De Volkskrantbijlage van 31 december over vet ging over van alles. De betekenis van het woord vet werd uitgelegd door taalkunstenaar Wim Daniëls. Zanger en presentator Edwin Rutten vertelde over zijn grote geluk dat uit een gebakken eitje met zijn vrouw blijkt te bestaan. Verder ging het over vette snacks van fabrikant Van Oers, oliebollen en drie mensen die afvielen.

Kanker
Vet mag weer, lijkt de krant te willen zeggen. Ianthe Sahadat sprak en las een aantal voedingswetenschappers. Emeritus VU-hoogleraar en vetkenner Martijn Katan verklaart het kwade daglicht waarin vet kwam te staan uit te vroeg naar buiten gebracht nieuws. Vet zou voor kanker zorgen, dachten voedingswetenschappers ooit. Ze zouden het onverantwoord gevonden hebben het publiek die gedachte te onthouden.

Volgens de Wageningse hoogleraar Sander Kersten, eveneens een vetzurenkenner, heeft decennia nieuws over vet vooral geleid tot een hogere consumptie van suikers. Zelf at hij, een fervent op spieropbouw gerichte bodybuilder, een rigoureus eiwitrijk dieet waaruit hij zoveel mogelijk vet wegliet. Vetten vermeed hij als de pest. We hadden helemaal niet zo bang voor vet hoeven te worden, zeg hij eigenlijk. Nu hij vegetariër is geworden, eet hij meer vetten dan hij als jongeman at.

Vet werd suiker
Niettemin werd een hele samenleving bang voor vet omdat de geleerden verder zwegen. De levensmiddelenindustrie handelde naar het inzicht dat vet slecht is en mensen dus moesten letten op vet. De light-trend kwam op. Light betekent vet eruit, suikers erin. Als je ergens vet uit weglaat, moet er immers iets voor in de plaats komen. Dat werden suikers, want die zijn veel goedkoper dan eiwitten, het andere alternatief.

Waarom zeiden de geleerden daar niets over terwijl het euvel zich steeds verder voltrok?
Twee andere professoren suggereren dat de versuikering van de levensmiddelenindustrie losstaat van ontwikkelingen in de voedingswetenschap. Volgens Marianne Geleijnse (WUR) gingen we als samenleving vet slecht vinden omdat 1 gram vet meer calorieën bevat dan een 1 gram suiker of eiwit. Met vet krijgen we per gram 9 calorieën binnen, met suikers en eiwitten blijft de meter steken op 4. Sahadat noteert: De boodschap dat we minder verzadigd vet moesten eten, is volgens Geleijnse 'op de een of andere manier vervlochten geraakt' met die calorische kennis over vet. 'Overigens lag in Nederland de nadruk altijd op het verzadigde vet, terwijl in de VS alle vet uit het eten moest. In de Amerikaanse supermarkten lagen veel meer producten die bomvol suiker zaten om toch smaak en structuur te hebben zonder vet.'

Ronald Mensink (Universiteit van Maastricht) wijst erop dat vet in soorten komt. Je hebt verzadigd, onverzadigd en meervoudig onverzadigde vetten en transvetten. De meervoudig onverzadigde moet je bovendien onderverdelen, zo noteert Sahadat uit Mensinks mond, in twee typen: omega 3 (die we vooral uit vis halen) en linolzuur (van plantaardige origine). We moesten in Nederland op de verzadigde vetten letten, lijkt ook hij met zoveel woorden te zeggen. Mensink weet net als Katan dat de industrieel geharde transvetten echte boosdoeners zijn; de krant schrijft er niet over.

