In aanloop naar de Dag van LTO Noord op 1 maart in Rijswijk, vindt op Foodlog discussie plaats over de vraag waar Nederlandse boeren, tuinders en telers in 2030 hun geld mee verdienen. Nieuwe Oogst.nu en Foodlog geven wekelijks een update van de discussie. Daarna volgt een stelling.
In de eerste afleveringen (ruim 400 reacties) ging het over de vraag: welke trends zie je op weg naar 2030? Ze kunnen in vier punten worden samengevat.
1. De landbouw industrialiseert internationaal zodat alleen boeren en tuinders met de laagste kostprijzen overleven. Die concurrentie vindt ook plaats voor verse producten (vanuit Oost- en Zuid-Europa en Noord-Afrika).
2. In die situatie heeft Nederland twee nadelen. De hoge mate van intensivering in een zeer dichtbevolkt land bezorgt Nederlandse boeren hogere milieukosten dan hun Europese concurrenten. Daarnaast wordt de grondgebonden landbouw geconfronteerd met een extreem hoog kapitaalbeslag. Dat tikt flink door bij bedrijfsoverdrachten in de komende decennia. Het zal Nederlandse boeren afhankelijker maken van krapte in goedkopere regio’s die allemaal tegelijk hun productiecapaciteit en –kwaliteit vergroten.
3. Consumenten reageren in een situatie waarin het voedselaanbod voorlopig overvloedig blijft met een voorkeur voor lagere prijzen of herkenbare toegevoegde waarde; voor meer van hetzelfde, gaan ze in ieder geval niet meer betalen.
4. De koopkracht in Europa daalt en krijgt te maken met een instroom van nieuwe bewoners uit het zuidelijke en oostelijke middellandse zeegebied die een betaalbare stroom gezond voedsel nodig heeft.
Ketens vormen
Boeren en tuinders hebben dan ook de beste kansen om geld te verdienen als ze dat doen door in ketenverband met verwerkers en detaillisten samen meerwaarde te ontwikkelen.
Wie dat niet doet, vergroot zijn risico om er in 2030 niet meer te zijn. Wie het wel doet, moet zich realiseren dat er niet voor iedereen plaats is in zulke ketenverbanden.
Stelling
Twintig jaar geleden werd ook al gezegd dat de Nederlandse landbouw in crisis verkeerde en het helemaal anders moest gaan doen. Maar er zijn nog steeds jonge boeren die de bedrijven van hun ouders voorzetten, uitbouwen, hun buren overnemen en dat gefinancierd krijgen. We zijn daarom erg benieuwd naar je reactie op de stelling, die we op 1 maart op de LTO ledendag Zuid-Holland bespreken: 'ik maak mij geen andere zorgen over de toekomst van mijn bedrijf dan (mijn ouders) 20 jaar geleden.'
Fotocredits: Boerenkinderen, Nieuwe Oogst
-- POLL --
Dit artikel afdrukken
1. De landbouw industrialiseert internationaal zodat alleen boeren en tuinders met de laagste kostprijzen overleven. Die concurrentie vindt ook plaats voor verse producten (vanuit Oost- en Zuid-Europa en Noord-Afrika).
2. In die situatie heeft Nederland twee nadelen. De hoge mate van intensivering in een zeer dichtbevolkt land bezorgt Nederlandse boeren hogere milieukosten dan hun Europese concurrenten. Daarnaast wordt de grondgebonden landbouw geconfronteerd met een extreem hoog kapitaalbeslag. Dat tikt flink door bij bedrijfsoverdrachten in de komende decennia. Het zal Nederlandse boeren afhankelijker maken van krapte in goedkopere regio’s die allemaal tegelijk hun productiecapaciteit en –kwaliteit vergroten.
3. Consumenten reageren in een situatie waarin het voedselaanbod voorlopig overvloedig blijft met een voorkeur voor lagere prijzen of herkenbare toegevoegde waarde; voor meer van hetzelfde, gaan ze in ieder geval niet meer betalen.
4. De koopkracht in Europa daalt en krijgt te maken met een instroom van nieuwe bewoners uit het zuidelijke en oostelijke middellandse zeegebied die een betaalbare stroom gezond voedsel nodig heeft.
Ketens vormen
Boeren en tuinders hebben dan ook de beste kansen om geld te verdienen als ze dat doen door in ketenverband met verwerkers en detaillisten samen meerwaarde te ontwikkelen.
Wie dat niet doet, vergroot zijn risico om er in 2030 niet meer te zijn. Wie het wel doet, moet zich realiseren dat er niet voor iedereen plaats is in zulke ketenverbanden.
Stelling
Twintig jaar geleden werd ook al gezegd dat de Nederlandse landbouw in crisis verkeerde en het helemaal anders moest gaan doen. Maar er zijn nog steeds jonge boeren die de bedrijven van hun ouders voorzetten, uitbouwen, hun buren overnemen en dat gefinancierd krijgen. We zijn daarom erg benieuwd naar je reactie op de stelling, die we op 1 maart op de LTO ledendag Zuid-Holland bespreken: 'ik maak mij geen andere zorgen over de toekomst van mijn bedrijf dan (mijn ouders) 20 jaar geleden.'
Fotocredits: Boerenkinderen, Nieuwe Oogst
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Door de vraagstelling kan ik hier eigenlijk geen keuze maken.
Ik heb nu andere zorgen over de toekomst dan 20 jaar geleden, maar waarschijnlijk dezelfde als mijn ouders toen. Als ik stem dat ik dan dus geen andere zorgen heb dan mijn ouders lijkt het of we doorgaan zoals we altijd gedaan hebben.
Ruim 30 jaar geleden zag mijn vader al in dat de kooien zouden verdwijnen en zette 26 jaar geleden als 1e in Nederland een volière stal. Zo heb ik nu ook ideeën over de toekomst van de pluimveehouderij en pas daar mijn keuze van produceren op aan, en dat is niet helemaal zonder zorgen, wel andere dan 20 jaar geleden.
Léon, dan maak je je geen wezenlijk andere zorgen dan je vader.
20 jaar geleden hadden boeren te maken met het handelssysteem van veilingen en veemarkten. Nu is dat handelssysteem verandert naar een stelsel van contracten. De zorgen van 20 jaar geleden kunnen dus nooit hetzelfde zijn als de zorgen van vandaag de dag.
Piet, dan onderschrijf je puntje 1 uit onze vele discussies hier. De handelsorganisaties - Vion, Greenery - die daarvoor in de plaats zijn gekomen zijn niet vreselijk succesvol gebleken. En dat ook alweer: vanwege puntje 1.
Dus Dick, de hamvraag is niet WAT een boer van plan is te produceren maar HOEVEEL hij van plan is te produceren.