Calon noemde landbouw "geen normale economische activiteit". Volgens Calon moeten we "ophouden te doen alsof dat wel zo is. De gewone boer heeft geen marktinvloed. Hij krijgt de prijzen opgedrongen.” En anders dan een fabrikant van bijvoorbeeld auto’s kan bij een lage prijs de productie niet direct worden verlaagd. Omdat boeren als enige sector zorgen voor een belangrijk deel van landoppervlakte moeten ze daarin gefaciliteerd worden.

Exportgericht
Volgens Calon produceren Nederlandse voedselverwerkers hoge toegevoegde waarde. Onduidelijk is of hij van hen een voorkeursbehandeling verlangt voor de inkoop van grondstof bij boeren van binnen de eigen landsgrenzen. Wel waarschuwt hij nadrukkelijk tegen het opkomende nationalisme dat de eigen boer voortrekt, zoals dat in Duitsland en Frankrijk gebeurt. Voor de exportgerichte Nederlandse landbouw, die verreweg het grootste deel van zijn productie naar buurlanden verkoopt, is dat immers problematisch.

Maatschappelijke dienst
Met zijn pleidooi voor een exportgerichte landbouw en waarschuwing tegen voedselnationalisme zet Calon de oude lijn van LTO voort. Het pleidooi voor een ministerie vanuit de gedachte dat boeren prijsnemers in plaats van echte ondernemers zijn, geeft blijk van Calons inschatting van het Nederlandse boerenbelang. Dat lijkt in de komende jaren het best gediend met een beeld van agrarische activiteit als maatschappelijke, landschappelijke dienst.
In de komende periode zal nog duidelijk moeten worden hoe Calon prijsvorming in de relatie tussen Nederlandse boeren en bedrijfsleven ziet. De naam 'voedsel en landschap' voor het ministerie dat hij bepleit, lijkt er in ieder geval op te duiden dat de boer een premie moet krijgen die hem toekomt omwille van landschappelijke taken en losstaat van economische prestaties.

Op dit moment is landbouw slechts een staatssecretariaat van Economische Zaken. Tot de formatie van het huidige kabinet had landbouw een eigen ministerie.
Dit artikel afdrukken