“Als kind had ik een droom. Ik wilde boer worden”, zegt Gerrit Zielman. Voor de serie over de toekomst van het platteland van VechtdalCentraal blikken Gerrit en Jenny Zielman met zoon Gerlant Zielman terug op een Nederlands boerenleven dat begon in 1969.
“Als kind had ik een droom, ik wilde boer worden. Maar mijn vader zei: “jongen, ga iets leren want je kunt hier onder de rook van Hoonhorst geen boer worden, het boerderijtje is te klein”. Maar ik hield vol en al heel jong was ik verantwoordelijk voor het reilen en zeilen thuis op de boerderij. Ik deed de landbouwschool en had ook graag naar de middelbare landbouwschool gegaan, maar daar was geen tijd meer voor, het bedrijf breidde zich stapje voor stapje uit, ik kon thuis niet meer gemist worden. Vader werkte bij de coöperatie en ik overlegde met moeder alles over het werk op de boerderij.
Topfokker
Ik had veel ambities en wilde vooruit met de boerderij. Ik keek bij anderen de kunst af hoe je koeien moest fokken, ik las veel en ging mee naar de rundveekeuring op de Hoonhorst. Al gauw ging ik mee met fokvereniging ‘De goede verwachting’ om een nieuwe stier aan te kopen. Wij, jonge boeren, wilden een stier waarmee we onze veestapel konden verbeteren. Dat gebeurde ook en na enige jaren kregen we eerste plaatsen toegewezen en kampioenen op de fokdagen.
Ik wilde in alles de top behalen. Door een goede verzorging en goede bedrijfsomstandigheden behaalden we bij de melkfabriek een paar jaar achter elkaar de hoogste productie per koe per jaar. Belangrijk was ook de kwaliteit van de melk. Maar om een goede boterham te verdienen was alleen de koeientak te weinig daarom bleef ik ook uitbreiden in de varkensstapel.
In mei 1969 heb ik het bedrijf overgenomen van mijn ouders, in de zomer van 1969 is de eerste Deense kraamstal gebouwd en in december ben ik getrouwd met Jenny en hebben we het bedrijf verder regelmatig uitgebreid. Het eerste jaar kwamen er veel bezoekers om de stal te bekijken, voorlichters met boeren die ook bouwplannen hadden. Elke twee jaar bouwden we weer een stuk schuur erbij. In een tijd dat de prijzen slecht waren breidden we de varkenstapel uit en bouwden we een schuur erbij. En als de bouw klaar was dan had ik de varkens er voor liggen. En door de varkenscyclus trokken de prijzen weer aan zodat we gelijk winst konden draaien. \
“Met de fokkerij ging het goed en na verloop van tijd kwamen er vele buitenlandse gasten via het varkenstamboek en grote exporteurs uit Holland en Zeeland om zeugjes en beren te kopen. We herinneren ons o.a. Italië, Spanje, Rusland, Brazilië, Peru, Japan, Equador, Filippijnen en meerdere Zuid-Amerikaanse en Zuid-Aziatische landen. De aankopen werden schriftelijk vastgelegd aan de keukentafel onder het genot van een kop koffie. Sommigen kwamen regelmatig terug, zoals de Japanners. Ze brachten cadeautjes mee voor de kinderen, maakten foto’s van de kinderen en van het rietendak om in hun eigen land te laten zien. Eens kwam er een hele delegatie met een bus. Ook de minister van Landbouw was erbij. Maar… de Zandwijkallee was onbegaanbaar vanwege de modder en de heren moesten lopend met lange laarzen aan het laatste stukje afleggen. Dat was het visiteplaatje voor de wereldhandel…
Elke dag voor de koffietijd maakte ik de schuren netjes, de mest eruit, en het stof van de hokken af want de opfokstal (showroom) en het hele bedrijf moest er altijd goed uitzien om gasten te kunnen ontvangen uit binnen- en buitenland. Wat jammer dat we uit die tijd geen foto’s meer hebben. We vonden het toen heel normaal, maar achteraf toch wel bijzonder.
