Nederland ging met een 'triest' landbouwplan naar New York, zei Oxfam-Novib. Ook Kees Blokland, directeur van Agriterra, vond dat er nog wel wat aan te verbeteren viel. Willen we een sociaal funtionerende of een financiële landbouw? Die vraag stelt en beantwoordt hij op Wereldvoedseldag.
Nederland lanceerde de “Global Alliance for a Climate-smart Agriculture”. Met die klimaat-slimme landbouw wil ons land een leidende rol spelen. Die wordt ons internationaal gegund. Sharon Dijksma mocht John Kerry, de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, seconderen bij de presentatie van het plan.
Het geeft de status van Nederland op het gebied van landbouw aan. Daar zou ons land gebruik van moeten maken om het tamelijk filosofische concept waar inmiddels 75 landen op zijn aangehaakt, ook van een praktische uitwerking te voorzien.
Klimaat-slimme landbouw breng je in ontwikkelingslanden in de praktijk met boeren en coöperaties. Dat denk ik niet alleen. Ook toonaangevende captains van de Amerikaanse landbouw denken er zo over. Ze zijn in hun denken verder dan Nederlanders. Wij zien veelal de zachte factoren niet en hebben niet door hoe belangrijk het is om aansluiting te vinden bij de social aggregators, zoals Amerikanen boerenorganisaties en -coöperaties noemen. Vandaar mijn pleidooi op deze Wereldvoedseldag.
Export van kennis levert geld op
In het verre buitenland is een wereld te winnen als het gaat om klimaat-slimme landbouw en de oplossingen die Nederland kan bieden. Nederland heeft veel kennis en ervaring te bieden om de noodzakelijke productiviteitsstijging van de landbouw in ontwikkelingslanden vorm te geven. Dat hoeft allemaal niet exact op de Nederlandse manier, omdat de kosten van arbeid, land en kapitaal kunnen variëren en de productieomstandigheden heel anders zijn.
Het Nederlandse bedrijfsleven wil die kennis exporteren, maar interpreteert zijn rol wat smal. Wageningen Universiteit levert de theoretische onderbouwing voor de noodzakelijke productiviteitsstijging, het bedrijfsleven levert kassen, zaden en machines en de overheid financiering via onder andere ontwikkelingssamenwerking. Samen vormen zij de veel geroemde Gouden Driehoek voor de ontwikkeling van de landbouw.
In het buitenland wil onze Gouden Driehoek hele ketens opnieuw inrichten of agro-parken met hoog technologische oplossingen voor stedelijke gebieden opzetten. Chinese, Mexicaanse en andere overheden met een exploderende verstedelijking hebben daar oren naar. In China zijn al 160 steden met meer dan een miljoen inwoners. Het staat buiten kijf dat daar tot in lengte van jaren veel geld verdiend kan worden en dat moeten we zeker niet nalaten.
Participatie van boeren zorgt voor sociaal resultaat
Het is alleen de vraag of daarmee een ontwikkeling gediend is die een oplossing moet bieden voor het wereldvoedselvraagstuk. Je kunt geen klimaat-slimme landbouw van bovenaf neergooien over landen, zonder die te verankeren in het doen en laten van gemotiveerde boeren. Nog steeds boert 1,4 miljard (!) van de mensen in ontwikkelingslanden. Zij hebben landbouworganisaties en -coöperaties opgericht die prima zijn uitgerust om mee te denken, praten en werken aan de oplossing. Die moeten serieus worden genomen in hun wensen en ambities.
Willen we straks 9 miljard monden voeden zonder fatale schade aan het milieu, dan is daar een algehele welvaartstijging voor nodig. Juist ook bij de armste bevolking die grotendeels op het platteland woont en daar vaak door landbouw en veeteelt voor eigen gebruik overleeft. De snelste stijging van de algehele welvaart begint bij specialisatie in de landbouw, waardoor een steeds toenemend deel van de boeren andere dingen gaat doen dan landbouw bedrijven. Een boer die handig is in het maken van ploegen gaat dat op den duur voor alle boeren in het dorp doen. Zo begint de overgang van een agrarische economie naar een systeem waarin werk buiten de landbouw ontstaat. De goede ploeg zorgt er immers voor dat het werk makkelijker wordt en de productiviteit stijgt. Zo kan de landbouw een toenemend aantal mensen buiten de landbouw voeden. Maar wie denkt dat je zo’n ontwikkeling van bovenaf kunt opleggen, vergist zich. Het vergt de participatie van boeren.
