Naast de plofkippenspeech van Jason Clay gebeurt er meer rondom het grote bedrijfsleven en WWF. Er is een boeiende discussie gaande tussen WWF enerzijds en SAI-Platform, GlobalGAP en ITC anderzijds. Die moet leiden tot een breed gesteunde wereldwijde standaard voor duurzame landbouw. Wat dat is blijft immers maar onduidelijk en daar moet nodig eens een einde aan komen.

Verwarrende eisen
In juli 2014 lanceerden SAI-Platform, GlobalGAP en International Trade Center samen de Abu-Dhabi Declaration on food security through good agricultural practices. De initiatiefnemers willen naar één gemeenschappelijke set criteria voor duurzame landbouw, en brede wederzijdse erkenning van audits tussen certificaten. Ook tussen private en publieke normen. Zo willen ze duplicatie voorkomen. Dat vind ik een uitstekende gedachte.

Het voorkomt het keer op keer uitvinden van wielen. Het voorkomt ook zinloze, energieslurpende concurrentie tussen certificeerders. Het helpt ook boeren omdat ze dan nog maar één keer antwoord hoeven te geven op vragen van afnemers. Nu moeten ze voldoen aan heel verschillende en soms zelfs tegenstrijdige en verwarrende eisen. Hoogste tijd dus om in die nieuwe wereld te stappen.

Het WWF is niet echt tegen
Vorige week reageerde WWF kritisch op de Verklaring. De organisatie vindt onder meer dat er ook directe prikkels moeten blijven voor verbeteringen in de praktijk. Dat stakeholders voldoende betrokken moeten zijn. En dat er absolute no-go eisen in moeten komen zoals ontzien van bossen met hoge natuurwaarden, en voorkomen van kinderarbeid. Ook vindt WWF dat er ruimte moet blijven voor de meest ambitieuze standaards, om te voorkomen dat de nu met goede certificaten geborgde duurzaamheid verwatert. Uit de reactie spreekt enig wantrouwen, en de wens breedte te behouden (alles moet erin zitten), en diepte (uitschieters naar meer duurzaam moeten herkenbaar blijven). Maar, het feit dat WWF zo uitgebreid reageert, suggereert dat ze het initiatief niet afwijzen, maar willen verbeteren. Mooi zo.

Ik zie ook niet goed hoe je hier tegen kunt zijn. Er zijn nu heel veel normen, certificaten en controles. Als die versimpeld kunnen worden en convergeren – alleen maar winst. Als stakeholders daar ook nog over meedenken – des te beter (afgezien van het schrikbeeld van nog een wereldwijd Round-Table circus dat jaren sleept). Ik ben voor.

Twee uitdagingen
Mijn houding staat los van het debat of we nou veel intensiever, terughoudend-intensief of biologisch moeten gaan boeren en eten. Ik ben pragmatisch: er zijn grote bedrijven en retailers die toenemend sturen hoe boeren werken en wat wij eten. Dat blijven ze doen. Als we die sturing kunnen stroomlijnen en vervolgens vergroenen, dan maken we meters.

Ik zie wel degelijk twee grote uitdagingen voorbij dit initiatief.

Kwantificeren en steeds beter boeren
Ten eerste: hoe zorgen we voor continue verbetering op het boerenbedrijf? Een certificaat is ook maar gewoon een statische stand van zaken. Hoe zorgen we voor jaarlijks lagere uitstoot van broeikasgassen en stikstof? En hoe meten we die vooruitgang? Ik denk dat dit kwantificeren van prestaties en stimuleren van jaarlijks beter boeren dé uitdagingen van onze tijd zijn.

Respect voor zachte waarden
Ten tweede: hoe zorgen we ervoor dat de zachtere waarden niet knel komen in de drang naar milieu-efficientie? Plofkip zorgt voor minder CO-2 uitstoot, maar willen we zo’n kip, cq. onder welke condities zouden we die acceptabel vinden? De keten duwt naar steeds meer kilo’s per hectare en per liter irrigatiewater of uitgestoten kg broeikasgas. Maar welke marge krijgt de boer in die efficiëntieslag? En hoe voorkomen we dat de boer om kosten te besparen, zijn kosten afwentelt op bodemkwaliteit, biodiversiteit en cultuurlandschap?

Dorps gekissebis
Daarom ben ik dus voor. Het is goed dat er een wereldwijde basis wordt gelegd met normen en certificaten. En geweldig als die convergeren. Tevens hebben we nog ethische kluif. Er is nog veel werk te doen om zachte en ethische waarden en de harde duurzaamheidswaarden tegen elkaar af te wegen, daar keuzen in te maken, die kwantificeerbaar te maken, te meten en bewaken. Zo krijgen we een duurzame wereld in plaats van het dorpse gekissebis over al die uiteenlopende standaards van nu. Op weg, en onderweg verbeteren.

Fotocredits: About stuff, uitsnede, Keoni Cabral
Dit artikel afdrukken