Ook kwamen er veel boeren hun beer of fokzeugjes bij ons kopen en veel dieren zijn verkocht via het varkenstamboek. Later werd het steeds meer vertrouwenswerk, boeren bestelden een beer, ik zocht een passende uit en bracht hen die op het bedrijf. Overal in het land werden onze zeugjes afgeleverd. Mooie uitjes voor ons gezin. De kinderen hielden me soms wakker achter het stuur en dan trakteerde ik hen wel eens op een kroketje. Of we namen een pan kruutmoes mee om deze aan de rand van een kanaal op te eten.
Snuffelziekte
De gezondheidsdienst kwam maandelijks voor controle, deed proeven op ons bedrijf om kennis te vermeerderen over snuffelziekte. Ook de ziekte van Aujesky was een bedreiging. Als één van deze ziektes op het bedrijf werden aangetoond dan moesten alle varkens geruimd worden en dat was voor een topfokkerij een ramp. Je levenswerk werd dan in één keer vernietigd. En het zou jaren duren voordat je weer op hetzelfde niveau kon fokken.
Soms kwamen er groepen buitenlanders onder het melken. Dan moest ik de melkmachine maar even uitzetten. Als ze weer weg waren, molk ik verder. Soms tot laat in de avond. Dat ging steeds meer wringen. Ik moest een keuze maken en in 1978 zijn de koeien weggegaan. Ik maakte die keus omdat we te weinig weiland hadden. De goede melkkoeien hebben we verkocht aan fokkers die zich verbeteren wilden. Via handelaar Gait Hollewand kochten we op de markt melkkoeien terug waarmee we aan een de SLOM regeling konden mee doen. Deze SLOM regeling werd ingesteld op 17 mei 1977, een stelsel van premies voor de omschakeling van het melkveebestand naar varkens. Dat was nog voor de tijd van het melkquotum dat in 1984 kwam.
We dachten nu meer tijd te hebben en kochten twee rijpaarden om samen op zaterdagmiddag te gaan rijden. Dat was ook niet echt een succes want we moesten oppas hebben voor de kinderen als wij wilden rijden. Daarom zijn we ook met die paarden gaan fokken. Het paardrijden hebben we later aan de kinderen over gelaten.
We gingen met hen hele zaterdagen naar concours en elke week naar de ponyclub. Ik was geen vader die in de kantine te vinden was met een borreltje, maar stond er elke les bij om te helpen maar vooral zelf ook veel te leren. Ik had altijd al grote oren maar kreeg ook lange oren als er iets verteld werd over de paarden of over het rijden.
“Verschillende jaren heb ik in de aankoopcommissie gezeten van de KI in Heino. Zo kwam ik het hele land door op de bedrijven om de beste beren aan te schaffen, samen met inspecteur en twee andere aankoopcommissieleden. ’s Middags werd er heerlijk gegeten in een restaurant, ik had veel plezier in dit werk. Ik kende de lijnen tot in verre vorige geslachten en wist wat belangrijk was voor de fokkerij. Ik zag ook aan de dieren of ze voldeden aan de foktechnische eisen die er gesteld moesten worden. Ik zei altijd: "fokken is denken in generaties".
Op de dagen dat ik weg was kwam er iemand van de bedrijfsverzorging enkele dagen in de week op de boerderij werken.
Werkdruk
Ook was ik lid van de ledenraad. Op de ledenvergadering van het varkenstamboek, waar de directeur nieuwe theoretische ideeën lanceerde, was ik vaak de spreker namens de boeren omdat ik wist waarover ik het had. Hier werd ik landelijk om gewaardeerd. Want toen Gerlant later in Brabant bij de varkensboeren kwam, wisten ze van wie hij een zoon was.
Allemaal nostalgie.
Na verloop van tijd vond ik mijn werk als varkenshouder niet meer leuk. Er was geen uitdaging meer, vanuit het stamboek en het ministerie van Landbouw werden steeds meer regels opgelegd die ik niet kon onderstrepen. Ik kon mijn eigen inzichten er niet meer in kwijt en zag het niet goed komen.
De werkdruk werd te zwaar omdat de bedrijven groter en groter moesten worden om een goed inkomen te behalen. Mijn liefhebberij was altijd de fokkerij. Zelf keuzes maken om goede dieren te fokken, naar eigen inzicht handelen en de besten te verkopen over de hele wereld. Niet voor de slachterij maar voor de fokkerij. Als je het goed deed, dan werd je beloond, deed je het niet goed dan waren de financiële resultaten daar ook naar.