Maar als de levensmiddelenindustrie door te letten op vet en dat te vervangen door suikers iets fout deed, waarom zeiden de geleerden daar dan niets over terwijl het euvel zich steeds verder voltrok? De Volkskrant stelt de vraag niet. Zelfs niet als Kersten vertelt dat de vetinzichten in de wetenschap eigenlijk nooit wezenlijk veranderd zijn. Kersten vermoedt, volgens de krant, dat de moleculaire voedingskundigen de wereld massaal hebben vetgemest op suikers. Sahadat noteert het als volgt: Kersten vermoedt dat het mis is gegaan bij de gedachte dat het lichaam koolhydraten niet kan omzetten in vetten. Dat is 'een weinig actief biochemisch pad', in de woorden van een moleculair voedingskundige. Vertaald in lekentaal werd de boodschap al snel: koolhydraten kun je onbeperkt eten, want die kan het lichaam toch niet opslaan. 'Onzin natuurlijk', zegt Kersten, 'maar dat was hoe men de heersende stand van de wetenschap destijds interpreteerde.'

Kerstens gedachte dat de vetleer al decennia op hetzelfde spoor zit, leek begin december nog eens bevestigd te worden. Toen veegde de bekende Amerikaanse hoogleraar David Katz de vloer aan met de British Medical Journal (BMJ). Onder invloed van de furore makende hypothesen van nieuwlichter en vet-is-goed journalist Nina Teicholz, denkt Martijn Katan, had het gerespecteerde wetenschappelijke blad ernstige kritiek gepubliceerd op de 2015 versie van de Amerikaanse voedingsrichtlijnen. Katz maakte eind vorig jaar gehakt van die kritiek.

Let op Vet!
Dat alles neemt niet weg dat het Voedingscentrum in 1986 de Nederlandse versie van de internationale anti-vetcampagnes lanceerde: Let op Vet! Dergelijke campagnes kwamen internationaal stuk voor stuk tot stand met overheidsgeld en op basis van de consensus onder hooggeleerde wetenschappers in organisaties zoals onze Gezondheidsraad. Dat leidde tot campagnes waar nog wat sporen van bestaan op het internet.



Het gebeurde wel degelijk onder hun stilzwijgende leiding, zoals in ons land uit de Let op Vet!-campagne mag blijken
De NRC kwam er gisteren in. 'Oerend slecht' want 'niets nieuws' zei Wouter Klootwijk hier gisteren. Heeft hij er verstand van dan? Natuurlijk niet. Klootwijk vindt dat er vooral vragen gesteld moeten worden. Dit stukje laat zien dat daar inderdaad alle aanleiding voor is. Wim Köhler en anderen hielden het in de NRC bij een overzicht van allerlei weetjes over afvallen, de ene calorie die de andere niets is, het vetmetabolisme van beren, het dikste eiland ter wereld en meer. Het was een jaaroverzicht van de artikelen zoals ze continu, jaar in jaar uit door de Margriet, Libelle, Huffington Post én de betere kranten worden gerecycled.

Huilen om simplisme
Gelukkig merkte De Volkskrant vorige week op dat 'de gemiddelde voedingswetenschapper een beetje moet huilen' van de simplistische vraag wat slechter is, suiker of vet. Vet is niet slecht, het gaat alleen om de dosis, het type, het teveel, de andere voedingsstoffen die wel of juist niet meekomen en de omgeving waarin je woont, je verplaatst en werkt die er zinvolle uitspraken over mogelijk maken. Van die combinaties weten we nog niet bijster veel. Van de belangrijkste effecten van hun interactie weten we misschien wel niets.
Van vet op eenvoudig chemisch niveau lijken we al heel lang méér te weten dan nieuwlichters ons willen doen geloven. De vraag is alleen of dat genoeg is. De vraag is ook waarom wetenschappers hun mond hielden toen het even helemaal misliep waardoor consumenten massaal aan de suikers gingen. Uit de gesprekken die de Volkskrantverslaggever had, kreeg ik het gevoel dat ze nog steeds moeite hebben om hun rol en verantwoordelijkheid in de versuikering van ons eten in de afgelopen 50 jaar te erkennen. Laten we niettemin vooral noteren dat het wel degelijk gebeurde onder hun stilzwijgende leiding, zoals in ons land uit de Let op Vet!-campagne mag blijken. Zonder wetenschappelijke consensus zou die er namelijk nooit geweest zijn.
Dit artikel afdrukken