en wordt nieuw overaanbod voorkomen door verhandelbare exportquota.
Eerlijk naar consumenten
Iets in deze sfeer moet gebeuren om de misstanden in de cacaosector echt aan te pakken. Als het de keurmerken echt te doen is om duurzame cacao en een leefbaar inkomen voor de boeren, dan moeten ze hun chocoladewikkels gebruiken om consumenten te wijzen op de politieke keuzes die gemaakt moeten worden. Dat was ook de oorspronkelijke bedoeling van de verkoop van fair trade producten: in 1970 begonnen de wereldwinkels rietsuiker te verkopen om consumenten op de noodzaak van een eerlijke internationale marktordening te wijzen. Het latere idee dat de handel in fair trade producten zélf de oplossing zou zijn is onrealistisch. Deze vorm van commercie verkoopt consumenten een goed gevoel, maar daarvan kunnen cacaoboeren niet leven.
Niek Koning is landbouweconoom in Wageningen, Janneke Donkerlo is publicist en onderzoeksjournalist
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 april krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 april krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
"Nationale en mondiale verantwoordelijkheid. Om de cacaoteelt lonend te maken, moeten de cacao-producerende landen zélf hun verantwoordelijkheid nemen voor basisvoorzieningen als landrechten, kredietverlening en wegen. Maar daarmee is het probleem nog niet opgelost. De economie van arme landen moet zich kunnen ontwikkelen, zodat er meer banen komen en keuterboertjes alternatieven krijgen."
Klopt. Maar wishful thinking… Waar is de oplossing voor realisatie ?
En dat geldt voor elk product, dat uit zwaar onderontwikkelde en corrupte landen komt. De focus op één product is niet zinvol, zonder dat er politiek-economisch 'nationaal' totale verandering komt. Je kunt dat niet aan cacao ophangen.
Pinda's, olie, koffie, delfstoffen, katoen, kleding, tropisch hout..
Neem b.v. Nigeria, waar Shell terecht als minderheidsaandeelhouder (!) kritisch gevolgd wordt, maar vertrek niets oplost, terwijl de exploratie zegenrijk zou kunnen zijn:
Met de zelfde woorden:
"Nationale en mondiale verantwoordelijkheid. Om olie- en gas exploratie lonend te maken, moeten de olieproducerende landen zélf hun verantwoordelijkheid nemen voor basisvoorzieningen als exploratierechten, kredietverlening en infrastructuur. Maar daarmee is het probleem nog niet opgelost. De economie van arme olielanden moet zich kunnen ontwikkelen, zodat er meer banen komen en de hele bevolking alternatieven krijgt."
Niet dus.
De cacao-teelt is oorspronkelijk niet inheems in Afrika, en de cacao-productie is weliswaar iets meer dan 50% van het mondiale totaal, en de ook andere teelt-gebieden liggen op het zuidelijk halfrond, maar in structureel iets ‘gezondere’ gebieden.
Ik vrees voor Afrika, tenzij de Chinezen op cacao duiken, relatief weinig toekomstperspectief. Zoals ook de Afrikaanse pinda-teelt mondiaal niet veel meer zegt. Tenzij de aanwezige Chinezen ook in Afrika die naast rijst grootschalig opzetten.
bronnen:
-Top 10 producerende landen.
-Cacao production in a nutshell
ps. Hoop dat het droog blijft. Ik moet nog chocolade-eieren in de tuin verstoppen
Er is veel wishful thinking onder al de "er zouden.... moeten zijn" argumenten, dat is waar Hans. Maar dat neemt niet weg dat de oorspronkelijke ICO wel heel effectief was, en landen als Ghana en Ivoorkust er heel wel bij voeren. Ook een incompleet systeem kan al beginnen te werken, en er zitten veel uitvoerbare onderdelen in de aanbevelingen van het artikel.
Overigens begrijp ik een aantal andere zaken in je reactie niet. Wat heeft het niet-inheems zijn van de cacao in Afrika hiermee te maken? Vrijwel alle grote productiegebieden van landbouwgewassen liggen buiten hun herkomstcentra. Lekker makkelijk, geen natuurlijke vijanden weet je wel. Kijk maar eens naar het commentaar over Mexico (oorsprongsgebied) in je top-10 link. Het land gebruikt meer dan het produceert, vanwege ziekten. En van de top 10 productielanden ligt er maar 1 op het zuidelijk halfrond, i.e. Peru (en dat is een kleintje). Plus Ecuador, Indonesië en Brazilië gedeeltelijk. Maar wat moet dat betekenen?
