In 1949 is Nederland zich nog steeds aan het herstellen van vijf jaar Duitse bezetting. Op het toen nog kleine stationnetje van Ede-Wageningen stapt een exotisch uitziende, slanke jongeman uit de trein, een zware koffer in zijn hand. Hij kijkt om zich heen of er iemand is die hem op komt halen, maar ziet alleen een lange man die met een resoluut gebaar zijn koffer beetpakt.

‘Een kruier’, denkt de jonge man, en voelt zich meteen een beetje gegeneerd. Hij is net uit Engeland gekomen en heeft nog geen kans gezien om zijn Britse ponden om te wisselen voor Nederlandse guldens. Hoe gaat hij die kruier een fooi geven?

Zijn verlegenheid trotserend vraagt hij de man hoe hij in Wageningen kan komen bij professor Prakken. Waarop de man zegt: ‘Ik ben professor Prakken’. De verlegenheid van de jongeman slaat om in verbijstering. In het land waar hij vandaan komt is het ongehoord dat een wereldvermaarde hoogleraar een jonge assistent van de trein komt halen en dan ook nog zijn koffer draagt.

Honger bestrijden
De pasafgestudeerde Swaminathan was naar Wageningen gekomen om bij Prakken onderzoek te doen naar de genetica van de aardappel, een gewas dat met zijn hoge opbrengsten per hectare een belangrijke bijdrage zou kunnen leveren aan het uitbannen van de honger. Na een jaar vertrok hij naar Cambridge in Engeland voor zijn PhD, waarna hij en post doc kreeg aangeboden aan de University of Wisconsin, nog steeds met de genetica van de aardappel als zijn belangrijkste onderzoeksthema.

Hoewel nog jong, had hij al een indrukwekkende reeks wetenschappelijke publicaties op zijn naam staan. Het lag voor de hand dat hij, zoals zoveel van zijn land- en generatiegenoten, zou kiezen voor een wetenschappelijke carrière in de Verenigde Staten. In plaats daarvan keerde hij terug naar zijn vaderland, omdat hij zijn wetenschappelijke kennis en kunde wilde gebruiken om de honger te bestrijden, indachtig de woorden van Indiaas eerste president Jaharwalal Nehru: “Everything else can wait, but not agriculture”.

In India verschoof Swaminathan zijn wetenschappelijke aandacht naar rijst en tarwe en dan vooral op het verhogen van de ‘harvest index’, de verhouding tussen het eetbare en niet-eetbare deel van de plant. Bij aardappelen is die hoog - 0,8 – omdat de plant de vrucht niet hoeft te dragen. Bij tarwe en rijst lag die een stuk lager, 0,35 indertijd. Met kunstmest kon de harvest index weliswaar worden verbeterd, maar de zware aren leidden ertoe dat de planten gemakkelijk legerden.

Hogere opbrengsten betekenden vaak lagere prijzen voor landbouwproducten: gunstig voor de stedelijke bevolking en de landlozen op het platteland, maar fnuikend voor de kleine (pacht)boeren, die geen toegang hadden tot kredieten voor de aanschaf van zaaizaad, kunstmest en bestrijdingsmiddelen
Verdubbeling
Op zoek naar een oplossing kwam Swaminathan in contact met Norman Borlaug, een Amerikaanse onderzoeker, die veel succes had in Mexico met dwergvariëteiten van tarwe, die ook bestand waren tegen de tarweschimmel roest en andere ziekten. In 1963 reisde Borlaug op uitnodiging van Swaminathan naar India met een paar honderd kilo van het revolutionaire tarwezaad. Na twee jaar werden de nieuwe variëteiten op grote schaal geïntroduceerd en leidden ook in India tot een verdubbeling van de opbrengst binnen vijf jaar en binnen tien jaar was India zelfvoorzienend.

Swaminathan was overigens de eerste om toe te geven dat veredeling van gewassen maar een deel van het verhaal is. In principe kun je daarmee de potentiële opbrengst vergroten, maar de feitelijke opbrengst is van veel meer zaken afhankelijk. Voldoende water bijvoorbeeld en voldoende voedingsstoffen in de vorm van mest en kunstmest. Maar ook voldoende kennis en middelen om ziekten en plagen in toom te houden. Een illustratie van zijn inclusieve denken, dat later zou leiden tot zijn idee voor de permanente groene revolutie.

