Die zoekopdracht destilleerde Lotte Huisman uit het eerste debat tussen geleerden en de Rode Hoed-zaal over de voorwaarden waaronder Nederland tot een zinvolle visie op voedsel kan komen.
Lotte Huisman deed de YFM Academy. In de serie It's the Food, my Friend editie 2015 faciliteren YFM en Foodlog het gesprek in de Rode Hoed. Afgelopen dinsdagavond luisterde de zaal naar de eerste drie sprekers en ging daarmee in debat. De YFM zal de laatste avond vormgeven. Op Foodlog doet een YFM'er de hoofdspreker in de Rode Hoed steeds 'in de voorwas'. Zo noemt live zaalmoderator Felix Rottenberg dat. Huisman doet ook de hoofdwas nogmaals door het live gesprek hier te verslaan en daar de essentie uit te halen.
Hieronder volgt haar verslag van de presentaties die na het op Foodlog gepubliceerde interview met waterprofessor Arjen Hoekstra plaatsvonden. De discussie daarover is het wasmiddel dat wordt gebruikt door YFM in de slotavond. Alles wat je hieronder aan zinvols zegt, draagt dus bij aan een wasbeurt met resultaat.
“We staan op het kapitaal”
Jan Willem Erisman, directeur van het Louis Bolk Instituut, opent de avond met een betoog over het belang van een gezonde, levende bodem. Bodem en biodiversiteit vormen de basis voor voedselproductie. Zonder deze factoren zou er niet eens landbouw mogelijk zijn. “We staan op het kapitaal”, aldus Erisman. De afgelopen jaren hebben wij ons kapitaal echter zodanig verwaarloosd dat een derde van de bodems wereldwijd gedegradeerd is. In een gedegradeerde bodem nemen functionele eigenschappen zoals water- en nutriëntenvoorziening sterk af. In Nederland neemt met name de biodiversiteit van het bodemleven af, terwijl die essentieel is voor de voedselproductie.
Van een controlemodel naar een adaptatiemodel
Volgens Erisman komt de verwaarlozing van de bodem voort uit een landbouwmodel dat denkt vanuit controle. “Het is een probleemgericht systeem waarin de natuur is uitgeschakeld”. Hij zegt dat we dit moeten vervangen door een adaptatiemodel, dat gericht is op het systeem als geheel en waarin juist gebruik wordt gemaakt van de functies die geboden worden door natuurlijke biodiversiteit. Een dergelijk systeem is veerkrachtig, of resilient zoals Erisman zegt. Het begint allemaal met het versterken van de natuur. “Productiviteit moet niet het begin, maar het eindpunt zijn van nadenken over hoe je een bedrijf inricht.” Dat betekent uiteraard ook dat je productiviteit de resultante is van wat kan en moet om een gezond systeem te bouwen.
Boeren moeten beloond worden
Hoe zetten we die omschakeling in gang? Volgens Erisman is het essentieel om boeren te belonen voor investeringen in een adaptief bedrijfsmodel. Gevraagd waar het geld voor zo’n beloning vandaan zou moeten komen, benadrukt hij het belang van een ketenbenadering. Op dit moment dwingt de keten boeren in het controlemodel. Dat zou korte termijn denken in de hand werken. Een beloning voor een andere manier van denken zou dan ook juist vanuit de keten moeten komen. Erisman maakt deel uit van een bodemwerkgroep waar bewust geen overheidsinstanties aan deelnemen. “Uiteindelijk zal veel van de verandering vanuit de consument moeten komen”, meent hij.
Nederland importeert 95% van zijn waterconsumptie
De consumptiekant van voedsel is erg belangrijk. Dat zegt ook Arjen Hoekstra, professor watermanagement aan de Universiteit Twente. Volgens hem is een groot deel van de waterconsumptie van de gemiddelde Nederlandse consument niet duurzaam. Het water dat nodig is voor onze voedselconsumptie is daar verantwoordelijk voor.