Uitzingen
Door de nieuwe ontwikkelingen ging het meer om theorie en geld. Het fokken werd vanaf het kantoor geregeld. De theoretische mensen hadden papierenkennis van zaken. Zij bepaalden via indexen de keuzes die je moest maken in de fokkerij. Daar had ik erg veel moeite mee. Nu werd kennis uit de praktijk genegeerd. En dat is nooit goed. Dat zie je overal in de maatschappij. Allemaal zaken waar ik in vast liep. We zijn uiteindelijk met de fokkerij gestopt. Uit frustratie.
We zijn doorgegaan als vermeerderaar. Dit om de tijd uit te zingen tot aan de 65-jarige leeftijd.
Meer, meer, meer
Ik vroeg altijd veel van mijzelf, had een sterke drive om het bedrijf op te bouwen, zorgde voor iedereen maar vroeg ook volledige inzet van iedereen. Uiteindelijk kreeg ik een flinke burn-out. Een jaar lang hebben we bedrijfshulp moeten inschakelen en met hulp van de kinderen hebben we het bedrijf draaiende kunnen houden. Te lang had ik er tegen aan gelopen. Ik wilde alles goed doen maar liep tegen de bureaucratie aan en voelde me daardoor belemmerd in de fokkerij en de bedrijfsvoering. Dat veroorzaakte veel stress.
Ik wilde een mooi bedrijf met goede fokproducten maar het was nooit genoeg. Elke keer weer moest er tegen mijn wil uitgebreid worden. Steeds maar meer, meer, meer. Ik wilde dat helemaal niet. Maar het was noodzaak om te overleven als bedrijf. Ook in de vermeerdering werden we steeds weer geconfronteerd met regelingen van het ministerie die je plannen doorkruisten.
Een oude buurman zei: “Gerrit jij hebt het goed gedaan, de meeste boerderijen in de buurt zijn gestopt en jij bent meegegroeid en hebt nu een mooi bedrijf.” Maar het bedrijf werd als een strop om mijn hals.
Er kwamen steeds weer nieuwe regels die je plannen doorkruisten. Voor de omschakeling van opfokzeugen naar fokzeugen binnen het vergunde quotum hebben we een nieuwe milieuvergunning aangevraagd. Vijf jaar hebben we daar op moeten wachten omdat milieudefensie bezwaar maakte. Daarom hebben we die jaren met onderbezetting gedraaid. Toen de verbouwing klaar was en de zeugen er in lagen kwam in 1997 de wet herstructurering en moesten alle bedrijven 25% gekort worden op de rechtmatig verkregen varkensrechten. We maakten bezwaar maar vielen onder geen enkel knelgevallen regeling.
We werden geconfronteerd met de varkenspest en de MKZ en beide keren zaten we tot het laatst toe in het gesloten gebied, met alle gevolgen van dien. Dat heeft emotioneel een hele impact gehad en het zijn – in negatieve zin – onvergetelijke tijden geworden voor ons. Er kwam een hek voor de oprit en eigenlijk voelde dat wel veilig. Min of meer veilig voor controleurs die je konden overvallen of je wel aan alle regeltjes voldeed. Al waren de regels nog zo onzinnig en had je er wel of geen geld voor, je moest er aan voldoen.
Paarden fokken
De paardenfokkerij maakte veel goed. Mooie en goede veulens fokken en de jonge paarden aanrijden samen met mijn zoon; het was een mooie tijd. Mijn `zoon heeft later het bedrijf overgenomen en een rijhal gebouwd.
In 2008 werd ik 65 jaar en in 2007 daalde de biggenprijs zo drastisch dat we in veertien dagen tijd besloten om te stoppen. We hebben een vrachtwagen laten komen en diezelfde week alle guste zeugen weggedaan. De laatste biggen hebben we in de zeugenstal afgemest. Want de prijs was zo laag dat we hoopten er als vleesvarken aan te verdienen. Maar ook daar hebben we alleen maar werk mee gehad.
