José en Herman Bongen verkopen niet alleen hun bedrijf, maar zorgen ook voor discussie in Nederland. Wat moet een boer doen om te kunnen blijven boeren? Pascal Philipsen vraagt wie die vraag op tijd gaat beantwoorden.
Boerenechtpaar José en Herman Bongen uit het Achterhoekse Heelweg stopt met de melkveehouderij. Dit nieuws en het waarom erachter is inmiddels wel helder geworden na de indrukwekkende mediabelangstelling die volgde op hun uitleg. In reactie hierop roept iedereen “ach wat sneu, veel sterkte en succes verder” en gaat weer snel op in de-door-José-betitelde samenleving die vol is van duurzaamheid en dierenwelzijn, maar intussen toestaat hoe de voedselketen de laagste prijs afdwingt.
Schrijnende verhalen van ons platteland zijn helaas al langere tijd aan de orde van dag, maar blijven meestal onzichtbaar voor het grote publiek. Niemand is trots als zijn/haar onderneming, al een paar generaties in de familie, uit de vingers glipt. Daar komt bij dat collega-boeren vaak zeggen dat de zaken niet goed voor elkaar waren, het bedrijf technisch niet goed draaide of de boer in kwestie te overmoedig had uitgebreid met geld van de bank. Het relaas van José en Herman staat niet op zichzelf. Ik vind het ontzettend dapper van dit boerenechtpaar dat ze hun verhaal in de media durven doen omdat ze het “boerenprobleem” zichtbaar maken.
Laveren tussen de grillen van de wereldmarkt
Akkerbouwers, tuinders en veehouders die niet mee kunnen of willen in de ratrace van hogere efficiency en schaalvergroting gaan kopje onder of, zoals in het geval van Herman en José, hakken bewust zelf de knoop door. Onze grote agrarische exportwaarde maakt ons trots en tegelijkertijd erg kwetsbaar. Er is sprake van toenemende prijsfluctuaties omdat ons Nederlandse landbouwproduct meer afhankelijk is geworden van wereldwijde marktwerking, geopolitieke interacties en verschuivingen in internationale handelsbetrekkingen. Anticiperen op deze ontwikkelingen binnen de vrije wereldmarkteconomie is bijna niet te doen. Het blijft laveren tussen de grillen van de wereldmarkt.
Een boel vragen
Is het fundament van onze Westerse voedselproductie wel in staat om grote prijsfluctuaties te trotseren? Of is ons voedselproductiesysteem vastgelopen? Zijn we verplicht om een beter boerenklimaat scheppen? Of is er gewoon sprake van ordinaire overproductie door het surplus aan boerenbedrijvigheid in Nederland en moeten we alles maar laten gebeuren? Moeten we blijven produceren in ons kleine landje voor de rest van de wereld? Of moeten we regionaal de markt reguleren via korte fairtrade voedselketens? Of kan een combinatie van beiden?
Ambities, maar geen zorg voor boer
Nederland heeft flinke ambities om leidend en onderscheidend te zijn. Heeft technologie en duurzame innovatie hoog in het vaandel op diverse fronten. Met onze diepgaande kennisniveau en handelsmentaliteit komen we ver. Maar in de agrarische sector blijven we, mijn inziens, te lang hangen in ‘analyse’. Wat is de aanpak? Hoe, wanneer en op welke wijze geeft Nederland invulling aan onze hoogwaardige, innovatieve en duurzame voedselproductie? Wie neemt de regie?
Vele zelf benoemde ketenregisseurs met een warm boerenhart proberen een goed verdienmodel van het moderne landbouwgezinsbedrijf in de benen te houden. Echter, een aantal van deze hulptroepen worstelen zelf met hun eigen bestaansrecht, laat staan dat ze alle focus hebben op onze voedselproducenten. Banken doen bijvoorbeeld volop mee in de schaalvergrotingsslag om uiteindelijk minder te krijgen voor meer. Bovendien staat het verdienmodel van de bank zelf onder druk door de extreem lage rente. Belangenbehartigers fuseren en reorganiseren tot ze zichzelf weer uitgevonden hebben. De overheid is doorgeschoten naar liberale werkingsmechanismen die naast landbouw bijvoorbeeld ook onze uitstekende zorg om zeep helpen.
De enige politieke bemoeienis op het boerenerf zijn Brusselse toeters en bellen die een boer vertellen hoe hij zijn bedrijf moet runnen, terwijl hij dat zelf wel weet. Verder wordt de boer omgeven door een kakofonie van geluiden. De gevestigde elite uit de grote stad blijft maar doorpraten met de foodhipsters over de voedselvisie voor Nederland in het mondiale speelveld. 'Hackers' en designers worden aan het werk worden gezet om hun idealistische denkbeelden te projecteren op een toekomstbestendige land- en tuinbouw. Organisaties als Wakker Dier, Greenpeace en Varkens in Nood schijnen op te komen voor de belangen van onze boeren, maar doen op een wel heel eigen (vreemde) wijze. Ook proberen communicatielieden en marketeers een beter boerenklimaat te scheppen. Door welbedoelde adviezen in met name de richting van directe afzet aan de consument. Toeleveranciers van kunstmest, mechanisatie, voer en wat nog meer nodig is aan input om een succesvol agrarisch bedrijf te runnen, zeggen dat ze het beste voor hebben met de boer en dragen hun steentje bij aan diens toekomst. Maar wel met hun concept of product. Last but not least zijn er de agrarische uitgeverijen die opleidingen en Masterclasses verzorgen in samenwerking met gerenommeerde opleidingsinstituten om de marktpositie van de agrariër te verbeteren via kennis over internationale bedrijfsvoering.