Hoekstra’s onderzoek staat aan de basis van de zogenaamde “watervoetafdruk”. Dit getal geeft de hoeveelheid water weer die verbruikt en vervuild wordt door een bepaald productieproces of consumptiepatroon. Slechts 1% van de gemiddelde Nederlandse watervoetafdruk gaat naar directe consumptie zoals drinken en douchen. De rest gebruiken we indirect, via de producten die wij consumeren. Vlees is hierbij goed voor 24% van de voetafdruk, zuivel voor 15%. Nooit meer douchen bespaart volgens Hoekstra 50 liter water per dag, terwijl stoppen met vlees eten 800 liter zou besparen. Je zult, zegt Hoekstra, misschien denken: “Er is toch meer dan genoeg water in Nederland, dus wat is het probleem?” Van onze watervoetafdruk komt echter 95% uit het buitenland, waarvan veel uit gebieden waar wel degelijk waterschaarste is. De ernst van het wereldwijde schaarsteprobleem blijkt onder meer uit een rapport van het World Economic Forum uit januari 2015 dat Hoeksta aanhaalt. Hierin staan watercrises op nummer 1 in een lijst met potentiële bedreigingen. “De mondiale verzameling van economen denkt dus dat water de belangrijkste bedreiging is voor de economie”, zegt Hoekstra. Van de Nederlandse waterconsumptie komt 43% uit gebieden waar meer water onttrokken wordt dan er jaarlijks aangevuld wordt door regenval. Grote boosdoeners zijn suiker, soja voor veevoer en katoen. Het is eigenlijk heel vreemd dat een gebied als Noord-Europa, waar water in overvloed aanwezig is, water importeert uit gebieden waar het zo schaars is dat het grote problemen oplevert. “Europa is de grootste waterimporteur ter wereld”, besluit Hoekstra. “Het veranderen hiervan is helemaal geen slecht nieuws, maar biedt juist kansen voor Nederlandse boeren.”
“Alle voorstellen die ik bedenk, blijken onhaalbaar”
Weer komt het “systeem” ter sprake. Het economisch systeem geeft een perverse incentive om voedsel te produceren in gebieden met lage lonen, maar waar waterschaarste is. Op de vraag over hoe we dit systeem dan moeten veranderen heeft Hoekstra ook geen antwoord. "Alle voorstellen die ik bedenk, blijken onhaalbaar." Een noodzakelijke eerste stap is voor hem echter wel duidelijk: het afdwingen van producttransparantie zodat consumenten in ieder geval een bewuste keuze kúnnen maken. Volgens hem is het gebrek aan inzicht in de keten op dit moment de eerste bottleneck. Hoekstra ziet ook in dat het hier om een complex systeem gaat dat niet een twee drie veranderd kan worden door informatievoorziening. Op de vraag van Felix Rottenberg waar hij het liefst onderzoek naar zou doen antwoordt Hoekstra dat hij graag met een interdisciplinair team zou willen uitzoeken wat de mechanismen zijn die ervoor kunnen zorgen dat consumptiepatronen veranderen.
Aan het slot van de avond spreekt Marc van Rijsselberghe van Zilt Proefbedrijf Tested on Texel over zijn succesvolle experimenten met het telen van gewassen op zilte grond. Deze innovatieve en volledig andere benadering van zoetwaterschaarste wordt toegejuicht door Hoekstra en ondersteund door het Louis Bolk instituut van Erisman.
De vraag is niet wat, maar hoe
De eerste aflevering in de Rode Hoed 2015 serie maakt scherp duidelijk welke vraagstukken we hebben rondom bodem en water. Ook de oplossingsrichting is volstrekt helder. Er is een ‘systeemverandering’ nodig. Van Rijsselberghe biedt hoop, maar vooral voor gebieden die al verzilt zijn, en dat zouden we natuurlijk eigenlijk willen voorkomen. Natuurlijk moet er een beloning voor veranderingsgezinde boeren komen. Maar wie gaat deze op een schaal die impact heeft betalen? Natuurlijk moeten consumptiepatronen radicaal veranderen. Maar hoe krijg je mensen zover? Of zou het afgedwongen moeten worden?
Het is niet de expertise van water- en bodemwetenschappers om de bestuurlijke gereedschappen te identificeren waarmee we ‘systemen’ kunnen veranderen. De roep van Hoekstra om een “zo interdisciplinair mogelijke benadering” blijft dan ook hangen. De wetenschappers hebben hun werk goed gedaan. Zitten er ook bestuurders in de zaal die werkelijk het lef hebben om wat zij zeggen in nieuwe ‘systemen’ om te zetten?
