In een eigen nieuwsbericht schrijft Nevedi:
De Nederlandse diervoederindustrie gebruikt meer dan 300 verschillende soorten grondstoffen voor de productie van diervoeder. In tegenstelling tot wat soms wordt gedacht, komt ruim driekwart van deze grondstoffen uit ons eigen land en de Europese landen om ons heen. Slechts een kwart komt uit landen buiten Europa.

Importsoja
Het Alterra-rapport: 'Het percentage regionaal eiwit in het Nederlands mengvoerrantsoen', uitgevoerd in opdracht van Milieudefensie, legt de nadruk op de toename van importsoja. Volgens Milieudefensie is de import van soja voor de Nederlandse veestapel het afgelopen jaar met 15% gestegen. "De Nederlandse veevoersector en supermarkten maken daarmee hun belofte niet waar dat ze de import juist zouden beperken", zegt campagneleider Bart van Opzeeland. "Buurlanden als Duitsland en België hebben al een actieplan om de importsoja te stoppen en veevoer meer lokaal te produceren. Maar Nederland is weer het sloomste jongetje van de klas. Het is tijd dat de overheid ingrijpt."

'Driekwart grondstoffen Europees'
De 'onvolledige berichtgeving' door Milieudefensie verdient rechtzetting, vindt Nevedi. Via de sociale media en eigen nieuws- en persberichten laat Nevedi weten:
Vrijwel alle granen (onder andere mais, tarwe, gerst) en co-producten uit de levensmiddelenindustrie zijn uit Europa afkomstig. Van de eiwitrijke grondstoffen (>157g eiwit per kg grondstof) heeft 61% een Europese herkomst. Als we daar nog de eiwitten uit ruwvoer en gras aan toevoegen, loopt dit percentage zelfs op tot 70%! Deelnemers aan het Verbond van den Bosch hebben gesteld dat in 2020 dit minimaal 50% moet zijn. De Nederlandse diervoederindustrie is dit punt dus al ver gepasseerd.

Bij de import van de grondstoffen van buiten Europa (sojabonen, sojaschroot en palmolieproducten) wordt ook ingezet op duurzaamheid. Deze grondstoffen worden onder een gegarandeerd duurzaamheidniveau aangekocht door de Nederlandse diervoederindustrie. Soja volgens de FEFAC Soy Sourcing Guidelines en palmolie volgens de regels van de Roundtable on Sustainable Palm Oil (RSPO).

Aandeel co-producten in diervoer
De Nederlandse diervoederindustrie zet zich ook in voor de ontwikkeling van alternatieve grondstoffen. De afgelopen decennia is het gebruik van co-producten uit de levensmiddelen- en bio-ethanolindustrie bezig aan een enorme opmars. Inmiddels gaat het om circa 9,7 miljoen ton. Voorbeelden hiervan zijn gries dat ontstaat bij de productie van broodmeel en pasta, bierbostel dat overblijft bij het bierbouwproces, tarwegistconcentraat wat overblijft bij de productie van graanalcohol en DDGS als co-product uit de bio-ethanolindustrie.
Ook voormalige voedingsmiddelen als koekjes, brood en snoeprepen vinden hun weg naar de diervoederindustrie. Het aandeel van co-producten in diervoeder loopt op tot tweederde van de gebruikte grondstoffen, afhankelijk van voedertype en diersoort. Deze grondstoffen krijgen in de diervoederketen een hoogwaardige bestemming en door het gebruik van deze grondstoffen draagt de diervoederindustrie actief bij aan het sluiten van kringlopen en daarmee aan een circulaire economie.
Dit artikel afdrukken