Professor Dick Heederik, risicobepaler aan het IRAS (Universiteit van Utrecht) zei tegen Nieuwsuur dat er nieuwe regelgeving nodig is om de dierhouderij in Nederland een beperkter risico voor de volksgezond te laten zijn. Dat deed hij bij de publicatie van de jongste studie naar de gevolgen voor de volksgezondheid van de dierhouderij in Brabant en Noord-Limburg, de meest dier- en mensdichte gebieden ter wereld. Volgens Jos van de Sande, voormalig GGD-arts die tijdig waarschuwde voor de omvang van de Q-koorts epidemie, gaat het rapport niet ver genoeg.

Flauwekul, zeggen boeren en wetenschapscritici, het gaat veel te ver op basis van beperkte en onbewezen feiten. Het bewezen risico is beperkt en niet onderscheiden van andere mogelijke bronnen die de volksgezondheid negatief beïnvloeden.

Lees de volgende serie tweets en probeer de gevoelens en denkwerelden erachter te proeven.





Gevaarlijke dimensies in omgang met belangen
Toch kondigde de overheid aan paal en perk te zullen gaan stellen aan diertallen in gebieden. Dat deed ze na een lange periode van uitstel na het gereedkomen van de studie en zelfs pas nadat Heederik zijn presentatie van de onderzoeksgegevens al was begonnen. Dat wijst erop dat de gevoeligheid van het proces niet alleen groot is, maar ook gevaarlijke dimensies bereikt in de omgang met de belangen van boeren.

Naast regelgeving voor bedrijven, komt er aanvullende regelgeving voor gebieden die gecumuleerde druk aan dieren over bedrijven heen moet reguleren. De door Heederik gepresenteerde studie legt vooral de nadruk op aantasting van de luchtkwaliteit door een veelheid van geconcentreerde dierhouderijbedrijven in de buurt van mensen. Vandaar.

Verdeeld
De politiek reageert verdeeld op de regeringsplannen, schrijft Boerderij. Terwijl de PvdA vindt dat er flink ingegrepen moet worden, zijn vooral ChristenUnie en SGP van mening dat eerst maar eens bekeken moet worden wat de feitelijke waarde van het rapport is. Volgens het wetenschappelijk goed onderbouwde blad V-focus kloppen de bewijzen niet met de feiten. Volgens boerenbestuurder Duk wordt het onderzoek ongenuanceerd geframed door burgers die niet van het platteland komen en een bevooroordeelde pers.





PvdA-bewindsman Van Dam zegt dat niemands gezondheid mag lijden onder de varkens, kippen en koeien die we in Nederland maken. Daarom wil hij meteen de kippenhouderij in Nederland aanpakken. Die zorgt immers voor de meeste uitstoot van fijnstof.

De jonge kippenhouder Johan Leenders reageert boos en teleurgesteld. Hij zegt alvast niet meer te kunnen wachten op de verkiezingen en het verdwijnen van dit kabinet, omdat hij een diervriendelijke stal heeft gebouwd. Die heeft wat meer uitstoot.

Volgens de varkenshouders van de boerenkoepels NVV en LTO moet de overheid zich niet met nieuwe maatregelen in het spel mengen. Net als de koeienboeren voor de opheffing van het melkquotum zeggen ze dat niemand zich zorgen hoeft te maken omdat ze de zaak helemaal onder controle hebben.

Oud-WUR-voorman Aalt Dijkhuizen houdt zich strict aan feiten en bracht die in de discussie. Ze werden vele malen geretweet:


Een nieuwe periode van fel gesteggel ligt voor ons. Hoe komen we daar uit?

Misschien moeten we leren de politieke besluitvorming in heikele kwesties als deze, over te laten aan het politieke proces van mensen zelf. De keuzen zijn te groot en te 'heet' om via de representatieve democratie te worden genomen
Experiment uit 2012
Ik ben benieuwd of we het wetenschappelijk, feitelijk of met gezond verstand gaan oplossen.