Als we nu terug kijken zijn we ondanks alle zorgen en moeiten die er waren toch ook dankbaar voor de mooie jaren. Mijn liefde voor fokkerij is ondanks alles altijd gebleven.
Deze tekst is eerder als drieluik gepubliceerd op VechtdalCentraal, de website van Dalfser Courant en Ommer Nieuws, als onderdeel van de serie de toekomst van het platteland
Dit artikel afdrukken
Topfokker
Ik had veel ambities en wilde vooruit met de boerderij. Ik keek bij anderen de kunst af hoe je koeien moest fokken, ik las veel en ging mee naar de rundveekeuring op de Hoonhorst. Al gauw ging ik mee met fokvereniging ‘De goede verwachting’ om een nieuwe stier aan te kopen. Wij, jonge boeren, wilden een stier waarmee we onze veestapel konden verbeteren. Dat gebeurde ook en na enige jaren kregen we eerste plaatsen toegewezen en kampioenen op de fokdagen.
Ik wilde in alles de top behalen. Door een goede verzorging en goede bedrijfsomstandigheden behaalden we bij de melkfabriek een paar jaar achter elkaar de hoogste productie per koe per jaar. Belangrijk was ook de kwaliteit van de melk. Maar om een goede boterham te verdienen was alleen de koeientak te weinig daarom bleef ik ook uitbreiden in de varkensstapel.
fokken is denken in generatiesRegelmatig ging ik als jongen al naar een oude buurman die topfokker was in Stamboekvarkens. Ik had bewondering voor deze buurman om zijn fokkerijkennis en handelstruckjes. Ik leerde veel van hem. Zo kocht ik met toestemming van mijn ouders een paar stamboekzeugjes met het doel om ook topfokker te worden. Ook met de zeugen ging ik naar de varkensfokdag in Raalte en behaalde goede prijzen. Om gezondheidsredenen voor de varkens is deze dag afgeschaft.
In mei 1969 heb ik het bedrijf overgenomen van mijn ouders, in de zomer van 1969 is de eerste Deense kraamstal gebouwd en in december ben ik getrouwd met Jenny en hebben we het bedrijf verder regelmatig uitgebreid. Het eerste jaar kwamen er veel bezoekers om de stal te bekijken, voorlichters met boeren die ook bouwplannen hadden. Elke twee jaar bouwden we weer een stuk schuur erbij. In een tijd dat de prijzen slecht waren breidden we de varkenstapel uit en bouwden we een schuur erbij. En als de bouw klaar was dan had ik de varkens er voor liggen. En door de varkenscyclus trokken de prijzen weer aan zodat we gelijk winst konden draaien. \
“Met de fokkerij ging het goed en na verloop van tijd kwamen er vele buitenlandse gasten via het varkenstamboek en grote exporteurs uit Holland en Zeeland om zeugjes en beren te kopen. We herinneren ons o.a. Italië, Spanje, Rusland, Brazilië, Peru, Japan, Equador, Filippijnen en meerdere Zuid-Amerikaanse en Zuid-Aziatische landen. De aankopen werden schriftelijk vastgelegd aan de keukentafel onder het genot van een kop koffie. Sommigen kwamen regelmatig terug, zoals de Japanners. Ze brachten cadeautjes mee voor de kinderen, maakten foto’s van de kinderen en van het rietendak om in hun eigen land te laten zien. Eens kwam er een hele delegatie met een bus. Ook de minister van Landbouw was erbij. Maar… de Zandwijkallee was onbegaanbaar vanwege de modder en de heren moesten lopend met lange laarzen aan het laatste stukje afleggen. Dat was het visiteplaatje voor de wereldhandel…
Ik had vroeger het ideaal dat we in Nederland zoveel voedsel konden produceren dat we daarmee de honger in de wereld konden bestrijdenVertrouwenswerk
Elke dag voor de koffietijd maakte ik de schuren netjes, de mest eruit, en het stof van de hokken af want de opfokstal (showroom) en het hele bedrijf moest er altijd goed uitzien om gasten te kunnen ontvangen uit binnen- en buitenland. Wat jammer dat we uit die tijd geen foto’s meer hebben. We vonden het toen heel normaal, maar achteraf toch wel bijzonder.