Overgang naar moderne economie
Als boeren mee kunnen sturen, worden onevenwichtigheden in werkgelegenheid en voedselvoorziening zoveel mogelijk voorkomen. Nederland heeft daar ervaring mee, maar lijkt die te zijn vergeten. In ons land namen de boeren het initiatief tot de oprichting van coöperaties en landbouwscholen. De overheid ging dat pas in een tweede stadium ondersteunen.
Het kan ook anders, zoals in Taiwan. Daar werkte een sterk sturende overheid met een duidelijke ontwikkelingsagenda intensief samen met de land- en tuinbouworganisatie van het land. De overheid luisterde goed naar de boeren en hun ideeën over ontwikkeling en maakte daar gebruik van bij de bepaling van haar landbouwbeleid. Tegelijkertijd liet Taiwan zijn boeren de ruimte om in dorpen zelf economische initiatieven via coöperaties vorm te geven. Altijd was er een grote rol voor boeren en hun organisaties. Op de recente top van coöperaties in Québec presenteerde David Grace een rapport dat het verband laat zien tussen de omvang van de coöperatieve sector en de sociale vooruitgang in een land.
Piramide
In de Global Coalition wordt een hoofdrol toebedeeld aan multinationals, overheden en academia. Nieuw geld stroomt tegenwoordig ruim ontwikkelingslanden in. Het is afkomstig van investerende bedrijven en banken die het aan die bedrijven lenen. Dat is prachtig zolang het boeren in die landen niet uitsluit van de zeggenschap over hun eigen toekomst en het vinden van aansluiting op de markt.
Ik wil niet beweren dat banken of bedrijven daar bewust op aansturen. Boeren zelf hebben vaak grote moeite om hun plannen zo te beschrijven dat een bank er heil in ziet of een duidelijk verwoorde mening te geven over grootschalige leningen aan hun overheden. Bovendien is het waar dat coöperaties moeite hebben om producten van voldoende kwaliteit te leveren. Maar juist onze eigen Nederlandse geschiedenis met boerenleenbanken en de inbreng van de OVO-driehoek (Onderwijs, Voorlichting en Onderzoek) leert hoe die aansluiting wél gevonden kan worden. Want daar gaat het om: boeren en hun organisaties moeten integraal onderdeel van deze coalitie worden. De moderne en wereldwijd toegepaste Gouden Driehoek zou een Piramide moeten worden met boeren en hun organisaties en coöperaties als basis.
Aansluiten bij boerenorganisaties
De boergestuurde ontwikkeling die Nederland had zou gecombineerd moeten worden met de indrukwekkende investeringen en leningen van overheden en bedrijven. Zo kunnen een snelle groei, gespreide inkomensgroei en democratisering hand in hand gaan en worden landen en hun bevolkingen niet onder de voet van louter geldelijke belangen gelopen. Samenwerken met landbouworganisaties en naar boeren luisteren is heel eng voor overheden, grote bedrijven en onderzoeksinstellingen. Toch werkt het op de lange termijn in mijn ogen het beste.
In Nederland is inmiddels een bataljon (jonge) boeren, coöperators en plattelandsvrouwen opgeleid in de specifieke problematiek van ontwikkelingslanden via meer dan 1500 werkbezoeken van Agriterra. Zij hebben in tal van ontwikkelingslanden meegeholpen aan het vinden van die aansluiting. Die groep gaat de komende jaren explosief groeien. Agriterra geeft in ieder geval vorm en inhoud aan een authentiek Nederlandse Gouden Driehoek die we een beetje uit het oog zijn verloren.
Fotocedits: Happy Farmer, Koshyk
Dit artikel afdrukken
Het geeft de status van Nederland op het gebied van landbouw aan. Daar zou ons land gebruik van moeten maken om het tamelijk filosofische concept waar inmiddels 75 landen op zijn aangehaakt, ook van een praktische uitwerking te voorzien.
Klimaat-slimme landbouw breng je in ontwikkelingslanden in de praktijk met boeren en coöperaties. Dat denk ik niet alleen. Ook toonaangevende captains van de Amerikaanse landbouw denken er zo over. Ze zijn in hun denken verder dan Nederlanders. Wij zien veelal de zachte factoren niet en hebben niet door hoe belangrijk het is om aansluiting te vinden bij de social aggregators, zoals Amerikanen boerenorganisaties en -coöperaties noemen. Vandaar mijn pleidooi op deze Wereldvoedseldag.
