De Britse auteur en historica Bee Wilson schreef een boek over de ontwikkeling van smaak. The Washington Post besteedt aandacht aan dit boek waarin de auteur onze soms moeilijke relatie met eten beschrijft.
In First Bite vraagt Wilson zich af hoe het komt dat we ons volstoppen met ongezond eten, maar ons tegelijkertijd schuldig of angstig voelen.
Wilson duikt in de wetenschap over het ontstaan van smaakvoorkeuren. Ze komt tot de conclusie dat de gedachte dat voorkeur voor smaken is aangeboren, zwaar wordt overschat. “Genen bepalen wat we lekker vinden, hoe we het proeven en zelfs hoeveel plezier we aan eten beleven, maar ze zijn minder belangrijk dan de omgeving waarin we deze voeding leren te eten”, schrijft ze.
Een groot deel van het boek gaat over de smaakontwikkeling bij baby’s, peuters en oudere kinderen. Dit begint al in de buik. Baby’s blijken de smaak van het vruchtwater te onthouden en voorkeur te houden voor die smaken. Kinderen met een moeder die bijvoorbeeld veel knoflook eet tijdens de zwangerschap, houden zelf ook van de knoflooksmaak.
Tussen de 4 en 7 maanden gaan de baby’s door een fase waarin ze ‘extreem gevoelig zijn voor smaken’. Als ze in die tijd veel verschillende soorten groenten proeven, staan ze over het algemeen op latere leeftijd meer open voor nieuwe smaken. Aangezien de kleintjes in die tijd nog voornamelijk afhankelijk zijn van borstvoeding moet de moeder gevarieerd eten om de baby via de borstvoeding aan de smaken te laten wennen. Bij flesvoeding stelt Wilson voor “dat de kunstvoeding een groente-smaakje” krijgt.
Aanleg en omgeving
Wilson denkt dat volwassenen vasthouden aan gewoontes uit hun kinderjaren. “Volwassenen belonen zichzelf met iets lekkers en we eten nog steeds ons bord leeg, ook al letten onze ouders er niet meer op”, schrijft ze. Wanneer je in je jeugd geen goede smaakontwikkeling doormaakt, kan dit leiden tot problemen op latere leeftijd. Zo beschrijft Wilson de casus van een lerares die graag in Azië wilde werken, maar dit niet aandurfde omdat ze leefde op een dieet van ketchup-sandwiches, Oreo koekjes en instant noodles. Pas nadat ze door een lang proces was gegaan waarin ze aan steeds meer smaken wende, kon ze de stap naar de totaal andere eetomgeving in Azië zetten. Dit is een voorbeeld hoe extreem smaakvoorkeuren kunnen zijn, ook al ben je volwassen.
Bovenstaande stoornis is er een die wellicht lijkt op eetstoornissen als anorexia of boulimia. Volgens Wilson laat dit een combinatie zien van genetische en omgevingsinvloeden: “Het komt vooral voor wanneer iemand met een genetische aanleg voor het ontwikkelen van de ziekte wordt blootgesteld aan een trauma of stress.”
Wilson ziet parallellen tussen eetstoornissen en het eetpatroon van veel mensen. Mensen zouden grotendeels afgesloten zijn geraakt van interne signalen over wanneer, wat en hoeveel ze moeten eten.
Eén van de grootste problemen bij mensen die overeten is het herkennen van honger en het verschil tussen verzadiging op korte en lange termijn. Om eten en lichamelijke behoefte weer in balans te brengen, moeten we volgens Wilson weer vrienden worden met onze honger. “Een beetje honger voelen terwijl je in de gelukkige omstandigheid verkeert", kan volgens haar geen kwaad als je weet dat je niet mis zult grijpen als je die volgende maaltijd echt nodig hebt.
Wilson gelooft in de mogelijkheden voor verandering in onze relatie tot voeding. “Er zijn meer dan genoeg manieren waarop we onze eetgewoontes kunnen aanpassen. De eerste stap is om in te zien dat eten een vaardigheid is die we allemaal kunnen leren en dat we allemaal die mogelijkheid hebben te veranderen, hoe oud je ook bent.”
Fotocredits: Food, Pexels
Dit artikel afdrukken
Wilson duikt in de wetenschap over het ontstaan van smaakvoorkeuren. Ze komt tot de conclusie dat de gedachte dat voorkeur voor smaken is aangeboren, zwaar wordt overschat. “Genen bepalen wat we lekker vinden, hoe we het proeven en zelfs hoeveel plezier we aan eten beleven, maar ze zijn minder belangrijk dan de omgeving waarin we deze voeding leren te eten”, schrijft ze.
Baby’s blijken de smaak van het vruchtwater te onthouden en voorkeur te houden voor die smakenKinderen
Een groot deel van het boek gaat over de smaakontwikkeling bij baby’s, peuters en oudere kinderen. Dit begint al in de buik. Baby’s blijken de smaak van het vruchtwater te onthouden en voorkeur te houden voor die smaken. Kinderen met een moeder die bijvoorbeeld veel knoflook eet tijdens de zwangerschap, houden zelf ook van de knoflooksmaak.