Ook kwamen er veel boeren hun beer of fokzeugjes bij ons kopen en veel dieren zijn verkocht via het varkenstamboek. Later werd het steeds meer vertrouwenswerk, boeren bestelden een beer, ik zocht een passende uit en bracht hen die op het bedrijf. Overal in het land werden onze zeugjes afgeleverd. Mooie uitjes voor ons gezin. De kinderen hielden me soms wakker achter het stuur en dan trakteerde ik hen wel eens op een kroketje. Of we namen een pan kruutmoes mee om deze aan de rand van een kanaal op te eten.
Snuffelziekte
De gezondheidsdienst kwam maandelijks voor controle, deed proeven op ons bedrijf om kennis te vermeerderen over snuffelziekte. Ook de ziekte van Aujesky was een bedreiging. Als één van deze ziektes op het bedrijf werden aangetoond dan moesten alle varkens geruimd worden en dat was voor een topfokkerij een ramp. Je levenswerk werd dan in één keer vernietigd. En het zou jaren duren voordat je weer op hetzelfde niveau kon fokken.
Soms kwamen er groepen buitenlanders onder het melken. Dan moest ik de melkmachine maar even uitzetten. Als ze weer weg waren, molk ik verder. Soms tot laat in de avond. Dat ging steeds meer wringen. Ik moest een keuze maken en in 1978 zijn de koeien weggegaan. Ik maakte die keus omdat we te weinig weiland hadden. De goede melkkoeien hebben we verkocht aan fokkers die zich verbeteren wilden. Via handelaar Gait Hollewand kochten we op de markt melkkoeien terug waarmee we aan een de SLOM regeling konden mee doen. Deze SLOM regeling werd ingesteld op 17 mei 1977, een stelsel van premies voor de omschakeling van het melkveebestand naar varkens. Dat was nog voor de tijd van het melkquotum dat in 1984 kwam.
Het bedrijf werd als een strop om mijn halsTijdgebrek
We dachten nu meer tijd te hebben en kochten twee rijpaarden om samen op zaterdagmiddag te gaan rijden. Dat was ook niet echt een succes want we moesten oppas hebben voor de kinderen als wij wilden rijden. Daarom zijn we ook met die paarden gaan fokken. Het paardrijden hebben we later aan de kinderen over gelaten.
We gingen met hen hele zaterdagen naar concours en elke week naar de ponyclub. Ik was geen vader die in de kantine te vinden was met een borreltje, maar stond er elke les bij om te helpen maar vooral zelf ook veel te leren. Ik had altijd al grote oren maar kreeg ook lange oren als er iets verteld werd over de paarden of over het rijden.
“Verschillende jaren heb ik in de aankoopcommissie gezeten van de KI in Heino. Zo kwam ik het hele land door op de bedrijven om de beste beren aan te schaffen, samen met inspecteur en twee andere aankoopcommissieleden. ’s Middags werd er heerlijk gegeten in een restaurant, ik had veel plezier in dit werk. Ik kende de lijnen tot in verre vorige geslachten en wist wat belangrijk was voor de fokkerij. Ik zag ook aan de dieren of ze voldeden aan de foktechnische eisen die er gesteld moesten worden. Ik zei altijd: "fokken is denken in generaties".
Op de dagen dat ik weg was kwam er iemand van de bedrijfsverzorging enkele dagen in de week op de boerderij werken.
Werkdruk
Ook was ik lid van de ledenraad. Op de ledenvergadering van het varkenstamboek, waar de directeur nieuwe theoretische ideeën lanceerde, was ik vaak de spreker namens de boeren omdat ik wist waarover ik het had. Hier werd ik landelijk om gewaardeerd. Want toen Gerlant later in Brabant bij de varkensboeren kwam, wisten ze van wie hij een zoon was.
Allemaal nostalgie.
Na verloop van tijd vond ik mijn werk als varkenshouder niet meer leuk. Er was geen uitdaging meer, vanuit het stamboek en het ministerie van Landbouw werden steeds meer regels opgelegd die ik niet kon onderstrepen. Ik kon mijn eigen inzichten er niet meer in kwijt en zag het niet goed komen.