Fotocredits: sheet Arjen Hoekstra, Inge Vleemingh op twitter
Dit artikel afdrukken
Hieronder volgt haar verslag van de presentaties die na het op Foodlog gepubliceerde interview met waterprofessor Arjen Hoekstra plaatsvonden. De discussie daarover is het wasmiddel dat wordt gebruikt door YFM in de slotavond. Alles wat je hieronder aan zinvols zegt, draagt dus bij aan een wasbeurt met resultaat.
“We staan op het kapitaal”
Jan Willem Erisman, directeur van het Louis Bolk Instituut, opent de avond met een betoog over het belang van een gezonde, levende bodem. Bodem en biodiversiteit vormen de basis voor voedselproductie. Zonder deze factoren zou er niet eens landbouw mogelijk zijn. “We staan op het kapitaal”, aldus Erisman. De afgelopen jaren hebben wij ons kapitaal echter zodanig verwaarloosd dat een derde van de bodems wereldwijd gedegradeerd is. In een gedegradeerde bodem nemen functionele eigenschappen zoals water- en nutriëntenvoorziening sterk af. In Nederland neemt met name de biodiversiteit van het bodemleven af, terwijl die essentieel is voor de voedselproductie.
Van een controlemodel naar een adaptatiemodel
Volgens Erisman komt de verwaarlozing van de bodem voort uit een landbouwmodel dat denkt vanuit controle. “Het is een probleemgericht systeem waarin de natuur is uitgeschakeld”. Hij zegt dat we dit moeten vervangen door een adaptatiemodel, dat gericht is op het systeem als geheel en waarin juist gebruik wordt gemaakt van de functies die geboden worden door natuurlijke biodiversiteit. Een dergelijk systeem is veerkrachtig, of resilient zoals Erisman zegt. Het begint allemaal met het versterken van de natuur. “Productiviteit moet niet het begin, maar het eindpunt zijn van nadenken over hoe je een bedrijf inricht.” Dat betekent uiteraard ook dat je productiviteit de resultante is van wat kan en moet om een gezond systeem te bouwen.
Boeren moeten beloond worden
Hoe zetten we die omschakeling in gang? Volgens Erisman is het essentieel om boeren te belonen voor investeringen in een adaptief bedrijfsmodel. Gevraagd waar het geld voor zo’n beloning vandaan zou moeten komen, benadrukt hij het belang van een ketenbenadering. Op dit moment dwingt de keten boeren in het controlemodel. Dat zou korte termijn denken in de hand werken. Een beloning voor een andere manier van denken zou dan ook juist vanuit de keten moeten komen. Erisman maakt deel uit van een bodemwerkgroep waar bewust geen overheidsinstanties aan deelnemen. “Uiteindelijk zal veel van de verandering vanuit de consument moeten komen”, meent hij.
Nederland importeert 95% van zijn waterconsumptie
De consumptiekant van voedsel is erg belangrijk. Dat zegt ook Arjen Hoekstra, professor watermanagement aan de Universiteit Twente. Volgens hem is een groot deel van de waterconsumptie van de gemiddelde Nederlandse consument niet duurzaam. Het water dat nodig is voor onze voedselconsumptie is daar verantwoordelijk voor.
