Nederland is de tweede exporteur ter wereld van landbouwproducten. Die handel blijft voorlopig groeien omdat de wereldhandel groeit en Nederland daar een centrale rol in speelt. Maar wat verkoopt de Nederlandse boer in 2030? Hij zal immers steeds meer moeite hebben om aan de internationale handelsstromen bij te kunnen dragen.
De wereld verandert snel. Azië heeft veel voedsel nodig en moet dat inkopen. Rusland besloot het na de val de Muur te importeren, maar heeft inmiddels de draai gemaakt om het zelf te gaan maken om niet meer van Europa of de VS afhankelijk te zijn. De grote landbouwnatie VS wil graag exporteren naar iedereen die dat maar wil. Datzelfde geldt voor Brazilië.
Zo wordt landbouw steeds internationaler en steeds meer een zaak van grote productievolumes tegen lage kostprijzen.
Voedselbeleid
Zulke volumes kunnen in Nederland moeilijk gemaakt worden. Dat lukt enerzijds niet omdat ons land voor boeren hoge kapitaalslasten met zich meebrengt, zodat ze hun bedrijven niet rendabel meer kunnen overdragen aan opvolgers. Anderzijds lukt dat niet door de hoge ecologische kosten die het oprekken van de productie in Nederland kost. Volgens de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid moet Nederland daarom van zijn landbouwbeleid af en moet ons land overstappen op een zogenoemd voedselbeleid, dat gezond en schoon voedsel in kringlopen rond steden leert produceren en verkopen.
De Nederlandse klimaathoogleraar Pier Vellinga denkt dat Nederland zou moeten bijdragen aan de ontwikkeling van een biologische landbouw zonder fossiele brandstoffen. Vanwege de lage rendementen van een volledig biologisch landbouw, hebben agronomen hun twijfels bij die visie, maar zien ze de noodzaak van een ecologischer landbouw die voor minder milieubelasting zorgt en bodems gezond in productie houdt. De waarde zou zitten in de ontwikkeling van nieuwe vormen van landbouw en minder in de productiewaarde daarvan.
Een nog wonderlijke wereld
In het project Transmango liet de EU een aantal trends op een rij zetten en uitwerken tot heel uiteenlopende scenario's. Ze variëren van een Europa dat uit grass roots bewegingen en korte ketens bestaat tot een door grote corporates en een hoge mate van sociale ongelijkheid bepaald Europa in 2050 met een grote instroom aan bewoners vanuit het Middellandse Zee-gebied. De scenario's bevatten geen landbouwvisie, maar een beeld van wie wat eet en hoe dat resulteert uit mogelijke verhoudingen in de Europese samenleving. Voor velen zullen die scenario's nog wonderlijk ver weg klinken.
Boeren zullen niettemin hun weg moeten vinden in die wereld, omdat ze als kleine ondernemers vandaag investeren in bedrijven die pas over 20 tot 30 jaar afgeschreven zullen zijn. Daarnaast zullen ze voedsel moeten maken voor een koperspubliek dat in Europa vermoedelijk voor een groeiend deel uit weinig koopkrachtige consumenten uit het zuidelijke en oostelijke Middellandse zee-gebied zal bestaan. Zij zullen Europa instromen als gevolg van conflicten en voedselschaarste in hun bestaande woongebieden. Dure dierlijke eiwitten en veevoeders zullen meer en meer gevraagd worden in andere delen van de wereld. Europa zal onvoldoende koopkracht hebben om zijn huidige aankoop van veevoer in Zuid-Amerika voort te kunnen zetten, omdat de Europese bevolking enerzijds krimpt en de instroom van nieuwe bewoners slechts voor beperkte koopkracht zal zorgen.
Juist bij ons lokaler
Wie vanuit een dergelijke blik op de lange termijn naar de landbouw in ons deel van Europa kijkt, realiseert zich dat die mogelijk ingrijpend moet veranderen. Omdat de Nederlandse landbouw in de toekomst minder kan bijdragen aan de internationale handelstromen, lijkt een lokalere landbouw voor Nederland voor de hand te liggen. De trend in de afgelopen jaren is echter juist geweest dat onze land- en tuinbouw steeds meer is gaan produceren voor de export om zijn kostprijzen laag te houden. Die primaire drijfveer is sterk aanwezig, zoals recent duidelijk is geworden uit de drang van de melkveehouderij om ver over de grenzen van de draagkracht van het land heen te groeien. Ook de tuinbouw en varkenshouderij laten diezelfde basisneiging zien.
