De mondiale landbouwproductiviteit is sinds het begin van de Groene Revolutie meer dan verdubbeld. Ondanks de sterke groei van de wereldbevolking heeft een steeds groter percentage mensen voldoende te eten, zegt het report.

De stijging in productiviteit als gevolg van mechanisering van de landbouw heeft echter belangrijke gevolgen voor het milieu. In een nieuw Food Matters-rapport brengt het Institute on the Environment deze complexe relatie in kaart.

Mondiale broeikasgasuitstoot
Op dit moment is de landbouwsector wereldwijd volgens het instituut verantwoordelijk voor ongeveer 20% van de mondiale broeikasgasuitstoot. Alleen de energiesector heeft een grotere uitstoot (37%). Het Environment Report neemt alleen de uitstoot als gevolg van ontbossing en landbouw in ogenschouw. Zouden ook de emissies van transport, verpakkingen en voedselverspilling uit de voedselketen meetellen, dan is voeding verantwoordelijk voor ongeveer 30% van de mondiale broeikasuitstoot.

share agriculture global emissions


De belangrijkste landbouw-broeikasgassen zijn CO2 als gevolg van ontbossing in de tropen, CH4 (methaan) uit de veehouderij en rijstteelt en N2O (distikstofmonoxide, beter bekend als lachgas) uit kunstmest of het afbranden van velden. Het is goed te weten dat methaan een 26 keer zo sterke broeikaswerking heeft als CO2 en dat N2O zelfs 300 keer zo sterk doorwerkt.

bronnen landbouwbroeikasgassen


Ontbossing
Op dit moment is het meeste nog niet ontgonnen landbouwareaal te vinden in tropische bossen en savanna's. Maar als deze ontbost worden ten behoeve van landbouw, levert dat meer koolstof op dan wanneer in gematigde klimaatzones landbouwgrond vrijgemaakt wordt. Bovendien leveren tropische landbouwgronden minder op, zodat nieuw tropisch landbouwareaal 3 keer zoveel CO2 per ton gewasopbrengst uitstoot dan landbouwgrond in gematigde zones. De niet-landbouwemissies van landen in de tropen zorgen voor slechts 14% van de wereldemissies. Tel je daar de emissies als gevolg van ontbossing bij op, dan wordt het ineens 31% van de werelduitstoot. In de periode 2000-2012 vond de helft van de tropische ontbossing plaats in slechts 2 landen: Brazilië (34%) en Indonesië (17%).

De opstellers van het rapport menen dat de cijfers leiden tot de conclusie dat landbouwpraktijken die de productie intensiveren op bestaande weide- en landbouwgronden de meeste potentie hebben om de uitstoot van landbouwbroeikasgassen te beperken. Daar komt immers geen ontbossing aan te pas
Broeikasgasuitstoot als gevolg van landbouwactiviteiten is eveneens geconcentreerd. Meer dan de helft van de N2O-uitstoot uit landbouwgronden is afkomstig uit China (31%), India (11%) en de VS (14%). Bijna de helft van de mondiale N2O-uitstoot is op het conto te schrijven van slechts 3 gewassen: tarwe, maïs en rijst. Twee derde van de methaan-uitstoot van de rijstteelt komt uit China (29%) en India (24%).

Intensivering
De opstellers van het rapport menen dat de cijfers leiden tot de conclusie dat landbouwpraktijken die de productie intensiveren op bestaande weide- en landbouwgronden de meeste potentie hebben om de uitstoot van landbouwbroeikasgassen te beperken. Daar komt immers geen ontbossing aan te pas. Ook is het zo dat in ontwikkelde landen nog lang niet altijd de opbrengsten geoptimaliseerd zijn voor areaal en klimaat.

In tropische landen kan het intensiveren van de veehouderij er voor zorgen dat er minder behoefte is aan ontbossing. In combinatie met verbeterd begrazingsbeheer, voersystemen en fokstrategieën zou een dergelijke bosbesparende aanpak al in 2030 tot 70% agrarische uitstootbeperking kunnen leiden.

Politieke, institutionele en sociale barrières
Alle beperkingsmaatregelen hebben economische, sociale of ethische consequenties. Zonder zorgvuldige implementatie hebben ze waarschijnlijk ook onbedoelde gevolgen voor het klimaat. Het maakt nogal wat uit of maatregelen genomen worden bij kleine lokale boeren of grootschalige commerciële bedrijven,. Ook maakt het uit of de maatregelen op zich staan of deel uitmaken van een volwaardig beleidspakket ten aanzien van bosbehoud en verlaging van de CO2-uitstoot dan wel nationale klimaatveranderingsplannen. Hoewel er een groot potentieel is om de landbouwemissies te beperken, gebiedt de werkelijkheid te erkennen dat het moeten overwinnen van politieke, institutionele en sociale barrières betekent dat waarschijnlijk minder dan 30% van de per 2030 te bereiken vermindering, daadwerkelijk behaald gaat worden.

Minder vlees eten en minder voedselverspilling
Het rapport wijst tenslotte op de noodzaak om anders te gaan eten - minder vlees - en voedselverspilling terug te dringen. Alleen het verminderen van vervuilende emissies is niet genoeg volgens Institute on the Environment. Ook een teruggang in de meest inefficiënte types consumptie is nodig. Met name de massale consumptie van rood vlees, dat wordt geproduceerd op basis van voer dat afkomstig is van speciaal voor de dierhouderij bebouwde akkers, creëert nodeloze uitstoot omdat het niet bijdraagt aan een betere voeding. Twee- of driemaal in de week een klein stukje vlees is volgens voedingswetenschappers voldoende om alle essentiële nutriënten die vlees biedt binnen te krijgen. Wie circa 300 gram vlees per week eet, voedt zichzelf uitstekend. Dat zou in Nederland een reductie van de vleesconsumptie met de helft tot een derde van de huidige consumptie (circa 35-40 kilo per jaar) betekenen.

Voedselverspilling voorkomen is een evidente strategie om voedsel beter te verdelen. De beste manier in rijke landen is echter niet teveel voedsel op de markt te brengen. Wie voedsel zo direct mogelijk aan de bron van productie in de nutriëntenkringloop terugbrengt, doet daarmee het voedselsysteem geen kwaad, bespraken we op Foodlog al eens.
Dit artikel afdrukken