Mooi. Een grote groep gepassioneerde kennisdragers is begaan zijn met het lot van Nederlandse boeren. Maar ondanks die overweldigende bijdrage van alle genoemde disciplines en organisaties, is de gemiddelde Nederlandse boer niet in staat om zelf grip te krijgen op eigen inkomsten. De Nederlandse boer is eigen baas en verantwoordelijk voor zijn eigen bedrijf. H/zij heeft veel kennis, kunde en passie, net zoals José en Herman. Maar wie geeft hen de antwoorden waar ze recht op hebben? Hopelijk komen de zinvolle antwoorden op tijd voor de boeren die willen overleven.
Pascal Philipsen is opgeleid als levensmiddelentechnoloog (HAS). Hij is werkzaam als accountmanager voor TimacAgro, een Europese toeleverancier voor boerenbedrijven op het gebied van diervoeding, bodemverbetering en bemesting.
Deze tekst is licht bewerkt naar de tekst die Pascal Philipsen gisteren op LinkedIn liet verschijnen.
Dit artikel afdrukken
Anticiperen op deze ontwikkelingen binnen de vrije wereldmarkteconomie is bijna niet te doenHet 'boerenprobleem' zichtbaar maken
Schrijnende verhalen van ons platteland zijn helaas al langere tijd aan de orde van dag, maar blijven meestal onzichtbaar voor het grote publiek. Niemand is trots als zijn/haar onderneming, al een paar generaties in de familie, uit de vingers glipt. Daar komt bij dat collega-boeren vaak zeggen dat de zaken niet goed voor elkaar waren, het bedrijf technisch niet goed draaide of de boer in kwestie te overmoedig had uitgebreid met geld van de bank. Het relaas van José en Herman staat niet op zichzelf. Ik vind het ontzettend dapper van dit boerenechtpaar dat ze hun verhaal in de media durven doen omdat ze het “boerenprobleem” zichtbaar maken.
Laveren tussen de grillen van de wereldmarkt
Akkerbouwers, tuinders en veehouders die niet mee kunnen of willen in de ratrace van hogere efficiency en schaalvergroting gaan kopje onder of, zoals in het geval van Herman en José, hakken bewust zelf de knoop door. Onze grote agrarische exportwaarde maakt ons trots en tegelijkertijd erg kwetsbaar. Er is sprake van toenemende prijsfluctuaties omdat ons Nederlandse landbouwproduct meer afhankelijk is geworden van wereldwijde marktwerking, geopolitieke interacties en verschuivingen in internationale handelsbetrekkingen. Anticiperen op deze ontwikkelingen binnen de vrije wereldmarkteconomie is bijna niet te doen. Het blijft laveren tussen de grillen van de wereldmarkt.
Boeren in Nederland: Toekomst ongewis helaas.
— Pascal Philipsen (@Boer_Coinvest) August 30, 2016
"Eigen voedselproductie gaan we toch niet om zeep helpen??" pic.twitter.com/J2fWjtndHM
Een boel vragen
Is het fundament van onze Westerse voedselproductie wel in staat om grote prijsfluctuaties te trotseren? Of is ons voedselproductiesysteem vastgelopen? Zijn we verplicht om een beter boerenklimaat scheppen? Of is er gewoon sprake van ordinaire overproductie door het surplus aan boerenbedrijvigheid in Nederland en moeten we alles maar laten gebeuren? Moeten we blijven produceren in ons kleine landje voor de rest van de wereld? Of moeten we regionaal de markt reguleren via korte fairtrade voedselketens? Of kan een combinatie van beiden?
Hoe, wanneer en op welke wijze geeft Nederland invulling aan onze hoogwaardige, innovatieve en duurzame voedselproductie? Wie neemt de regie?Krijgen José en Herman ooit antwoord? Want hun gemaakte keuze om de boel te verkopen is natuurlijk geen keuze! Ze waren liever boer gebleven. Ze stellen een vraag dat een antwoord verdiend: ‘Waarom krijgt eten geproduceerd in Nederland volgens hoge kwaliteitsstandaarden geen waardering?’ Is er teveel van hetzelfde? Ligt het aan de relatief hoge kostprijs die kwaliteit vraagt? Ligt het aan de Nederlandse verwende consument die wentelt in verworven rechten? Ligt het aan de politiek de weinig daadkrachtig is?