Onbehagen
Na de aanvankelijke euforie groeide in de loop van de jaren zeventig en tachtig echter het onbehagen over de groene revolutie. Swaminathan zelf waarschuwde al vroeg voor de gevolgen van overmatig gebruik van kunstmest en bestrijdingsmiddelen voor grond- en oppervlaktewater en het onoordeelkundig gebruik van irrigatiewater dat leidde tot verzilting en erosie van de bodem.

Ook waarschuwde hij voor de gevolgen van mechanisering en schaalvergroting voor kleine boeren en vooral boerinnen. Hogere opbrengsten betekenden vaak lagere prijzen voor landbouwproducten: gunstig voor de stedelijke bevolking en de landlozen op het platteland, maar fnuikend voor de kleine (pacht)boeren, die geen toegang hadden tot kredieten voor de aanschaf van zaaizaad, kunstmest en bestrijdingsmiddelen.

Ecologische modernisering
In reactie op het onbehagen zijn de laatste dertig jaar legio nieuwe methoden en technieken ontwikkeld om de negatieve effecten op de sociale en ecologische omgeving te verminderen. Druppelirrigatie heeft zijn intrede gedaan, waardoor er gedurende het groeiseizoen veel minder water nodig is voor de optimale groei van het gewas. Erosie en verlies aan organische stof kan worden voorkomen door minder diep te ploegen; door gewasresten achter te laten op het land en door het telen van tussengewas of over te gaan op mengteelten al dan niet in combinatie met bomen (agroforestry).

Een van de tekortkomingen van de Groene Revolutie was de bijbehorende mechanisatie die vooral gericht was op grootschalige mono-teelten. Inmiddels zijn en worden kleinschalige machines ontwikkeld die betrekkelijk eenvoudig zijn te bedienen en die betaalbaar zijn voor kleine boeren. Voor de bestrijding van ziekten en plagen wordt steeds vaker overgestapt op geïntegreerde bestrijding, integrated pest management: Niet meer spuiten volgens de kalender, maar kijken waar zich ziekten of plagen voordoen en deze – waar mogelijk – bestrijden door inzetten van roofinsecten, schimmels en bacteriën. De effectiviteit van micro-organismen voor het bestrijden van ziekten en plagen, de zogeheten ‘biologicals’, heeft inmiddels ook de aandacht getrokken van de producenten van agro-chemicaliën.

De Evergreen Revolution wordt echter bedreigd door een groeiend wantrouwen tegen de verworvenheden van de moderne wetenschap
Farming system
Alles bij elkaar zijn er voldoende voorwaarden aanwezig voor de ‘Evergreen Revolution’ van Swaminathan. Kern daarvan is de ‘farming systems’-benadering, waarbij verder wordt gekeken dan het perceel; het ‘farming system’ omvat het bedrijf in zijn sociale, economische, culturele en ecologische omgeving. De boerderij als onderdeel van een groter ecosysteem, waarbij het doel niet meer is om blindelings alles te bevorderen dat leidt tot de hoogste opbrengsten, maar op het sluiten van kringlopen van voedingsstoffen, water en chemicaliën, zodat hoge opbrengsten gepaard gaan met minimale effecten op milieu en omgeving. Vooropgesteld tenminste dat ook beleid en regelgeving dezelfde kant op wijzen en nieuwe productie en consumptiemodellen voldoende economische prikkels bevatten voor gedragsverandering bij consumenten en bedrijven. Op al deze fronten heeft Swaminathan een belangrijke bijdrage geleverd (zie kader).

Wantrouwen
De Evergreen Revolution wordt echter bedreigd door een groeiend wantrouwen tegen de verworvenheden van de moderne wetenschap. Aanleiding zijn de eerder genoemde onvolkomenheden: de intensivering die gepaard ging met het overvloedig gebruik van agro-chemicaliën en fossiele energie en de groeiende anonimiteit als gevolg van schaalvergroting en internationale handel.

In plaats van te constateren dat het beter moet, dat we kritischer moeten zijn op mogelijk negatieve gevolgen van het toepassen wetenschap en techniek in landbouw en voedselvoorziening, zijn er steeds meer mensen die het gebruik van wetenschap en techniek als zodanig afwijzen. Uit angst voor een biologische ‘meltdown’ zoeken ze hun heil in lokaal geproduceerd en biologisch geteeld voedsel met dogmatische uitsluiting van het gebruik kunstmest, synthetische gewasbescherming en genetische modificatie. De resultaten van wetenschappelijk onderzoek worden gezien als ‘ook maar een mening’ onder de velen die op internet de ronde doen.