Nooit meer douchen of nooit meer vlees eten? Wat helpt? #foodfriend #yfma #alterra pic.twitter.com/8TnplBhxRk
— Inge Vleemingh (@IngeVleemingh) February 3, 2015
Hoekstra’s onderzoek staat aan de basis van de zogenaamde “watervoetafdruk”. Dit getal geeft de hoeveelheid water weer die verbruikt en vervuild wordt door een bepaald productieproces of consumptiepatroon. Slechts 1% van de gemiddelde Nederlandse watervoetafdruk gaat naar directe consumptie zoals drinken en douchen. De rest gebruiken we indirect, via de producten die wij consumeren. Vlees is hierbij goed voor 24% van de voetafdruk, zuivel voor 15%. Nooit meer douchen bespaart volgens Hoekstra 50 liter water per dag, terwijl stoppen met vlees eten 800 liter zou besparen. Je zult, zegt Hoekstra, misschien denken: “Er is toch meer dan genoeg water in Nederland, dus wat is het probleem?” Van onze watervoetafdruk komt echter 95% uit het buitenland, waarvan veel uit gebieden waar wel degelijk waterschaarste is. De ernst van het wereldwijde schaarsteprobleem blijkt onder meer uit een rapport van het World Economic Forum uit januari 2015 dat Hoeksta aanhaalt. Hierin staan watercrises op nummer 1 in een lijst met potentiële bedreigingen. “De mondiale verzameling van economen denkt dus dat water de belangrijkste bedreiging is voor de economie”, zegt Hoekstra. Van de Nederlandse waterconsumptie komt 43% uit gebieden waar meer water onttrokken wordt dan er jaarlijks aangevuld wordt door regenval. Grote boosdoeners zijn suiker, soja voor veevoer en katoen. Het is eigenlijk heel vreemd dat een gebied als Noord-Europa, waar water in overvloed aanwezig is, water importeert uit gebieden waar het zo schaars is dat het grote problemen oplevert. “Europa is de grootste waterimporteur ter wereld”, besluit Hoekstra. “Het veranderen hiervan is helemaal geen slecht nieuws, maar biedt juist kansen voor Nederlandse boeren.”
“Alle voorstellen die ik bedenk, blijken onhaalbaar”
Weer komt het “systeem” ter sprake. Het economisch systeem geeft een perverse incentive om voedsel te produceren in gebieden met lage lonen, maar waar waterschaarste is. Op de vraag over hoe we dit systeem dan moeten veranderen heeft Hoekstra ook geen antwoord. "Alle voorstellen die ik bedenk, blijken onhaalbaar." Een noodzakelijke eerste stap is voor hem echter wel duidelijk: het afdwingen van producttransparantie zodat consumenten in ieder geval een bewuste keuze kúnnen maken. Volgens hem is het gebrek aan inzicht in de keten op dit moment de eerste bottleneck. Hoekstra ziet ook in dat het hier om een complex systeem gaat dat niet een twee drie veranderd kan worden door informatievoorziening. Op de vraag van Felix Rottenberg waar hij het liefst onderzoek naar zou doen antwoordt Hoekstra dat hij graag met een interdisciplinair team zou willen uitzoeken wat de mechanismen zijn die ervoor kunnen zorgen dat consumptiepatronen veranderen.
Aan het slot van de avond spreekt Marc van Rijsselberghe van Zilt Proefbedrijf Tested on Texel over zijn succesvolle experimenten met het telen van gewassen op zilte grond. Deze innovatieve en volledig andere benadering van zoetwaterschaarste wordt toegejuicht door Hoekstra en ondersteund door het Louis Bolk instituut van Erisman.
De vraag is niet wat, maar hoe
De eerste aflevering in de Rode Hoed 2015 serie maakt scherp duidelijk welke vraagstukken we hebben rondom bodem en water. Ook de oplossingsrichting is volstrekt helder. Er is een ‘systeemverandering’ nodig. Van Rijsselberghe biedt hoop, maar vooral voor gebieden die al verzilt zijn, en dat zouden we natuurlijk eigenlijk willen voorkomen. Natuurlijk moet er een beloning voor veranderingsgezinde boeren komen. Maar wie gaat deze op een schaal die impact heeft betalen? Natuurlijk moeten consumptiepatronen radicaal veranderen. Maar hoe krijg je mensen zover? Of zou het afgedwongen moeten worden?
Het is niet de expertise van water- en bodemwetenschappers om de bestuurlijke gereedschappen te identificeren waarmee we ‘systemen’ kunnen veranderen. De roep van Hoekstra om een “zo interdisciplinair mogelijke benadering” blijft dan ook hangen. De wetenschappers hebben hun werk goed gedaan. Zitten er ook bestuurders in de zaal die werkelijk het lef hebben om wat zij zeggen in nieuwe ‘systemen’ om te zetten?
Fotocredits: sheet Arjen Hoekstra, Inge Vleemingh op twitter
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
De oplossingsrichting is volstrekt helder?
