Ter gelegenheid van Wereldvoedseldag lanceert Albert Jan Maat, voorzitter LTO Nederland,de gedachte dat het Nederlandse samenwerkingsmodel de wereld moet helpen voeden omdat het veel product op weinig oppervlakte weet te maken.
Vandaag is het wereldvoedseldag. Op deze dag vraagt de VN-organisatie voor voedsel en landbouw (FAO) traditioneel om mondiale aandacht voor voedselzekerheid in de wereld. Die aandacht is (helaas) nog steeds nodig en actueel. Enkele cijfers ter illustratie: één op de negen mensen in de wereld (795 miljoen mensen) heeft een chronisch tekort aan voedsel. Naar schatting 2 miljard mensen kampen met een tekort aan bepaalde voedingsstoffen (zoals ijzer, vitamine C). Ook zijn 1 miljard mensen te zwaar. Kortom, voor de helft van de wereldbevolking (7,4 miljard mensen) is ‘voeding’ een issue.
Toenemende vraag landbouw
En het vraagstuk zal zich in de nabije toekomst alleen maar nadrukkelijker manifesteren. De wereldbevolking groeit (naar 9,5 miljard in 2050) en de gemiddelde welvaart stijgt (gelukkig). Tegelijkertijd willen de Verenigde Naties honger uitbannen: in 2030 moet dat fenomeen definitief tot het verleden behoren. Dat alles leidt onherroepelijk tot een toenemende vraag naar graan, rijst en aardappelen en ook naar dierlijke eiwitten (vlees, zuivel, eieren). Die toenemende vraag kan niet worden ingevuld met het ontginnen van nieuwe landbouwgronden. Sterker nog, het mondiale landbouwareaal krimpt want steden breiden uit, de zeespiegel rijst en natuurgebieden worden beschermd (terecht).
Duurzaam productiemodel
Nederland kan een belangrijke rol spelen in het vraagstuk van voedselzekerheid. Nederland is opgeklommen tot de tweede exporteur van agrarische producten ter wereld en onze boeren en tuinders paren een hogere productie per hectare aan een lage belasting van het milieu (gewasbescherming, CO2). Dat duurzame productiemodel oogst internationaal respect en waardering: jaarlijks bezoeken duizenden landbouwdeskundigen van over de hele wereld ons land om het Nederlandse productiemodel onder de knie te krijgen (met de landbouwuniversiteit in Wageningen als vlaggenschip). Een erkenning die Nederlandse boeren en tuinders in eigen land niet altijd in voldoende mate krijgen van overheid en samenleving.
Natuurlijk is Nederland niet in staat de hele wereld te voeden. Onze rol is vooral het leveren van kennis (bijvoorbeeld via Agriterra, de landbouwontwikkelingsorganisatie van LTO Nederland), productiesystemen
(zoals kassen) en uitgangsmateriaal (pootgoed, sperma). Maar kennis en innovatie gedijen alleen in een omgeving met voldoende, financieel gezonde primaire bedrijven. Juist hier bevinden we ons in een cruciale fase. Een aantal sectoren heeft het moeilijk (varkenshouderij, melkveehouderij, glastuinbouw): vaak mede veroorzaakt door de overheid (lastenverzwaringen, buitenproportionele milieueisen). Echter, sectoren moeten voldoende kritische massa houden, willen ze voedingsbron blijven voor innovatie en duurzaamheid.
Samenwerking
De innige samenwerking tussen bedrijfsleven, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en overheid maakt de Nederlandse agrarische sector uniek in de wereld. De sector wil daar zuinig op zijn. Het is een model dat veel andere landen óók willen introduceren maar daar vaak stuit op argwaan tussen de verschillende partijen. Alleen in een sfeer van samenwerking, vertrouwen én waardering komt voedselzekerheid voor de hele wereldbevolking binnen handbereik.
Fotocredits: 'Kassen Wateringen', Hanno Lans
Dit artikel afdrukken
Toenemende vraag landbouw
En het vraagstuk zal zich in de nabije toekomst alleen maar nadrukkelijker manifesteren. De wereldbevolking groeit (naar 9,5 miljard in 2050) en de gemiddelde welvaart stijgt (gelukkig). Tegelijkertijd willen de Verenigde Naties honger uitbannen: in 2030 moet dat fenomeen definitief tot het verleden behoren. Dat alles leidt onherroepelijk tot een toenemende vraag naar graan, rijst en aardappelen en ook naar dierlijke eiwitten (vlees, zuivel, eieren). Die toenemende vraag kan niet worden ingevuld met het ontginnen van nieuwe landbouwgronden. Sterker nog, het mondiale landbouwareaal krimpt want steden breiden uit, de zeespiegel rijst en natuurgebieden worden beschermd (terecht).
Duurzaam productiemodel
Nederland kan een belangrijke rol spelen in het vraagstuk van voedselzekerheid. Nederland is opgeklommen tot de tweede exporteur van agrarische producten ter wereld en onze boeren en tuinders paren een hogere productie per hectare aan een lage belasting van het milieu (gewasbescherming, CO2). Dat duurzame productiemodel oogst internationaal respect en waardering: jaarlijks bezoeken duizenden landbouwdeskundigen van over de hele wereld ons land om het Nederlandse productiemodel onder de knie te krijgen (met de landbouwuniversiteit in Wageningen als vlaggenschip). Een erkenning die Nederlandse boeren en tuinders in eigen land niet altijd in voldoende mate krijgen van overheid en samenleving.
