Het is crisis in de Europese veehouderij. Zelfs de normaal redelijk stabiele melkprijs is dramatisch gedaald. Boeren demonstreren en de landbouwministers zijn bijeen om zich op de situatie te beraden.

Wat is er aan de hand? De vrije markt is een prachtig instrument om efficiëntie te bevorderen, maar vertoont soms feilen die correctie behoeven. De landbouw is daar een voorbeeld van. Boeren kunnen hun inkomen individueel alleen verdedigen door hun aanbod op te voeren. Samen met een grote gevoeligheid voor externe verstoringen en een inelastische vraag leidt dit tot heftige prijsbewegingen en regelmatige overproductie. Dat belemmert vernieuwingen, want net als kleine zelfstandigen zijn veel boeren risicomijdend, zodat prijsrisico’s investeringen afremmen. Vandaar dat vrijwel alle westerse landen hun landbouw al een eeuw lang steunen.

Net als kleine zelfstandigen zijn veel boeren risicomijdend, zodat prijsrisico’s investeringen afremmen. Vandaar dat vrijwel alle westerse landen hun landbouw al een eeuw lang steunen
Ondersteunend ingrijpen
Alle marktretoriek ten spijt zullen ze daar niet snel mee ophouden. Alle ideeën over hoe zonder overheidsingrijpen het probleem op de lossen zijn tot nu toe onwerkzaam gebleken. De moderne landbouwgeschiedenis is bezaaid met initiatieven om door zelforganisatie het aanbod op de vraag af te stemmen. Al die pogingen – van vrijwillige aanbodbeperking tot coöperatieve kartelvorming tot de ‘afspraakeconomie’ van de biologische sector – zijn mislukt. Ook merken, alternatieve producten en nichemarkten halen weinig uit. Zolang de landbouw zijn gezamenlijke aanbod niet in de hand kan houden, leidt zo’n productdifferentiatiestrategie hooguit tot een voorsprongpremie voor de koplopers. Die premie kan alleen in stand worden gehouden met continue investeringen – die de revenuen grotendeels opeten –, en kan de lage rentabiliteit van de landbouw als geheel niet verbeteren. Dat kan alleen de overheid. Die kan als enige ondersteunend ingrijpen zonder dat het resultaat daarvan direct door concurrentie wordt ondergraven.

Verkapte dumping zorgde voor exportdrang
Maar een puur prijsondersteuningsbeleid leidt tot een probleem. Het leidt gemakkelijk tot overschotten die worden gedumpt op de wereldmarkt. Dertig jaar terug veroorzaakten de oplopende kosten daarvan een Europese begrotingscrisis. In de melksector werd die bezworen door de productie per boer te quoteren. Slokten de boter- en melkpoederbergen voordien een vijfde van de totale Europese begroting op, tegen de eeuwwisseling waren ze goeddeels verdwenen. Een effectief beleid, dus handhaven zou je zeggen. Dat is niet gebeurd. Inmiddels waren veel rijke landen namelijk begonnen hun landbouwprijssteun te vervangen door toeslagen aan boeren rechtstreeks uit de schatkist. In Europa is dat verkocht als vergroeningsbeleid (de toeslagen zouden worden gebonden aan milieuvoorwaarden), maar in feite waren handelspolitieke doelen doorslaggevend.
In landen als Nederland, die ervoor gekozen hadden de quota volledig verhandelbaar te maken, vond de antiquota-lobby ook weerklank onder boeren die wilden uitbreiden en aanliepen tegen de kosten van extra quota. In het algemeen stuitte opheffing van de quota echter op grote weerstanden bij de Europese melkveehouders.
De WTO Landbouwovereenkomst van 1994 had exportsubsidiëring aan banden gelegd. Door prijssteun te vervangen door toeslagen konden rijke landen landbouwoverschotten onder hun kostprijs blijven exporteren zonder dat daar nog speciale exportsubsidies voor nodig waren. In de zuivelindustrie wekte deze verschuiving naar verkapte dumping nieuwe hoop op exportexpansie, maar daarbij waren de melkquota een sta-in-de-weg. Dit leidde tot een anti-quotalobby van neoliberale politici en zuivelondernemingen die de Chinese markt op wilden en daarvoor veel en goedkope melk wilden hebben. In landen als Nederland, die ervoor gekozen hadden de quota volledig verhandelbaar te maken, vond deze lobby ook weerklank onder boeren die wilden uitbreiden en aanliepen tegen de kosten van extra quota. In het algemeen stuitte opheffing van de quota echter op grote weerstanden bij de Europese melkveehouders.

Anti-quotalobby sneed zich in de vingers
In 2003 besloot men in Brussel daarom om eerst de melkprijs te verlagen, waardoor het voordeel van de quota voor de boeren verdween. Toch bleven veel melkveehouders tegen afschaffing. In 2008 begon de Europese Commissie desondanks de quota uit te faseren, zwaaiend met studies die suggereerden dat de wereldzuivelmarkt hard genoeg groeide om een ‘zachte landing’ mogelijk te maken. De definitieve beëindiging van de quota is door de Nederlandse anti-quotalobby afgelopen april als een bevrijdingsdag gevierd.
Maar liberaal wensdenken heeft het marktfalen in de landbouw niet kunnen wegtoveren. Een voorspelbare groeigolf in de Europese melkplas, en tegenslagen op de Russische en Chinese markten, hebben de melkprijzen doen instorten. Daarbij heeft de Nederlandse anti-quotalobby zich flink in de vingers gesneden. Door de groei van de Nederlandse veehouderij is de fosfaatemissie sterker gegroeid dan met Brussel was afgesproken. Er komt daarom een nieuwe beperking van de melkproductie, maar nu een die alleen voor Nederland zal gelden.

Wat is wijsheid? De Europese politiek zal niet gemakkelijk op haar schreden terugkeren.
Enige oplossing: quota terug als 'normprijs'
Wat is wijsheid? De Europese politiek zal niet gemakkelijk op haar schreden terugkeren. Toch is de enige echte oplossing een herordening van de melkmarkt. De voorstellen van de European Milk Board – een federatie van Europese melkveehouderorganisaties die zich niet hebben laten inpakken door de anti-quotalobby – biedt hiervoor goede aangrijpingspunten. Zij pleiten voor een flexibel systeem uitgaande van een normprijs. Zakt de marktprijs daar onder, dan krijgen boeren premies als ze hun productie tijdelijk inkrimpen en boetes als ze hun productie opvoeren. Daalt de melkprijs desondanks verder, dan volgt een opnieuw een verplichte productiebeperking.

Fotocredits: 'Milk bottle' theirmind
Dit artikel afdrukken