De werkdruk werd te zwaar omdat de bedrijven groter en groter moesten worden om een goed inkomen te behalen. Mijn liefhebberij was altijd de fokkerij. Zelf keuzes maken om goede dieren te fokken, naar eigen inzicht handelen en de besten te verkopen over de hele wereld. Niet voor de slachterij maar voor de fokkerij. Als je het goed deed, dan werd je beloond, deed je het niet goed dan waren de financiële resultaten daar ook naar.
Er was geen uitdaging meer, vanuit het stamboek en het ministerie van Landbouw werden steeds meer regels opgelegd die ik niet kon onderstrepen. Ik kon mijn eigen inzichten er niet meer in kwijtIk had vroeger het ideaal dat we in Nederland zoveel voedsel konden produceren dat we daarmee de honger in de wereld konden bestrijden. Maar ik kwam er langzamerhand achter dat de grote winkel concerns alleen voor hun eigen winst gingen. De macht van het kapitaal, de grote concerns, waren helemaal niet gericht op de voedselvoorziening in arme landen. Waar was de sociale rechtvaardigheid?
Uitzingen
Door de nieuwe ontwikkelingen ging het meer om theorie en geld. Het fokken werd vanaf het kantoor geregeld. De theoretische mensen hadden papierenkennis van zaken. Zij bepaalden via indexen de keuzes die je moest maken in de fokkerij. Daar had ik erg veel moeite mee. Nu werd kennis uit de praktijk genegeerd. En dat is nooit goed. Dat zie je overal in de maatschappij. Allemaal zaken waar ik in vast liep. We zijn uiteindelijk met de fokkerij gestopt. Uit frustratie.
We zijn doorgegaan als vermeerderaar. Dit om de tijd uit te zingen tot aan de 65-jarige leeftijd.
Meer, meer, meer
Ik vroeg altijd veel van mijzelf, had een sterke drive om het bedrijf op te bouwen, zorgde voor iedereen maar vroeg ook volledige inzet van iedereen. Uiteindelijk kreeg ik een flinke burn-out. Een jaar lang hebben we bedrijfshulp moeten inschakelen en met hulp van de kinderen hebben we het bedrijf draaiende kunnen houden. Te lang had ik er tegen aan gelopen. Ik wilde alles goed doen maar liep tegen de bureaucratie aan en voelde me daardoor belemmerd in de fokkerij en de bedrijfsvoering. Dat veroorzaakte veel stress.
Ik wilde een mooi bedrijf met goede fokproducten maar het was nooit genoeg. Elke keer weer moest er tegen mijn wil uitgebreid worden. Steeds maar meer, meer, meer. Ik wilde dat helemaal niet. Maar het was noodzaak om te overleven als bedrijf. Ook in de vermeerdering werden we steeds weer geconfronteerd met regelingen van het ministerie die je plannen doorkruisten.
Een oude buurman zei: “Gerrit jij hebt het goed gedaan, de meeste boerderijen in de buurt zijn gestopt en jij bent meegegroeid en hebt nu een mooi bedrijf.” Maar het bedrijf werd als een strop om mijn hals.
We werden geconfronteerd met de varkenspest en de MKZ en beide keren zaten we tot het laatst toe in het gesloten gebied, met alle gevolgen van dienRegels
Er kwamen steeds weer nieuwe regels die je plannen doorkruisten. Voor de omschakeling van opfokzeugen naar fokzeugen binnen het vergunde quotum hebben we een nieuwe milieuvergunning aangevraagd. Vijf jaar hebben we daar op moeten wachten omdat milieudefensie bezwaar maakte. Daarom hebben we die jaren met onderbezetting gedraaid. Toen de verbouwing klaar was en de zeugen er in lagen kwam in 1997 de wet herstructurering en moesten alle bedrijven 25% gekort worden op de rechtmatig verkregen varkensrechten. We maakten bezwaar maar vielen onder geen enkel knelgevallen regeling.