De innige samenwerking tussen bedrijfsleven, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en overheid maakt de Nederlandse agrarische sector uniek in de wereldCruciale fase
Natuurlijk is Nederland niet in staat de hele wereld te voeden. Onze rol is vooral het leveren van kennis (bijvoorbeeld via Agriterra, de landbouwontwikkelingsorganisatie van LTO Nederland), productiesystemen
(zoals kassen) en uitgangsmateriaal (pootgoed, sperma). Maar kennis en innovatie gedijen alleen in een omgeving met voldoende, financieel gezonde primaire bedrijven. Juist hier bevinden we ons in een cruciale fase. Een aantal sectoren heeft het moeilijk (varkenshouderij, melkveehouderij, glastuinbouw): vaak mede veroorzaakt door de overheid (lastenverzwaringen, buitenproportionele milieueisen). Echter, sectoren moeten voldoende kritische massa houden, willen ze voedingsbron blijven voor innovatie en duurzaamheid.
Samenwerking
De innige samenwerking tussen bedrijfsleven, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en overheid maakt de Nederlandse agrarische sector uniek in de wereld. De sector wil daar zuinig op zijn. Het is een model dat veel andere landen óók willen introduceren maar daar vaak stuit op argwaan tussen de verschillende partijen. Alleen in een sfeer van samenwerking, vertrouwen én waardering komt voedselzekerheid voor de hele wereldbevolking binnen handbereik.
Fotocredits: 'Kassen Wateringen', Hanno Lans
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
Nederland kan een positieve rol gaan spelen in het wereldvoedselvraagstuk als de agro-keten inziet dat we juist in onze gebieden beter kunnen extensiveren en inzetten op kwaliteit en dat we de opbouw van de landbouw in ontwikkelingslanden vanuit onze ervaring helpen om qua infrastructuur, kennis en onderzoek beter te gaan samenwerken. En daar kan het soms wat 'intensiever', maar we moeten juist voorkomen dat we de problemen die hier nu spelen niet gaan exporteren. We kunnen zeker een rol spelen met onze kennis, maar graag wel met een lange termijn ecologische bril op en veel meer vanuit praktijkonderzoek in samenwerking met lokale boeren die de cultuur en de bodem kennen. De basis van ons voedselsysteem blijft bodemvruchtbaarheid en biodiversiteit en voedselsystemen zullen binnen de regionale ecologische context moeten worden geoptimaliseerd. Dus geen gentechsoja in Zuid Amerika voor Nederlandse varkens. We zullen moeten leren om vanuit de aarde te denken. En meneer Janmaat weet ook best dat minder vlees eten, minder verspillen en meer opbrengst bij kleine boeren in derde landen veel meer om het lijf heeft dan de intensiteit in de industriële landbouw nog wat verder opschroeven ten koste van bodemvruchtbaarheid op lange termijn. De exporten van producten uit onze hoog-intensieve landbouw zorgen er voor dat lokale boeren in ontwikkelingslanden- die in het verleden nooit op de steun hebben mogen rekenen die onze boeren hebben gekregen- bij voorbaat kansloos zijn. Wat gebeurt, boeren verliezen markten, trekken naar de steden, het begin van de migratieproblematiek. Graag een echt brede blik op de wereld.
Voor mij is de vraag: wàt heeft dat Nederlandse cluster te bieden in een wereld op weg naar over 30 jaar?
Wie kan dat in 1 begrip of enkele zinnen tastbaar benoemen?
Bert (#1) schrijft: "De exporten van producten uit onze hoog-intensieve landbouw zorgen er voor dat lokale boeren in ontwikkelingslanden- die in het verleden nooit op de steun hebben mogen rekenen die onze boeren hebben gekregen- bij voorbaat kansloos zijn." Waar een exporteur is, is echter ook een importeur: het ontwikkelingsland. Dat heeft óók verantwoordelijkheid, en kan besluiten om niet te importeren - en de kans dat dat gebeurt is groter als er een sterke boerenorganisatie in dat land is die het regeringsbeleid effectief kan beïnvloeden. Zo gaat het hier in West-Europa ook: zonder de lobby van landbouworganisaties zou het GLB er heel anders uitzien. Kortom: boeren zijn nooit bij voorbaat kansloos, en ze kunnen wel degelijk op steun rekenen. Maar dan moeten ze zich wel organiseren en lobby- en onderhandelingsmacht opbouwen. En dat vermogen tot organiseren is nu juist een van de aspecten van de Nederlandse kennis die het exporteren waard is.
Dick, het lijkt mij meer de vraag of het überhaupt zin heeft om Nederlandse kennis actief aan de man te brengen. Bedrijven doen dat zelf wel.
Dat wereld voedselprobleem oplossen is niet een kwestie van kennis, meer van bestuur. Daar gaat de heer Maat niets aan doen.
De Nederlandse tuinbouw kenmerkt zich door hoge inputs. Veel energie, kunstmest, investeringen (geld) in hardware, dure zaden... Dat model is prima te exporteren naar andere gebieden waar ook veel inputs zijn (vooral geld).
De gebieden waar armoede is, hebben deze mogelijkheden niet. Daarom slaat de stelling van de boerenvoorman nergens op.