Mij lijkt het tegendeel het geval!
"Dat betekent uiteraard ook dat je (landbouw e.o) productiviteit de resultante is van wat kan en moet om een gezond systeem te bouwen." Wel dat betekent zoals de kaarten nu liggen uiteindelijk minder dan 1 miljard mensen op deze aardkloot. Met het idee van de "Living Earth" van Lady Eve Balfour gaat meer op den duur niet lukken. Dus Erisman, weg met je vaagtaal, wat zet je tegenover de externe input van de Haber/Bosch en de mining van de andere voedingsstoffen, wees eens concreet? Ik wed dat je niks hebt. Ik zie althans niks. Met alleen het probleem benoemen komen we niet verder, dat benoemen is ook voor eenieder een makkie, de vraag is of we er wat tegenover kunnen stellen en wat dat dan op bedrijfsniveau precies is!
Enne, die consument, vergeet die maar snel. Dream on my boys, dream on girls.
Alleen de consument als politiek dier, daar zou je misschien iets aan kunnen hebben indien de intermediairs een vertaalslag zouden weten te maken.
Ene Wallerstein ziet de wereld als een systeem van ophoping van rijkdom in het westen dankzij uitmergeling van het arme zuiden, daar zit wat in, en het probleem is zo groot dat, inderdaad, Hoekstra ziet dat goed, alle potentiele voorstellen tot verbetering eigenlijk gedoemd zijn te mislukken. Ik heb gewerkt in afrikaans land met cashewnootproductie, en indertijd het sommetje gemaakt dat alleen al de productie van de 500 grs cashewnootjes/jr die wij hier in NL verorberen (vaak nog gratis bij de borrel) 5x zoveel grond daar kost als de 70 kg aardappels die wij hier telen en eten, plus dan nog eens de locale regenval die daarvoor nodig is (cashew wordt zelden geirrigeerd). Als je dan al die spulletjes en producten uit zulke landen zou gaan berekenen en optellen, zou het je al gauw gaan duizelen. nog veel erger wordt het als irrigatiewater niet voor locaal voedsel, maar voor asperges voor de export wordt ingezet (gebeurt in Peru). maar wat doe je eraan? met een WTO die nog eens olie op dat vuur gooit? goede raad is weer eens duur.
Dit artikel onderstreept duidelijk het belang van dit Internationaal Jaar van de Bodem.
Ook @Trouw had vandaag aandacht voor het bodemleven. Regenworm bedreigd door landbouwgif
De titel van dit verslag had ook kunnen zijn "Louis Bolk Instituut pleit voor holistische benadering van de landbouw.
Gelukkig was dat niet de titel, Mario, want het woord "holistisch" stoot veel mensen af.
Wouter #4 daar kan ik we wat bij voorstellen, maar ik had een beetje moeite met het woord adaptatie van het adaptatiemodel van Jan Willem Erisman. Je kan het uitleggen als aangepast zijn of worden aan (veranderende) omstandigheden, in welke betekenis het meestal gebruikt wordt, maar welke niet past bij de omschrijving van Erisman. De dichtstbijzijnde woordenboekbetekenis die ik daarbij vond bij 'adaptatie' is deze;
"Het afgestemd zijn, of worden, van delen van organismen of van processen binnen en organisme op elkaar, en van deze delen, processen of ook van het gehele organisme op het milieu. Hierdoor wordt het leven van het desbetreffende organisme mogelijk gemaakt of worden zijn levenskansen vergroot"
..maar deze dekt de lading ook niet geheel want Erisman veronderstelt naar mijn idee nadrukkelijk de onmisbaarheid van elke schakel in de biologische keten. Hij spreekt in een stuk over melkveehouderij ook over het model " dat uitgaat van een integrale benadering die wil voorkomen dat slechts op bedrijfsonderdelen biodiversiteitswinst geboekt wordt als dat niet ten goede komt aan de veerkracht van het bedrijf in zijn totaliteit. "
Al met al vind ik het omslachtig om een nieuwe term in te voeren om bestaande ideeën en kennis van bijv permacultuur en 'holisme' vanwege vermeend verdachte herkomst te miskennen.