We werden geconfronteerd met de varkenspest en de MKZ en beide keren zaten we tot het laatst toe in het gesloten gebied, met alle gevolgen van dien. Dat heeft emotioneel een hele impact gehad en het zijn – in negatieve zin – onvergetelijke tijden geworden voor ons. Er kwam een hek voor de oprit en eigenlijk voelde dat wel veilig. Min of meer veilig voor controleurs die je konden overvallen of je wel aan alle regeltjes voldeed. Al waren de regels nog zo onzinnig en had je er wel of geen geld voor, je moest er aan voldoen.
Paarden fokken
De paardenfokkerij maakte veel goed. Mooie en goede veulens fokken en de jonge paarden aanrijden samen met mijn zoon; het was een mooie tijd. Mijn `zoon heeft later het bedrijf overgenomen en een rijhal gebouwd.
In 2008 werd ik 65 jaar en in 2007 daalde de biggenprijs zo drastisch dat we in veertien dagen tijd besloten om te stoppen. We hebben een vrachtwagen laten komen en diezelfde week alle guste zeugen weggedaan. De laatste biggen hebben we in de zeugenstal afgemest. Want de prijs was zo laag dat we hoopten er als vleesvarken aan te verdienen. Maar ook daar hebben we alleen maar werk mee gehad.
Als we nu terug kijken zijn we ondanks alle zorgen en moeiten die er waren toch ook dankbaar voor de mooie jaren. Mijn liefde voor fokkerij is ondanks alles altijd gebleven.
Deze tekst is eerder als drieluik gepubliceerd op VechtdalCentraal, de website van Dalfser Courant en Ommer Nieuws, als onderdeel van de serie de toekomst van het platteland
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
Prachtig en eerlijk verhaal. Dikke duim.
Waar ik heel benieuwd naar ben is de vraag dat wanneer de hoofdpersoon het over mocht doen, wat hij dan anders zou doen. Want het is een interessant verhaal, maar in de tweede helft wordt het een beetje zuur, en ik kan me niet voorstellen dat dat niet te voorkomen is geweest.
Henric, bij een echtscheiding (zelf gelukkig nooit meegemaakt) zal het op het eind ook wel een beetje zuur gaan en zul je achteraf vaak denken, goh, dat had ik anders moeten doen. Maar dingen gaan meestal zoals ze gaan en we zijn vaak niet zo tuk op verandering. Niet iedereen wenst de helmstok tijdens zijn leven ferm beet te pakken en een paar keer `door de wind` te gaan met zijn zeilboot.
Wat ik mooi vind aan het verhaal is dat er gevoel uit spreekt, een gevoel dat verloren is gegaan. En dat vind ik heel herkenbaar. Toen ik 8 was logeerde ik bij mijn oma op een boerendorp. Geiten onder het afdak, kippen over straat, elke morgen eieren uit de ren, bruine bonen op schoven op het land. 100 zwaluwen aan de schuur. Geen auto´s, de plaatselijke SPAR had een Spykstaal op elektrisch. Toen ik 15 was zaten we aan tafel handjeklap te doen met de plaatselijke veeboer voor een paar varkens en een koe. Borreltje erbij en ik een glaasje prik. Mijn vader slachtte nog elke maandag zelf in het gemeentelijk slachthuis op een dorp van amper 1500 zielen. Een ouwe boer kwam hem altijd helpen. Tien jaar later was het allemaal voorbij. Vooruitgang, toerisme, groei, groter. De oude boer kwam nog jaren op dinsdagmorgen koffie drinken, maar slachten gebeurde elders, ver weg. Efficiënter. Het bedrijf floreerde, maar de omgeving veranderde snel. Wisten wij veel.
Ik romantiseer het niet Henric, het was keihard werken. Maar dat gevoel, dat herken ik wel.
Henric, in een andere draad stel je dat het geld bij mij tegen de plinten op zou klotsen omdat ik varkensboer ben.
Welnu ja dat ben ik, nog! Maar niet lang meer want mijn toko staat te koop en wel om de redenen zoals omschreven in het bovenstaand verhaal.
Mijn besluit is op 15-08-2016 13:25 gevallen.
Waarom deze precise aanduiding?
Ik heb het voor mezelf moeten verwerken (en verwerkt) en kom dan ook nu pas naar buiten met mijn verhaal.