Compensatie
Nederland heeft een ruime opleidingscapaciteit voor jonge mensen die vanuit de gehele wereld naar Nederlandse onderwijsinstellingen komen om te worden opgeleid in de productie- en verwerking van voedsel. Hoe kan ons land met zijn opleidings- en onderzoekscapaciteit omgaan als onze productie lokaler wordt en zich gaat richten op het ecologisch maken van de voedselvoorziening in stedelijk gebied? Bovendien stelt zich de vraag hoe ons land kan compenseren voor het verlies van agriproductie in ons land. Die vraag moet ook gesteld worden voor het agrihandelsvolume dat via onze havens loopt. Naarmate andere wereldregio's economisch dominanter worden en Nederland als voedselmacht 'lokaler' wordt, valt immers te verwachten dat er minder te verwerken handelsvolume aan voedingsgrondstoffen via onze havens verhandeld zal worden. Toch moeten onze contreien gevoed blijven worden en willen we ook nog eens dat dat gezond gebeurt.
Hoe kunnen Nederlandse boeren en onderwijsinstellingen met deze te verwachten ontwikkelingen omgaan? Kunnen ze daar een unieke positie mee voor zichzelf creëren? En kunnen ze dat zelfstandig of is er ook een rol weggelegd voor de overheid?
Die vragen vormen het tweede item in de Kwestie over het inkomen van de Nederlandse boer in 2030.
Fotocredits: Skyline Rotterdam, Wilco Schippers
Dit artikel afdrukken
Zo wordt landbouw steeds internationaler en steeds meer een zaak van grote productievolumes tegen lage kostprijzen.
Voedselbeleid
Zulke volumes kunnen in Nederland moeilijk gemaakt worden. Dat lukt enerzijds niet omdat ons land voor boeren hoge kapitaalslasten met zich meebrengt, zodat ze hun bedrijven niet rendabel meer kunnen overdragen aan opvolgers. Anderzijds lukt dat niet door de hoge ecologische kosten die het oprekken van de productie in Nederland kost. Volgens de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid moet Nederland daarom van zijn landbouwbeleid af en moet ons land overstappen op een zogenoemd voedselbeleid, dat gezond en schoon voedsel in kringlopen rond steden leert produceren en verkopen.
De Nederlandse klimaathoogleraar Pier Vellinga denkt dat Nederland zou moeten bijdragen aan de ontwikkeling van een biologische landbouw zonder fossiele brandstoffen. Vanwege de lage rendementen van een volledig biologisch landbouw, hebben agronomen hun twijfels bij die visie, maar zien ze de noodzaak van een ecologischer landbouw die voor minder milieubelasting zorgt en bodems gezond in productie houdt. De waarde zou zitten in de ontwikkeling van nieuwe vormen van landbouw en minder in de productiewaarde daarvan.
Een nog wonderlijke wereld
In het project Transmango liet de EU een aantal trends op een rij zetten en uitwerken tot heel uiteenlopende scenario's. Ze variëren van een Europa dat uit grass roots bewegingen en korte ketens bestaat tot een door grote corporates en een hoge mate van sociale ongelijkheid bepaald Europa in 2050 met een grote instroom aan bewoners vanuit het Middellandse Zee-gebied. De scenario's bevatten geen landbouwvisie, maar een beeld van wie wat eet en hoe dat resulteert uit mogelijke verhoudingen in de Europese samenleving. Voor velen zullen die scenario's nog wonderlijk ver weg klinken.
Boeren zullen niettemin hun weg moeten vinden in die wereld, omdat ze als kleine ondernemers vandaag investeren in bedrijven die pas over 20 tot 30 jaar afgeschreven zullen zijn. Daarnaast zullen ze voedsel moeten maken voor een koperspubliek dat in Europa vermoedelijk voor een groeiend deel uit weinig koopkrachtige consumenten uit het zuidelijke en oostelijke Middellandse zee-gebied zal bestaan. Zij zullen Europa instromen als gevolg van conflicten en voedselschaarste in hun bestaande woongebieden. Dure dierlijke eiwitten en veevoeders zullen meer en meer gevraagd worden in andere delen van de wereld. Europa zal onvoldoende koopkracht hebben om zijn huidige aankoop van veevoer in Zuid-Amerika voort te kunnen zetten, omdat de Europese bevolking enerzijds krimpt en de instroom van nieuwe bewoners slechts voor beperkte koopkracht zal zorgen.
