Het kon niet uitblijven. Een paar jaar terug werden we opgeschrokken door het alarm over Peak Oil. De olievoorraden waren bijna uitgeput en energie zou onbetaalbaar worden. Nu dat geluid in een vloed van schaliegas is gesmoord, vertellen ecopessimisten dat we tegen Peak Food zijn aangelopen. Vanaf 2007 zijn de internationale voedselprijzen gestegen. In 2009 kondigde opper-ecopessimist Lester Brown daarom al het einde der tijden aan(1). En onlangs heeft een internationaal onderzoeksteam statistisch een groeivertraging vastgesteld bij 21 vitale hulpbronnen, waaronder de voornaamste voedselgewassen(2). Jammer genoeg voor de onderzoekers gaan hun gegevens tot 2010. Sindsdien hebben de gestegen prijzen een nieuwe investeringsgolf uitgelokt. In veel landen wordt meer kunstmest gestrooid; in Brazilië en Zuidoost Azië worden bos en savanne ontgonnen; in ex-Sovjetlanden worden verlaten gronden weer in gebruik genomen. De groei van de wereldlandbouw lijkt alweer te versnellen.

Piekje
De Peak Food van de onderzoekers lijkt dus een tijdelijk piekje te zijn. Er is ook een eenvoudiger verklaring voor dan de door hen aangevoerde absolute uitputting van hulpbronnen. Vóór 2007 zijn de internationale landbouwprijzen twintig jaar lang dramatisch laag geweest. Dat heeft de investeringen in de landbouw wereldwijd ontmoedigd. Dat leidde inderdaad tot een groeivertraging, maar die heeft een prijsstijging veroorzaakt waardoor de groei dus nu weer versnelt. Wat de onderzoekers aanzien voor een absolute piek past in de normale boom-bustdynamiek van de landbouwmarkten. Ook eerder zijn er groeivertragingen geweest, maar die konden de onderzoekers niet meten, want hun meeste gegevens zijn van na 1960.
Is er dus geen reden voor ongerustheid? Was het maar waar. Je hoeft echt geen ecopessimist te zijn om je zorgen te maken over de toekomstige wereldvoedselvoorziening. Ook zonder absolute hulpbronuitputting of klimaatdrama’s is de mensheid heel goed in staat om de boel te verknoeien.

Productiever
Net als alle dieren zijn mensen voor hun bestaan afhankelijk van biologisch gevormde organische stoffen. Tot de 19e eeuw moesten ze het doen met levende biomassa; niet alleen voor hun voedsel, maar ook voor hun kleding, behuizing, warmte en transport. Als de bevolking groeide of de aanspraken van hun elites, liepen ze al snel aan tegen de beperkingen van hun natuurlijke hulpbronnen. Als gevolg daarvan nam de schaarste toe en zorgden honger, ziekten en oorlogen voor rampen, waardoor het evenwicht tussen aanspraken op en beschikbaarheid van hulpbronnen weer even werd hersteld.

Gelukkig waren en zijn mensen bijzondere, sociaal-lerende dieren, waardoor ze sprongsgewijs leerden om hun hulpbronnen productiever te gebruiken. Rond 40.000 jaar geleden verbeterden ze hun jachttechnieken en vanaf 10.000 jaar geleden begonnen ze gewassen te verbouwen. Daarna ontdekten ze hoe ze hun land intensiever konden gebruiken en toch vruchtbaar houden. In de 19e eeuw leerden we om fossiele biomassa te gebruiken: restanten van levende biomassa die de natuur twee miljard jaar lang in de aardkorst heeft opgeslagen.

Met die geologische spaarpot konden we onze leefruimte enorm opkrikken. Aardolie kon je niet eten, dus daarvoor bleven we levende biomassa nodig houden. Maar door al het andere van fossiele biomassa te maken konden we levende biomassa reserveren om voedsel van te maken. Bovendien konden we de productie ervan fors opvoeren. Fossiele biomassa zorgde voor kunstmest, motoren en goedkoop transport, zodat we de hele aarde konden ontginnen en de hectare-opbrengsten flink verhogen.

De Fossiele Biomassa Revolutie had twee enorme gevolgen. De eerste was een explosie van de consumptie. Vanaf 1825 is de gemiddelde consumptie per aardbewoner ruim vertienvoudigd. We gingen meer eten; vooral meer vlees, wat veel veevoer vroeg. Daarnaast gingen we veel meer brandstoffen en materialen gebruiken.

Het tweede gevolg was een explosie van de bevolking. Tot 1825 was de mensheid in 200.000 jaar slechts langzaam gegroeid tot een miljard zielen, maar vanaf toen zijn we in nog geen twee eeuwen verzevenvoudigd. Sinds 1970 daalt het groeitempo, maar de wereldbevolking zal nog flink stijgen. De hoofdoorzaak is armoede, die mensen prikkelt om veel kinderen te krijgen als oudedagsvoorziening. Hadden we onze fossiele overvloed tijdig gebruikt om de armoede op te heffen, dan was de wereldbevolking rond de 5 miljard gestabiliseerd. Nu zijn we met een paar miljard méér op de wereld, en komen er nog een paar miljard bij.