Mijn gok: het wordt emotie op basis van zogenaamde feiten en beloftes van boeren. Mijn verwachting: daar wordt uiteindelijk niemand blij van. Mijn voorstel: pak dit oude experiment uit 2012 er nog eens bij. Daaruit valt te concluderen dat boeren en burgers Brabant uitstekend in staat zijn zelf hun gebied in te richten in een beperkt tijdsbestek. Zet er feitelijke experts bij die mensen kunnen informeren en die zich door hen laten bevragen; laat vervolgens mensen in een goed bevraagd proces zelf bepalen hoe ze met risico's en de kosten van het veranderen van hun woon- en werkomgeving willen omgaan door hen heel praktisch te betrekken bij de betekenis ervan en de besluitvorming daarover.
Misschien moeten we leren de politieke besluitvorming en keuzen in heikele kwesties als deze, over te laten aan het politieke proces tussen de betrokken mensen zelf. Het gaat immers om hun belangen en de risico's die ze in dat licht willen nemen vanuit het begrip voor elkaars belangen. De keuzen zijn te groot en te 'heet' om via de representatieve democratie te worden genomen. Die kan er dan ook alleen zijn vingers maar aan branden, met alle gevolgen voor de inhoudelijke kwaliteit van de besluitvorming tot gevolg.

Naar het Oosten
Gebeurt dat niet, dan hou je dit gedoe en moddergooien over en weer. Het gesteggel zal eindeloos duren. Regelgeving zal niet leiden tot de gewenste marktaanpassing, zodat uiteindelijk de economisch spartelende intensieve dierhouderij toch volledig naar Oost-Europa zal verschuiven* omdat gangbare consumptiedieren daar nu eenmaal goedkoper**, veiliger*** en bovendien in wat ecologischer**** kringlopen kunnen worden geproduceerd. Jammer is dat wel, want daarmee verliezen we ook onze eigen productie en de mogelijkheid om houderij-, verwerkings- en verkoopsystemen te ontwikkelen die een hogere dan alleen maar consumentistische toegevoegde waarde hebben. Op die weg waren we immers best aardig bezig in Nederland, terwijl we uit ons hoofd moeten leren zetten dat ononderscheiden intensieve dierhouderij in Nederland economisch nog toekomst heeft voor meer dan enkele tientallen boeren.

* mits de EU blijft bestaan.
** omdat de productiefactoren land, opstallen, regeldruk en arbeid er aanzienlijk goedkoper zijn en zorgen voor tot ca. 40% lagere kostprijzen voor kwalitatief identiek product
*** zoönosen - van dier op mensen overdraagbare ziekten (wetenschappers denken dat 61% van de 1.415 bekende pathogenen die mensen kunnen besmetten, dierlijk van oorsprong zijn ) - zijn van oudsher bekende, maar ook onderschatte bedreigingen in de menselijke geschiedenis; de moderne veehouderij gaat uit van hygiëne als wapen tegen zoönosen, terwijl zich toch steeds weer opnieuw infectiehaarden ontwikkelen die interacteren met het omgevingsmilieu. In een wereld waarin veel mensen reizen tussen gebieden waarin de microbiële interactie tussen dieren en mensen groot is vormen dan ook risicovolle microbiële reservoirs. De ontwikkeling van fijnstof is van een andere orde. Maakindustrie en gebruik van fossiele brandstoffen zorgen voor fijnstof. Zowel industrieterreinen als steden zijn derhalve bronnen van fijnstof en daarom te mijden voor iedereen die risicomijdend is. Omdat we gebruik maken van industrieel gemaakte producten om ons leven te veraangenamen en graag in steden wonen, nemen we deze risico's voor lief omdat ze tegen onze risicoperceptie opwegen. Niettemin moet worden vastgesteld dat het aanmerkelijke grotere vaststelbare risico's op ziekte met zich meebrengt, dan bijvoorbeeld het drinken van bier met glyfosaatresten. Niettemin maakt de samenleving zich druk over het laatste. Dat komt vermoedelijk omdat de samenleving een onvoldoende ontwikkelde notie van risico heeft om rationeel te kunnen afwegen welke risico's zij afweegt tegen welk hedonisme en daarmee samenhangende consequenties.
**** in Oost-Europa worden dieren vanaf lokale akkers gevoed. Daardoor ontstaat een meer gesloten mest-plant kringloop. De Nederlandse dierhouderij is sterk afhankelijk van voerstromen die zijn geteeld op andere continenten. Opgemerkt moet worden dat werkelijke kringloopsluitingen tussen bijvoorbeeld lokaal geteeld veevoer in Groningen en de consumptie van een kip in Amsterdam weliswaar minder, maar niettemin veel vergaande technologische verwerking vereist dan tussen de Randstad en Zuid-Amerikaanse landerijen.
Dit artikel afdrukken