Juist bij ons lokaler
Wie vanuit een dergelijke blik op de lange termijn naar de landbouw in ons deel van Europa kijkt, realiseert zich dat die mogelijk ingrijpend moet veranderen. Omdat de Nederlandse landbouw in de toekomst minder kan bijdragen aan de internationale handelstromen, lijkt een lokalere landbouw voor Nederland voor de hand te liggen. De trend in de afgelopen jaren is echter juist geweest dat onze land- en tuinbouw steeds meer is gaan produceren voor de export om zijn kostprijzen laag te houden. Die primaire drijfveer is sterk aanwezig, zoals recent duidelijk is geworden uit de drang van de melkveehouderij om ver over de grenzen van de draagkracht van het land heen te groeien. Ook de tuinbouw en varkenshouderij laten diezelfde basisneiging zien.
Compensatie
Nederland heeft een ruime opleidingscapaciteit voor jonge mensen die vanuit de gehele wereld naar Nederlandse onderwijsinstellingen komen om te worden opgeleid in de productie- en verwerking van voedsel. Hoe kan ons land met zijn opleidings- en onderzoekscapaciteit omgaan als onze productie lokaler wordt en zich gaat richten op het ecologisch maken van de voedselvoorziening in stedelijk gebied? Bovendien stelt zich de vraag hoe ons land kan compenseren voor het verlies van agriproductie in ons land. Die vraag moet ook gesteld worden voor het agrihandelsvolume dat via onze havens loopt. Naarmate andere wereldregio's economisch dominanter worden en Nederland als voedselmacht 'lokaler' wordt, valt immers te verwachten dat er minder te verwerken handelsvolume aan voedingsgrondstoffen via onze havens verhandeld zal worden. Toch moeten onze contreien gevoed blijven worden en willen we ook nog eens dat dat gezond gebeurt.
Hoe kunnen Nederlandse boeren en onderwijsinstellingen met deze te verwachten ontwikkelingen omgaan? Kunnen ze daar een unieke positie mee voor zichzelf creëren? En kunnen ze dat zelfstandig of is er ook een rol weggelegd voor de overheid?
Die vragen vormen het tweede item in de Kwestie over het inkomen van de Nederlandse boer in 2030.
Fotocredits: Skyline Rotterdam, Wilco Schippers
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
Dick, jij bent in jou denken veel verder in deze materie dan vele anderen. Ik begrijp dat je de lezer een spiegel voor wilt houden maar dat is voor heel veel mensen nu een stap te ver.
“Waarom menig boeren- en tuindersbedrijf een verliespost is geworden, weten we nu wel. Tijd om vanuit de toekomst terug te denken.”
Je moet het omdraaien, het is tijd om vanuit het heden te leren van het verleden. Als je dan alle minpunten opsomt is er ruimte om opzoek te gaan naar oplossingen, innoveren(dat is de taal die ze begrijpen). Wat je nu vraagt is een onmogelijkheid van uit het decennia lang economische denken in groot groter grootst. Daar voor zullen we eerst veel meer in elkaar moeten investeren. Het is voor de gemiddelde agrariër simpelweg nu nog een stap te vroeg.
Gerlant, ik heb gepoogd zo simpel mogelijk te laten zien hoe 2030 (en de wereld daarna) er ongeveer uit zal zien. Ik heb daar de impact uit weggegelaten, die robotisering, maar ook biotechnologie op het boerenerf zullen hebben, om het niet te ingewikkeld te maken.
Mijn poging is juist de toekomst te laten zien, om het niet over de 5 kernproblemen van vandaag te hoeven hebben:
1. de permanente dreiging van overproductie bij hoge kapitaalslasten
2. de hoge kapitaalslasten maken bedrijven niet overdraagbaar omdat ze rendementen en risico's hebben die niet in relatie staan tot de overname-investering
3. hoge kostprijzen die ongunstig uitvallen op de internationale markten en die het boerenbedrijf lastig voort te zetten maken bij tegenvallende prijzen; toch zullen jonge boeren daar aan moeten geloven omdat ze op een dag hun ouders en broers/zussen moeten uitkopen en aan hun rente- en aflossingsverplichtingen moeten voldoen terwijl ze gegarandeerd met vele slechte jaren geconfronteerd wordt als gevolg van de volaliteit van de internationale markten waar ze hun product voor maken
4. het krijgen van de bank als partner die de rol van het 'oude geld' in de ouderlijke boerderij overneemt
5. de ecologisch uitputting van Nederlandse bodems en vervuiling met gif en meststoffen van het milieu om via afgedwongen extra hoge rendementen iets van die hoge kostprijzen te compenseren.
Hoe moeten we het nog hebben over die laatste 5 aspecten - waar nog steeds veel boeren zich weinig van aantrekken hoe evident ze voor mij ook zijn - voor we over kunnen gaan tot een benadering die vanuit de toekomst terugredeneert?