Tussen de 4 en 7 maanden gaan de baby’s door een fase waarin ze ‘extreem gevoelig zijn voor smaken’. Als ze in die tijd veel verschillende soorten groenten proeven, staan ze over het algemeen op latere leeftijd meer open voor nieuwe smaken. Aangezien de kleintjes in die tijd nog voornamelijk afhankelijk zijn van borstvoeding moet de moeder gevarieerd eten om de baby via de borstvoeding aan de smaken te laten wennen. Bij flesvoeding stelt Wilson voor “dat de kunstvoeding een groente-smaakje” krijgt.
Aanleg en omgeving
Wilson denkt dat volwassenen vasthouden aan gewoontes uit hun kinderjaren. “Volwassenen belonen zichzelf met iets lekkers en we eten nog steeds ons bord leeg, ook al letten onze ouders er niet meer op”, schrijft ze. Wanneer je in je jeugd geen goede smaakontwikkeling doormaakt, kan dit leiden tot problemen op latere leeftijd. Zo beschrijft Wilson de casus van een lerares die graag in Azië wilde werken, maar dit niet aandurfde omdat ze leefde op een dieet van ketchup-sandwiches, Oreo koekjes en instant noodles. Pas nadat ze door een lang proces was gegaan waarin ze aan steeds meer smaken wende, kon ze de stap naar de totaal andere eetomgeving in Azië zetten. Dit is een voorbeeld hoe extreem smaakvoorkeuren kunnen zijn, ook al ben je volwassen.
Bovenstaande stoornis is er een die wellicht lijkt op eetstoornissen als anorexia of boulimia. Volgens Wilson laat dit een combinatie zien van genetische en omgevingsinvloeden: “Het komt vooral voor wanneer iemand met een genetische aanleg voor het ontwikkelen van de ziekte wordt blootgesteld aan een trauma of stress.”
Eten is een vaardigheid die we allemaal kunnen lerenGelukkig met honger
Wilson ziet parallellen tussen eetstoornissen en het eetpatroon van veel mensen. Mensen zouden grotendeels afgesloten zijn geraakt van interne signalen over wanneer, wat en hoeveel ze moeten eten.
Eén van de grootste problemen bij mensen die overeten is het herkennen van honger en het verschil tussen verzadiging op korte en lange termijn. Om eten en lichamelijke behoefte weer in balans te brengen, moeten we volgens Wilson weer vrienden worden met onze honger. “Een beetje honger voelen terwijl je in de gelukkige omstandigheid verkeert", kan volgens haar geen kwaad als je weet dat je niet mis zult grijpen als je die volgende maaltijd echt nodig hebt.
Wilson gelooft in de mogelijkheden voor verandering in onze relatie tot voeding. “Er zijn meer dan genoeg manieren waarop we onze eetgewoontes kunnen aanpassen. De eerste stap is om in te zien dat eten een vaardigheid is die we allemaal kunnen leren en dat we allemaal die mogelijkheid hebben te veranderen, hoe oud je ook bent.”
Fotocredits: Food, Pexels
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 april krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 april krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
De neiging tot overeten begint al heel vroeg als van baby's wordt verwacht dat zij al jong grote voedingen krijgen die ver uit elkaar liggen. Ouders krijgen van de kraamverzorgster of verloskundige al te horen dat kinderen een bepaalde hoeveelheid voeding per maaltijd moeten hebben en dat die voedingen een bepaald aantal uren uit elkaar moeten liggen. Daarna op het consultatiebureau wordt op gezette tjden verkondigd dat het kind nu zo zwaar is of zoveel maanden oud en dat het ''dus'' meer voeding per keer moet krijgen en minder vaak per dag.
Moedermelk is zeer ongecncentreerd en er is per dag een flinke hoeveelheid van nodig om voldoende macro- en micronutrienten binnen te krijgen. Vergelijkingen met andere zoogdieren laten zien dat hoe minder geconcentreerd de melk is en hoe meer suiker (lactose) deze bevat, hoe vaker per etmaal het jong zal drinken, waarbij de ''dunste'' melk tot wel enkele keren per uur wordt gedronken. Mensenmelk hoort bij de dunste en zoetste melksoorten van ale zoogdieren.
Maag en verdere spijsvertering werken het beste als de maag nooit tot maximaal is gevuld (vergelijk een kom met sla: als die te vol is kun je de sla niet meer mengen). Baby's aanmoedigen of dwingen grotere maaltijden te nemen laat de maag permanent uitrekken en leidt tot een levenslange ''supersize'' gewoonte.
Borstvoeding geven op verzoek (waarbij wordt gelet op mimiek, geluiden en vooral ook lichaamstaal voor het lezen van die verzoeken), wat - met wat aanpassingen aan de voedingstechnieken - ook met kunstvoeding kan worden toegepast, biedt het kind de mogelijkheid om zijn eigen honger- en verzadigingssignaen te herkennen en volgen. Als dan daarna het vaste voedsel niet wordt aangeboden in de vorm van pap, brei en puree, wat veel te makkelijk binnen glijdt en makkelijk tot veel te grote inname leidt, maar uit herkenbaar voedsel in stukken die met de hand kunnen worden gegeten (Rapley of Kleintjes methode), dan biedt dat voortgaande kansen voor het kind om zijn eigen inname te beperken tot wat werkelijk nodig is en zijn eigen honger- en verzadigingssignalen te blijven herkennen en volgen. Herkenbaar voedsel zorgt ook voor betere smaakontwikkeling, omdat uiterlijk, textuur en smaak worden gecombineerd.
Lees meer over portiegrootte en frequentie van zuigelingenvoeding en hier schreef ik daar ook wat over