Export van kennis levert geld op
In het verre buitenland is een wereld te winnen als het gaat om klimaat-slimme landbouw en de oplossingen die Nederland kan bieden. Nederland heeft veel kennis en ervaring te bieden om de noodzakelijke productiviteitsstijging van de landbouw in ontwikkelingslanden vorm te geven. Dat hoeft allemaal niet exact op de Nederlandse manier, omdat de kosten van arbeid, land en kapitaal kunnen variëren en de productieomstandigheden heel anders zijn.
Het Nederlandse bedrijfsleven wil die kennis exporteren, maar interpreteert zijn rol wat smal. Wageningen Universiteit levert de theoretische onderbouwing voor de noodzakelijke productiviteitsstijging, het bedrijfsleven levert kassen, zaden en machines en de overheid financiering via onder andere ontwikkelingssamenwerking. Samen vormen zij de veel geroemde Gouden Driehoek voor de ontwikkeling van de landbouw.
In het buitenland wil onze Gouden Driehoek hele ketens opnieuw inrichten of agro-parken met hoog technologische oplossingen voor stedelijke gebieden opzetten. Chinese, Mexicaanse en andere overheden met een exploderende verstedelijking hebben daar oren naar. In China zijn al 160 steden met meer dan een miljoen inwoners. Het staat buiten kijf dat daar tot in lengte van jaren veel geld verdiend kan worden en dat moeten we zeker niet nalaten.
Participatie van boeren zorgt voor sociaal resultaat
Het is alleen de vraag of daarmee een ontwikkeling gediend is die een oplossing moet bieden voor het wereldvoedselvraagstuk. Je kunt geen klimaat-slimme landbouw van bovenaf neergooien over landen, zonder die te verankeren in het doen en laten van gemotiveerde boeren. Nog steeds boert 1,4 miljard (!) van de mensen in ontwikkelingslanden. Zij hebben landbouworganisaties en -coöperaties opgericht die prima zijn uitgerust om mee te denken, praten en werken aan de oplossing. Die moeten serieus worden genomen in hun wensen en ambities.
Willen we straks 9 miljard monden voeden zonder fatale schade aan het milieu, dan is daar een algehele welvaartstijging voor nodig. Juist ook bij de armste bevolking die grotendeels op het platteland woont en daar vaak door landbouw en veeteelt voor eigen gebruik overleeft. De snelste stijging van de algehele welvaart begint bij specialisatie in de landbouw, waardoor een steeds toenemend deel van de boeren andere dingen gaat doen dan landbouw bedrijven. Een boer die handig is in het maken van ploegen gaat dat op den duur voor alle boeren in het dorp doen. Zo begint de overgang van een agrarische economie naar een systeem waarin werk buiten de landbouw ontstaat. De goede ploeg zorgt er immers voor dat het werk makkelijker wordt en de productiviteit stijgt. Zo kan de landbouw een toenemend aantal mensen buiten de landbouw voeden. Maar wie denkt dat je zo’n ontwikkeling van bovenaf kunt opleggen, vergist zich. Het vergt de participatie van boeren.
Overgang naar moderne economie
Als boeren mee kunnen sturen, worden onevenwichtigheden in werkgelegenheid en voedselvoorziening zoveel mogelijk voorkomen. Nederland heeft daar ervaring mee, maar lijkt die te zijn vergeten. In ons land namen de boeren het initiatief tot de oprichting van coöperaties en landbouwscholen. De overheid ging dat pas in een tweede stadium ondersteunen.
Het kan ook anders, zoals in Taiwan. Daar werkte een sterk sturende overheid met een duidelijke ontwikkelingsagenda intensief samen met de land- en tuinbouworganisatie van het land. De overheid luisterde goed naar de boeren en hun ideeën over ontwikkeling en maakte daar gebruik van bij de bepaling van haar landbouwbeleid. Tegelijkertijd liet Taiwan zijn boeren de ruimte om in dorpen zelf economische initiatieven via coöperaties vorm te geven. Altijd was er een grote rol voor boeren en hun organisaties. Op de recente top van coöperaties in Québec presenteerde David Grace een rapport dat het verband laat zien tussen de omvang van de coöperatieve sector en de sociale vooruitgang in een land.
Piramide
In de Global Coalition wordt een hoofdrol toebedeeld aan multinationals, overheden en academia. Nieuw geld stroomt tegenwoordig ruim ontwikkelingslanden in. Het is afkomstig van investerende bedrijven en banken die het aan die bedrijven lenen. Dat is prachtig zolang het boeren in die landen niet uitsluit van de zeggenschap over hun eigen toekomst en het vinden van aansluiting op de markt.