Twee belangrijke aspecten van de problematiek komen niet aan de orde in het artikel. Ten eerste zou bekeken moeten worden of kleine cacaoboeren inderdaad een aanvaardbaar inkomen kunnen verdienen bij de voorgestelde maatregelen, of dat het probleem structureler is: dat ze gewoon te klein zijn. Inmiddels bestaat onder landbouw- en ontwikkelingseconomen grote consensus dat je van twee à drie hectares landbouwgrond (en dat is wat kleine cacaoboeren bezitten) geen fatsoenlijk inkomen kan halen, hoeveel marktordening er ook is. Die mensen moeten uit de landbouw: "the best way to escape poverty is to get out of agriculture".
En dat geldt ook voor de maatschappij als geheel: het gemiddelde inkomen neemt toe als het relatieve belang van de landbouw afneemt. Er wordt immers meer waarde toegevoegd in 'hogere' schakels in de keten dan in die van de primaire productie. En dat is het tweede aspect dat ik mis: het perspectief op waardetoevoeging in de ontwikkelingslanden zelf. De auteurs lijken zich er bij neer te leggen dat Ghana, Ivoorkust enz. tot in lengte van dagen alleen de grondstof voor chocola zullen leveren, en nooit zelf chocola kunnen gaan produceren en vermarkten. Uiteindelijk moet het daar wel naar toe - en wordt er gelijk werkgelegenheid gecreëerd voor al die boeren die van de cacaoproductie zelf niet goed kunnen leven - marktordening of niet.
En hoe moet dat dan? Zoals de auteurs terecht aangeven, moeten we niet al te veel vertrouwen op de regeringen van de cacaoproducerende landen, en zullen sterke boerenorganisaties nodig zijn om beleid in een gunstige richting op te buigen. Ik ga nog een stap verder: boeren en hun organisaties kunnen initiatieven nemen om coöperaties op te zetten waarin door verwerking waarde wordt toegevoegd aan de cacao, en werkgelegenheid wordt gecreëerd. Dan gaan mensen uit de landbouw (waardoor deze productiever wordt) zonder te verdwijnen in de stedelijke krottenwijken: ze kunnen werk krijgen in de door henzelf opgezette (coöperatieve) agro-industrie. En het nationale inkomen stijgt.
Dagdromen? Nee. Zo is het tenslotte ook in Nederland gegaan, sinds het eind van de 19e eeuw.
Harry#2
“ Wat heeft het niet-inheems zijn van de cacao in Afrika hiermee te maken? “
Antwoord:
De complexe mix van betere economische stabiliteit, ook al is die betrekkelijk buiten Afrika, tezamen met de geologische en klimatologische omstandigheden.
Zo had de VS haar pinda-cultuur mede te danken aan die president.
Ik blijf somber over de toekomst van Afrika.
Graadmeter is het 'meest' ontwikkelde deel van Afrika, dat enorm potentieel heeft: Zuid Afrika, waar west en zuid elkaar ontmoeten.
Over het potentieel van Midden-Afrika en de Goudkust zullen we maar niet praten. Eveneens enorm, maar niet productief voor de bevolking.
Jur (#3), ik ben het helemaal met je eens dat de welvaart in een land uiteindelijk alleen maar kan toenemen als het relatieve belang van de industrie en de dienstensector toeneemt, en dat van de landbouw dus afneemt. Die “structurele transformatie” (zoals economen dit noemen) is precies wat Janneke en ik in ons artikel op het oog hebben waar we zeggen: “De economie van arme landen moet zich kunnen ontwikkelen, zodat er meer banen komen en keuterboertjes alternatieven krijgen”. Maar om die structurele transformatie te kunnen bereiken moet de landbouw zich wél kunnen ontwikkelen, want dat is de startmotor van die transformatie. In cacaolanden als Ghana en Ivoorkust vraagt dat onder meer stabiele en lonende cacaoprijzen, en die ontstaan niet zomaar op een vrije wereldmarkt. Dat is het aspect dat we in dit artikel centraal stellen, want je kunt niet alles in een 3-paginaverhaal behandelen. (In andere publicaties, waaronder een boek dat volgende maand uitkomt, ga ik uitgebreid in op de andere door jouw genoemde zaken.) Ondertussen vraag ik me wél af hoe jij zelf denkt over de dingen die we in dit verhaal centraal stellen. Namelijk de manier waarop Westerse belangen de afgelopen decennia een multilaterale ordening van de wereldmarkten voor tropische exportgewassen gefrustreerd hebben, en onze stelling dat fair trade en andere duurzaamheidskeurmerken daar geen alternatief voor zijn.