Ons potentieel als Nederland lijkt te liggen in de productie van een zo grote diversiteit aan gewassen binnen een modern agro-ecologisch lokaal kader. Dat trucje kunnen we overdragen naar andere plekken. Ik zou er als boer een aandeel in houden; het beschermt je over ter wereld tegen prijsschommelingen van de internationale commodities. Daar moet je zoveel mogelijk uitblijven als je wilt leren van het verleden.
Agrarische onderwijsinstellingen vallen niet onder het ministerie van onderwijs maar nu onder economische zaken, voorheen was het lnv. Als ik me niet vergis. Ligt daarin niet een oorzaak voor de weinig maatschappij-gerichte houding van generaties land-en tuinbouwers? Lang geleden op de Has was er in ieder geval bar weinig aandacht voor het ontwikkelen van communicatie-vaardigheden of het vormen van een kritische blik op de eigen sector. De nadruk in het onderwijs lag vooral op de productiefactoren kapitaal en arbeid, in minder belang op grond en het woord "omgeving" kwam niet of nauwelijks voor. Alleen in negatieve zin. Deze generaties hebben nu de bedrijven in handen.
Dick, er zitten wel waarheden in je verhaal, maar ook een hoop onzekerheden. We weten simpelweg niet hoe het er over 30 jaar uit ziet in de wereld. De ontwikkelingen gaan zo bizar snel dat een beslissing van vandaag volgend jaar achterhaald is. Op steeds meer plekken in de wereld wordt verticale tuinbouw toegepast. Nu nog in de kinderschoenen maar wel iets om rekening mee te houden. Door middel van veredeling zullen steeds meer gewassen daarvoor geschikt zijn. Kunnen we dan op elke parkeergarage bij een grote stad in Europa dit realiseren? Ik denk het niet. Ik denk dat er altijd concentratiegebieden zullen blijven waar gekweekt word. (Silicon Vally is ook the place to be) Wij zijn daar nog steeds goed in zodat wij dat in Nederland zullen doen voor de lokale bevolking van pakweg 600km om ons heen. Wel zal het nog kapitaal intensiever worden. Dat zal zeker een uitdaging gaan worden.
Kijk je naar de veehouderij dan zullen er denk ik nog maar 2 stromen gaan ontstaan. 1 (zeer) Grote bedrijven waar alles binnen gebeurd. (het mest "probleem" zal door innovatie opgelost zijn)En 2 de wat kleinere die grondgebonden bezig blijven. Ieder met hun eigen afzetmarkt. Voor de Nederlandse boer zal het hoofdzakelijk 2 zijn. Kunnen zij dan nog wel wat verdienen? Dat denk ik wel omdat zij ook een soort mileubeheerder worden, wat ook een verdienmodel is, en de mensen in die straal van 600km steeds bewuster kiezen. Het gangbare en biologische zal steeds dichter bij elkaar komen te liggen. Daar zal geen onderscheid meer in zijn. Wel moet je als ondernemer een beetje gek zijn om dit te doen. En daar zit nu net het probleem.
Om dit trucje ook in andere delen van de wereld toe te passen is wel mooi. Zeker om onzekerheden weg te nemen. De vraag is of dat slaagt. In andere delen van de wereld zijn het vaak grote investeerders die zoiets opzetten. Zij zijn niet een beetje gek maar willen geld verdienen. Als dat dan 2 jaar of langer achter elkaar niet lukt, net als hier, gaat de stekker eruit en stopt men net zo gemakkelijk weer.
Kortom. We kunnen wel denken over hoe het gaat. Dat deed ik hier ook. Maar in werkelijkheid zal het toch anders gaan. Daarom zal het altijd een "gevecht tussen leven en dood" blijven. Als we dan goed om ons heen blijven kijken en blijven anticiperen op de gebeurtenissen om ons heen en uit het verleden, kunnen we een unieke positie voor onszelf maar ook voor Nederland innemen. Hulp van de overheid is daar wel voor nodig. Want uit het verleden is ook gebleken dat veel bedrijven die geheel zelfstandig gingen innoveren het vaak niet overleven.
Rob, ik heb veel bewondering voor een tuinbouwondernemer als Philip van Antwerpen. Hij tuint in verschillende landen (in het Westland, in Spanje en in Noord-Afrika, inmiddels zelfs met fair trade tomaten) en wordt zo een 'multinational' door zich te realiseren hoe hij moet spelen met vestigingsplaats en afzet. Hij werkt lokaal en weet lokale meerwaarde in zijn productieportfolio te creëren door internationaal te worden. Je kent hem vast, hoe kijk jij aan tegen zijn manier van met de onzekere toekomst omgaan?