Ambities, maar geen zorg voor boer
Nederland heeft flinke ambities om leidend en onderscheidend te zijn. Heeft technologie en duurzame innovatie hoog in het vaandel op diverse fronten. Met onze diepgaande kennisniveau en handelsmentaliteit komen we ver. Maar in de agrarische sector blijven we, mijn inziens, te lang hangen in ‘analyse’. Wat is de aanpak? Hoe, wanneer en op welke wijze geeft Nederland invulling aan onze hoogwaardige, innovatieve en duurzame voedselproductie? Wie neemt de regie?
Vele zelf benoemde ketenregisseurs met een warm boerenhart proberen een goed verdienmodel van het moderne landbouwgezinsbedrijf in de benen te houden. Echter, een aantal van deze hulptroepen worstelen zelf met hun eigen bestaansrecht, laat staan dat ze alle focus hebben op onze voedselproducenten. Banken doen bijvoorbeeld volop mee in de schaalvergrotingsslag om uiteindelijk minder te krijgen voor meer. Bovendien staat het verdienmodel van de bank zelf onder druk door de extreem lage rente. Belangenbehartigers fuseren en reorganiseren tot ze zichzelf weer uitgevonden hebben. De overheid is doorgeschoten naar liberale werkingsmechanismen die naast landbouw bijvoorbeeld ook onze uitstekende zorg om zeep helpen.
Een grote groep gepassioneerde kennisdragers is begaan zijn met het lot van Nederlandse boeren. Maar ondanks die overweldigende bijdrage van alle genoemde disciplines en organisaties, is de gemiddelde Nederlandse boer niet in staat om zelf grip te krijgen op eigen inkomstenVeel advies, maar het werkt niet
De enige politieke bemoeienis op het boerenerf zijn Brusselse toeters en bellen die een boer vertellen hoe hij zijn bedrijf moet runnen, terwijl hij dat zelf wel weet. Verder wordt de boer omgeven door een kakofonie van geluiden. De gevestigde elite uit de grote stad blijft maar doorpraten met de foodhipsters over de voedselvisie voor Nederland in het mondiale speelveld. 'Hackers' en designers worden aan het werk worden gezet om hun idealistische denkbeelden te projecteren op een toekomstbestendige land- en tuinbouw. Organisaties als Wakker Dier, Greenpeace en Varkens in Nood schijnen op te komen voor de belangen van onze boeren, maar doen op een wel heel eigen (vreemde) wijze. Ook proberen communicatielieden en marketeers een beter boerenklimaat te scheppen. Door welbedoelde adviezen in met name de richting van directe afzet aan de consument. Toeleveranciers van kunstmest, mechanisatie, voer en wat nog meer nodig is aan input om een succesvol agrarisch bedrijf te runnen, zeggen dat ze het beste voor hebben met de boer en dragen hun steentje bij aan diens toekomst. Maar wel met hun concept of product. Last but not least zijn er de agrarische uitgeverijen die opleidingen en Masterclasses verzorgen in samenwerking met gerenommeerde opleidingsinstituten om de marktpositie van de agrariër te verbeteren via kennis over internationale bedrijfsvoering.
Mooi. Een grote groep gepassioneerde kennisdragers is begaan zijn met het lot van Nederlandse boeren. Maar ondanks die overweldigende bijdrage van alle genoemde disciplines en organisaties, is de gemiddelde Nederlandse boer niet in staat om zelf grip te krijgen op eigen inkomsten. De Nederlandse boer is eigen baas en verantwoordelijk voor zijn eigen bedrijf. H/zij heeft veel kennis, kunde en passie, net zoals José en Herman. Maar wie geeft hen de antwoorden waar ze recht op hebben? Hopelijk komen de zinvolle antwoorden op tijd voor de boeren die willen overleven.
Pascal Philipsen is opgeleid als levensmiddelentechnoloog (HAS). Hij is werkzaam als accountmanager voor TimacAgro, een Europese toeleverancier voor boerenbedrijven op het gebied van diervoeding, bodemverbetering en bemesting.
Deze tekst is licht bewerkt naar de tekst die Pascal Philipsen gisteren op LinkedIn liet verschijnen.
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 april krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 april krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Mosterd na de maaltijd. En niet eens lekkere mosterd.
Jan Peter, ik snap - denk ik - wat jij bedoelt. Het antwoord is allang gegeven, maar het komt niet aan. Dan is dat dus het probleem en is het erover hebben een vorm van therapie.
Klopt inderdaad dat het 'oud nieuws is/ mosterd na de maaltijd', alsmede het verhaal van boerenechtpaar Bongen zelf dat aanleiding is geweest van mijn schrijven. Zo zie je maar weer hoe lang de boeren in deze staat verkeren en met eenzelfde treurige horizon in zicht.
Weet je Pascal wat eigenlijk het hele trieste is van het verhaal: Herman Bongen vond dat boeren maar niks. Maar ja, dat kan je natuurlijk niet zeggen.
Ik weet niet of je gelijk hebt, Jan Peter, met je stelling dat Herman Bongen dat boeren 'maar niks' vond. Pascal schrijft immers dat José en Herman liever boer waren gebleven. Het kan niet allebei waar zijn.
Overigens, áls Bongen dat inderdaad vond, dan is er niks aan de hand. Het is prima als je ophoudt met een activiteit waar je een hekel aan hebt. Hadden we allemaal maar die mogelijkheid.