Extra opslagcapaciteit, uitbreiding van inkomensondersteuning en vrijwillige beperking van de productie “naar voorbeeld van FrieslandCampina”. Die maatregelen stelde Eurocommissaris Phil Hogan maandag 14 maart voor aan de ministers van de EU Landbouwraad.

Ik kan er kort over zijn. Dit pakket gaat de melkveehouderij niet uit de crisis slepen omdat het dweilt met de kraan open. Als de boer niet zelf leert vraaggericht te produceren of geprikkeld wordt om dit te doen, blijft hij doormelken.

1. Meer opslag: verlenging crisis
Meer opslagcapaciteit betekent vooral dat de crisis nog langer zal aanhouden. De opgeslagen voorraad komt immers uiteindelijk weer op de markt. Dat maakt Europa door zijn onvermogen om met overproductie om te gaan, nog minder populair in de wereld dan we nu al zijn. Door het volume dat boven de markt blijft hangen, drukken we ook op termijn de prijzen op de wereldmarkt omlaag.
Natuurlijk helpt opslag op korte termijn even omdat de zuivelfabrieken op dit moment meer melk krijgen dan ze kunnen verwerken. Het zal echter al snel weinig effectief zijn omdat voor de komende maanden een nog grotere melkproductie wordt verwacht.
Met de voortzetting van zulk beleid, kan de Europese Commissie niet meer serieus worden genomen en zou ze ook zichzelf ernstig op het achterhoofd moeten krabben. In alle landbouwsectoren die de Commissie (verder) ‘geliberaliseerd’ heeft, verkeren producenten in een diepe existentiële crisis: de varkens- en pluimveehouders gingen ons al voor evenals de akkerbouwers en de tuinbouw. De reden daarvoor is evident: als niet alle actoren evenveel invloed op de markt hebben, functioneert die niet

2. Inkomenstoeslagen: geen antwoord op verlies

Hogan wil iedere boer een €15.000 euro inkomenstoeslag geven. Dat is voor ieder gezin uiteraard een welkom bedrag. Tegelijk moet geconstateerd worden dat het de belastingbetaler veel geld kost, zonder dat hij er ook maar iets voor terugkrijgt. Zet het bedrag maar eens af tegen de gederfde inkomsten. De melkveehouderij verkeert inmiddels al twee jaar in crisis. Als ik een heel bescheiden gemiddelde schatting van het verlies aan melkgeld maak per liter en dit vermenigvuldig met de geproduceerde hoeveelheid (die inmiddels in de EU tegen de 165 miljard kg ligt), kom ik op een verlies aan gezamenlijk inkomen voor de melkveehouders van 30 miljard euro in twee jaar tijd. De bedragen die de Europese Commissie als ‘hulp’ voorstelt, steken daar schraal en schamel bij af.
De inkomenssteun is dus prettig als Paasei, maar maakt bedrijfseconomisch geen verschil. Op het in de reserves van boeren geslagen gat, is het hooguit een druppel op een gloeiende plaat.

3. Vrijwillig minder melken: stilzwijgende bevestiging status quo
Dan de regeling om vrijwillig de melkproductie te beperken, die geïnspireerd heet op “het voorbeeld van FrieslandCampina.” Het is positief dat de Europese Commissie erkent dat overproductie het probleem is. Maar de gedachte dat de compensatieregeling van FrieslandCampina voor boeren die minder gaan melken de markt weer in evenwicht kan brengen, is naïef.
Iedere maatregel die niet door de Europese Commissie in heel Europa wordt toegepast en niet alle melkveehouders betrekt bij de oplossing, zal de problemen waar heel Europa mee te maken heeft, laten voortbestaan. De ene groep boeren zal immers gebruik maken van de ruimte die de andere groep creëert. Bovendien zijn de structuren van de zuivelcoöperaties en de lopende afspraken die zij met hun leden hebben over onder meer rechten, plichten en prijssystematiek niet zomaar geschikt om ‘even’ een ander systeem te implementeren. De vrijwillige methode bevestigt dan ook stilzwijgend de status quo.

Bonus/malus: goedkoper en effectiever dan vrijwilligheid

De “FrieslandCampina-methode” is geen oplossing omdat de methode geen garantie biedt dat het volume succesvol wordt teruggedrongen. Boeren zullen tegen elkaar in spelen zodat het effect van de vrijwillige volumebeperking tegenvalt en de regeling vooral erg duur wordt voor de Europese melkveehouders.

Zestig procent van de FrieslandCampina-leden deden mee aan de bonusmaatregel. Die bood hen een premie voor niet geleverde melk. Omdat echter de leden die méér wilden blijven melken, geen consequenties van hun handelen ondervonden door middel van een malus (korting) voor hun méér geproduceerde liters, steeg de melkproductie in Nederland in januari 2016 desondanks fors. Het is goed om ons te realiseren dat in die maand ten opzichte van januari 2015 maar liefst 15,5% meer werd gemolken.
FrieslandCampina voerde de regel overigens niet in om de markt te reguleren,maar omdat het hen aan verwerkingscapaciteit ontbrak. Het ontvangen van de melk zou de fabrieken blank hebben gezet.