Op de bewuste dag en tijdstip kreeg ik een onaangekondigde controle van de NVWA.* Niets mis mee zou je kunnen zeggen, en dat deed ik in het verleden ook. Maar dit was controle nr 15 in 18 maanden tijd van welke instantie dan ook (waterschap, brabantwater, gemeente, provincie en dan heb ik het ook nog over de certificerende instanties en de 'her'-controles van de voorgenoemde).
Één ding kan ik wel vertellen dat er geen één geweest is die afliep met een schouderklopje in de trend van: Van de Veerdonk dat heb je goed voorelkaar. Sterker nog deze controles hebben tot gevolg gehad dat er in totaal, van al die kleine onvolkomenheden die aangepast moesten worden, een kleine 20k "geïnvesteerd" moest worden. Dit terwijl mijn inkomsten niet lineair mee stegen.
*Daarbovenop kwam het intimiderende feit dat de controlerende ambtenaren van het NVWA met z'n drieën waren en bovendien na aanleiding van een 'anonieme' melding die er in het kort op neer kwam dat ik min of meer beschuldigd werd van dierverwaarlozing.
Voor de helderheid: hier was op mijn bedrijf absoluut geen spraken van! En de controle heeft verder ook geen consequenties tot gevolg gehad (bestuurlijk en strafrechtelijk).
Maar het was voor mij de bekende druppel die me tot dit besluit heeft gebracht.
Nu het antwoord op je vraag in #2 die ongetwijfeld nu bij je opwelt na mijn verhaal, Ja. Ik zou weer precies het zelfde gaan doen wanneer ik van school zou komen.
Maar dat is meer een verhaal van "behaalde resultaten vormen geen garanties" of "met de wetenschap van nu".
Oftewel: 'achteraf' is een koe in de kont kijken.
Henric #2
Ik had mijn ouders om een reactie gevraagd. Ik kreeg net de volgende reactie per mail, één op één door gezet.
Gerlant, er wordt al geantwoord voor ons. Van Veerdonk herkent het gevoel en de situaties.
En bij ons komen weer situaties op waar we heel slecht van geslapen hebben. Weet je nog dat we de biggenschuur verbouwden. Alles naar adviezen volgens de nieuwste inzichten en voorlichting. Grote groepen. Niets bezuinigd op ventilatiesystemen. Maar de biggen waren continue aan het staartbijten. Afleidingskettingen en speelgoed. Ventilatie experts erbij laten komen, rookproeven gedaan. Alle kranten die we lazen en soms van de buren er nog bij voor afleiding in de hokken. Maar helaas, het was soms te erg. Aan voorlichters gevraagd wat de beste oplossing zou zijn. "Laat een grote vrachtwagen komen en breng de biggen rechtstreeks naar het slachthuis".
Advies opgevolgd en met een schone vrachtwagen rechtstreeks geleverd aan het slachthuis. Maar o wee, controleurs. "Dit mag niet, u vervoert een gewond varken. Deze moeten met speciaal vervoer naar de dichts bijzijnde slachthuis vervoert worden". Speciaal vervoer was in die tijd een trailer met een lier waaraan een varken dat niet lopen kon liggend met de rug over de klep werd getrokken. En wij hadden ze er netjes zelf op laten lopen.
Alle biggen werden weer ingeladen en vervolgens naar een noodslachting gebracht. Nog meer kilometers onder deze, voor hen erbarmelijke reisomstandigheden in het verse stro van de vrachtwagen.
Enkele dagen later, drie controleurs aan de deur. Met vriendelijk gezichten constateerden ze dat alles er goed verzorgd uitzag en dat we de meest diervriendelijke oplossing gezocht hadden voor de afgevoerde biggen. Maar... de boxen zijn 10 centimeter te kort en daar komen we voor terug.
Dan een brief in de bus. Een boete van ongehoord groot bedrag. Verontwaardigd als we zijn laten we het voorkomen. Vragen het dossier op en hebben uren werk om het hele boekwerk door te lezen.
De rechter is overtuigd van onze goede wil maar kan niet anders dan een verminderde boete aan houden. De pers zat in de zaal en in de krant staat: varkenshouder veroordeelt voor dierenmishandeling.
Dat zijn zaken waaraan een echte boer psychisch aan kapot gaat.