Tafeltje-dek-je
Terwijl onze totale consumptie blijft groeien, is onze afhankelijkheid van biomassa – levend of fossiel – nauwelijks verminderd. Veel mensen beseffen niet wat voor consequenties dat heeft. ‘Rechts’ denkt dat het industriële kapitalisme vanzelf voor overvloed blijft zorgen. ‘Links’ blijft het mantra herhalen dat de productie geen probleem is en alleen beter verdeeld moet worden. Beide lijken te geloven dat de mensheid voor eeuwig aan ‘tafeltje-dek-je’ is aangeschoven.

Het voortduren van dat sprookje is op lange termijn echter niet vanzelfsprekend. De mondiale land- en waterreserves zijn afgenomen. Echt vruchtbaar land valt nog maar hier en daar te ontginnen. Het opbrengstvermogen van gewassen is steeds moeilijker op te voeren;
bij tarwe en rijst is het bijvoorbeeld al een kwart eeuw niet meer gelukt. Bovendien leidt de toenemende welvaart tot claims die aan het landbouwareaal knagen. De één wil meer golfbanen, de ander meer natuur, en allemaal willen we ruimer wonen. Een probleem, want de wereldbevolking is geconcentreerd in de vruchtbaarste landbouwgebieden.

Anders dan ecopessimisten suggereren zijn er geen absolute grenzen aan de voedselproductie. De technische ontwikkeling staat niet stil. Ook met bestaande technieken valt de productie nog best te verhogen. Maar het kost wél steeds meer moeite. Gelukkig raakt de vraag naar vlees boven een bepaald consumptieniveau verzadigd. Helaas geldt dat minder voor de vraag naar energie en kunststoffen. Die worden nu gemaakt van fossiele biomassa – een niet hernieuwbare grondstof. Nieuwe extractietechnieken kunnen het aanbod een tijdlang verruimen, maar niet blijvend. De fossiele biomassaprijzen schommelen, maar op lange termijn wel omhóóg. Daardoor kan het weer aantrekkelijk worden om niet-voedselproducten van levende biomassa te maken – ook zonder subsidie. De vraag naar levende biomassa voor voedsel krijgt dan concurrentie van de vraag voor kunststoffen en energie.

Mondiale vangnetten
Sinds de 19e eeuw zijn we eraan gewend geraakt dat de voedselprijzen op lange termijn dalen. Dat hoeft niet zo te blijven. De trend kan afvlakken, of weer gaan stijgen. Op zich hoeft dat geen probleem te zijn. Een beetje prijsstijging kan boeren in arme landen helpen. Maar dan moet zo’n trendverandering wel geleidelijk gaan. Dat kan alleen als de bevolkingsgroei wordt afgeremd, het mondiale productievermogen voor levende biomassa wordt opgevoerd, en er technieken komen om goedkope maar niet op biomassa gebaseerde energie en kunststoffen te maken.

Dat gaat allemaal niet vanzelf. Het vraagt mondiale vangnetten om de armoede te bestrijden, om steun aan boeren en om landhervorming in gebieden met veel grootgrondbezit. Het vraagt publieke investeringen in zonne-energie, kunstmatige fotosynthese en gewassen met een verhoogde stofwisselingsefficiëntie. En het vraagt marktstabilisatie, zodat private investeringen niet afstuiten op prijsrisico’s.
Die oplossingen zijn tegelijk ook het probleem. Want wie gelooft er nog in collectieve actie? Rechts gelooft alleen nog in het particuliere initiatief van grote ondernemingen. Links gelooft in het particuliere initiatief van de biologische alternatiefjes. Het gevolg is dat we ons onvoldoende voorbereiden op de situatie die gaat komen. Als er dan een trendbreuk komt, kunnen de prijzen van levende biomassa sterk omhoog schieten.

Drama
Als de prijzen inderdaad de pan uit rijzen zal dat, net als de afgelopen jaren gebeurd is, alsnog tot investeringen leiden. Maar voordat die effect hebben kan het kwaad zijn geschied. De vraag naar biomassa voor veevoer, plastics en brandstoffen kan voedsel voor de armen onbetaalbaar maken. Dat kan een kettingreactie teweegbrengen met gevolgen waarbij het huidige bootvluchtelingendrama bleek afsteekt.
Ecopessimisten hebben kortom gelijk als ze waarschuwen voor een rampscenario dat de wereld uit de aanvliegroute voor een zachte landing kan schokken. Maar het gebeurt niet morgen, het is niet onvermijdelijk en het gebeurt niet doordat de hulpbronnen zijn uitgeput. Als het gebeurt komt het doordat mensen, zowel van links als rechts, verzuimd hebben om zich tijdig te organiseren om de armoede uit de wereld te bannen en onze mondiale hulpbronnen productiever te gebruiken.

(1) Brown, L., ‘Could food shortages bring down civilization?’, Scientific American, 300 (2009) 50-57.
(2) Seppelt, R., A.M. Manceur, J. Liu, E.P. Fenichel & S. Klotz, ‘Synchronized peak-rate years of global resource use’, Ecology and Society, 19 (2014)4, 50.


Dit stuk werd eerder gepubliceerd in de nieuwe Vork.

Fotocredits: 'Peak Everything Banner', Ben+Sam
Dit artikel afdrukken