Om de FrieslandCampina-regeling wel regulerend te laten werken, zou de Europese Commissie Europa-breed naast een bonus- ook een malusregeling in moeten voeren. Zowel de bonus als de malus moeten hoog genoeg zijn om een remmend effect op de productie te hebben. Zo’n systeem dweilt niet met de kraan open door bonussen uit te delen zonder de productie van anderen te beperken. Om die reden is een bonus/malus-systeem veel goedkoper en holt het de winsten van de Europese zuivelaars niet uit ten opzichte van hun niet-Europese concurrenten. Bovendien is er onmiddellijk een remmend effect van te verwachten, terwijl het geen cent gemeenschapsgeld hoeft te kosten.

Gebrek aan visie
Naast maatregelen op korte termijn, zal de Europese Commissie en Landbouwraad nu ook aan de slag moeten met het ontwikkelen van visie. Die heeft duidelijk ontbroken. Door gemakzucht en ongefundeerde hoop op een ‘luilekkerland’ na de afschaffing van de melkquotering. Na afschaffing van de melkquotering zou de melkproductie slechts 1,2% toenemen per jaar en deze stijging zou zonder enig probleem worden opgenomen in een wereldwijd groeiende zuivelmarkt. Gezegd werd dat we op korte termijn de vraag niet eens aan zouden kunnen.

Cijfers: lage prijzen rekken de markt
De realiteit laat een heel ander plaatje zien. We molken 2,8% meer in één jaar tijd, terwijl daar geen koopkrachtige vraag naar was. De Russische exportban en de afnemende vraag uit China zouden de oorzaak zijn van veronderstelde afnemende vraag, maar wie de exportcijfers van de EU over 2015 bekijkt ziet dat er van die afnemende vraag totaal geen sprake is: het exportvolume – ook die naar Azië - is nog nooit zo hoog geweest als in 2015! De waarde van die export nam echter drastisch af. Daarmee kan ook het adagium dat meer handel goed is voor een economie bij het oud vuil. De EU lidstaten lijden economisch verlies op hun melkproductie omdat ze het product op de wereldmarkt moeten laten weglopen tegen verlieslatende prijzen door gebrek aan kapitaalkrachtige vraag. Voor de juiste marktprijs is echter altijd wel een koper te vinden, vooral als die een eind onder de kostprijs ligt. Dat vergroot immers de vraagzijde van de markt, maar op markten met weggeefprijzen valt helaas geen bedrijf te runnen.

Al evenmin consumentenvoordeel
Het “voordeel voor de consument” - een andere veelgehoorde kreet in de reclameboodschap van de Europese beleidsmakers - blijkt niet gerealiseerd. De consument zou minder gaan betalen door een efficiënter en meer volume producerend boerenbedrijf. De cijfers tonen aan dat de melkveehouders tussen de 30 en 40% van hun inkomen inleverden door de slechte opbrengstprijzen, terwijl de zuivelprijzen in de supermarkten slechts met 3 tot 5% daalden.

Deze schijnbaar ‘linkse’ maatregel biedt de beste basis voor een competitief en liberaal landbouwend Europa
Niet serieus
Met de voortzetting van zulk beleid, kan de Europese Commissie niet meer serieus worden genomen en zou ze ook zichzelf ernstig op het achterhoofd moeten krabben. In alle landbouwsectoren die de Commissie (verder) ‘geliberaliseerd’ heeft, verkeren producenten in een diepe existentiële crisis: de varkens- en pluimveehouders gingen ons al voor evenals de akkerbouwers en de tuinbouw. De reden daarvoor is evident: als niet alle actoren evenveel invloed op de markt hebben, functioneert die niet.

Innovatief structureren
Een groeiende groep boeren wil terug naar melkquotering. Stilletjes hopen wellicht ook andere sectoren op zo’n aanpak. Het is echter een onmogelijke opgave omdat de 28 lidstaten nooit op één lijn zullen komen door hun onderling sterk verschillende en soms tegengestelde belangen. Er is echter een simpele, effectieve en goedkoper maatregel die morgen in te vullen valt en waar ook de rest van de wereld blij mee zal zijn: voer in crisistijden een bonus/malussysteem in, een programma dat melkveehouders bovendien veel marktgeörienteerder maakt.

Het is niet zo ingewikkeld. Commissaris Phil Hogan en Martijn van Dam, onze staatssecretaris en op dit moment voorzitter van de EU Landbouwraad, moeten alleen even wennen aan de gedachte dat deze schijnbaar ‘linkse’ maatregel de beste basis biedt voor een competitief en liberaal landbouwend Europa. Dat is ook meteen een mooie brug tussen de liberaal Hogan en de socialist Van Dam voor innovatief de markt structurerend beleid.

Fotocredits: Phil Hogan (l) en Martijn van Dam (r), EU
Dit artikel afdrukken