Het belangrijkste is dat we in navolging van Swaminathan, duidelijk maken dat wetenschap weliswaar niet alle antwoorden heeft, maar wel de minst slechte methode is om de werkelijkheid te kennen en die naar onze hand te zetten
Dialoog
De vraag is hoe de kloof tussen landbouwwetenschap en samenleving te dichten. Voor een deel kan dat door mensen uit te dagen om zelf op zoek te gaan naar de oorsprong van hun voedsel en hoe het wordt geproduceerd en verwerkt, bijvoorbeeld door het stimuleren van school- en volkstuinen en andere vormen van stadslandbouw. Voor een deel ook door mensen actiever te betrekken bij agendering en uitvoering van het onderzoek.

Belangrijk is tenslotte om met elkaar een stevig debat aan te gaan over onderliggende waarden en veronderstellingen en elkaar te wijzen op inconsistenties in gedrag en opvattingen. Bijvoorbeeld dat overvloedig en goedkoop voor iedereen niet samengaan met kleinschalige, biologische landbouw, waar al het werk met de hand wordt gedaan en de dieren in de wei lopen te huppelen. Omgekeerd kan het publiek onderzoekers confronteren met de impliciete waarden die schuil gaan in hun onderzoeksvoorstellen, -opzet en –uitkomsten en met de trade-offs en neveneffecten van de door hen voorgestelde oplossingen.

Het belangrijkste is dat we in navolging van Swaminathan, duidelijk maken dat wetenschap weliswaar niet alle antwoorden heeft, maar wel de minst slechte methode is om de werkelijkheid te kennen en die naar onze hand te zetten. Daarbij moeten we rekening houden met de sociale, economische en ecologische gevolgen de bestaande instituties en nieuwe ontwikkelen om boeren en burgers in te staat stellen om vorm te geven aan hun eigen leven.

In zijn lange carrière is Swaminathan op vele fronten actief geweest. Niet alleen was hij een vooraanstaand geneticus en was hij zich bewust van het belang van fundamenteel onderzoek voor het oplossen van de grote uitdaging van zijn tijd en regio, het bestrijden van de honger. Ook realiseerde hij zich dat je niet kunt volstaan met het over de heg gooien van de resultaten van wetenschappelijk onderzoek, maar dat je moet anticiperen op de sociale, economische en ecologische gevolgen. Leidraad daarbij vormde zijn humanisme, dat zich vertaalde in zijn streven naar een landbouw die ‘pro-poor, pro-environment, pro-women and pro-future generations’ zou moeten zijn, een gedachtengoed dat ondanks alle aandacht voor IT en industrialisatie, nog steeds relevant is voor India en elders.

Om zijn wetenschappelijke en humanitaire inzichten gestalte te geven bepleitte hij het aanpassen van bestaande of het ontwikkelen van nieuwe instituties. Zelf leverde hij daar een grote bijdrage aan via zijn vele bestuurlijke functies: nationaal onder (veel) meer als toegevoegd minister van de Indiase regering en lid van het Indiase Hogerhuis; internationaal, als directeur van het het International Rice Research Institute (IRRI), voorzitter van de FAO-Raad en van het High Level Panel of Experts on Food Security. Ook is hij voorzitter geweest van IUCN, de International Union for the Conservation of Nature en van Pugwash, een internationale beweging van wetenschappers tegen kernwapens en andere massavernietigingswapens en voor een wereldwijde dialoog.



Louise Fresco is bestuursvoorzitter van Wageningen UR en Rudy Rabbinge is emeritus universiteitshoogleraar Duurzame ontwikkeling en voedselzekerheid aan dezelfde instelling. Bijgaand artikel is gebaseerd op hun respectieve bijdrage aan de speciale uitgave van Current Science ter gelegenheid van de 90ste verjaardag van Dr. M.S. Swaminathan in 2015.

Dit artikel verscheen in de 7e editie van Vork. Klik op de link als je het blad in de bus wilt krijgen.
Dit artikel afdrukken