Ik wil niet beweren dat banken of bedrijven daar bewust op aansturen. Boeren zelf hebben vaak grote moeite om hun plannen zo te beschrijven dat een bank er heil in ziet of een duidelijk verwoorde mening te geven over grootschalige leningen aan hun overheden. Bovendien is het waar dat coöperaties moeite hebben om producten van voldoende kwaliteit te leveren. Maar juist onze eigen Nederlandse geschiedenis met boerenleenbanken en de inbreng van de OVO-driehoek (Onderwijs, Voorlichting en Onderzoek) leert hoe die aansluiting wél gevonden kan worden. Want daar gaat het om: boeren en hun organisaties moeten integraal onderdeel van deze coalitie worden. De moderne en wereldwijd toegepaste Gouden Driehoek zou een Piramide moeten worden met boeren en hun organisaties en coöperaties als basis.
Aansluiten bij boerenorganisaties
De boergestuurde ontwikkeling die Nederland had zou gecombineerd moeten worden met de indrukwekkende investeringen en leningen van overheden en bedrijven. Zo kunnen een snelle groei, gespreide inkomensgroei en democratisering hand in hand gaan en worden landen en hun bevolkingen niet onder de voet van louter geldelijke belangen gelopen. Samenwerken met landbouworganisaties en naar boeren luisteren is heel eng voor overheden, grote bedrijven en onderzoeksinstellingen. Toch werkt het op de lange termijn in mijn ogen het beste.
In Nederland is inmiddels een bataljon (jonge) boeren, coöperators en plattelandsvrouwen opgeleid in de specifieke problematiek van ontwikkelingslanden via meer dan 1500 werkbezoeken van Agriterra. Zij hebben in tal van ontwikkelingslanden meegeholpen aan het vinden van die aansluiting. Die groep gaat de komende jaren explosief groeien. Agriterra geeft in ieder geval vorm en inhoud aan een authentiek Nederlandse Gouden Driehoek die we een beetje uit het oog zijn verloren.
Fotocedits: Happy Farmer, Koshyk
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
Klimaat/ organisatie- slimme landbouw is een goede zaak. Waar te weinig UNO oog voor is vanuit dit specialisme: dat de landbouw steeds verder kapot gemaakt wordt door de klimaatverandering, en dat wereldwijd enorme oogsten verloren gaan door droogte, overstromingen en stormen. Het bestrijden van de factoren die dit veroorzaken zou prioriteit nr 1 moeten zijn.
Kees, deep down geef je een beleefde, maar scherpe kritiek op de inzet van de factoren macht en zeggenschap bij de ontwikkeling van de landbouw in de niet-Westerse wereld op basis van onze kennis.
Kun je nader toelichten hoe je de energie en natuurlijke correctie van niet in het belang van mensen zijnde ontwikkelingen aan de basis, borgt in je piramidemodel? Wie aan de top staat stuurt immers en heeft neigingen die we naar mijn overtuiging nog veel verder moeten afleren. Een recent Guardian-artikel (van Pankaj Mishra, een niet-westerling die ons van binnenuit heeft leren kennen) laat zien hoe weinig wij Westerlingen onszelf in verhouding tot de rest van de wereld begrijpen.
Jouw tekst is bijna te lezen als een praktische toepassing van de eveneens 'nogal filosofische inhoud' van het prima staaltje cultuurkritiek dat daarin verwoord wordt.
Hoe verhouden wij 'Westerlingen' ons onderling Dick? Terwijl Griekenland meer dan voldoende lokaal produceert is een groot deel van de Grieken financieel niet meer in staat het traditionele Mediterrane dieet te handhaven.
Volgens Plos One nemen de kosten van 'gezonde' versus 'ongezonde' voeding steeds meer toe. Heeft dat iets te maken met de teloorgang van de boerencoöperaties hier of met politiek/ economische veranderingen?
Dick, ik zie dat er bedrijven zijn, en niet de minste, die vanwege sourcingproblematiek op zoek zijn naar de boeren die kwaliteit en volume kunnen leveren. De boeren die daartoe in staat zouden moeten zijn, zijn veelal georganiseerd. Inmiddels is al meer dan 20% van de 1,4 miljard boeren op 550 miljoen boerderijen georganiseerd. Sommige bedrijven zoeken deze connectie en veel boerenorganisaties en hun leden zoeken de markt. De vraag is, wie stuurt als vraag en aanbod elkaar zoeken?
Het blijkt in ieder geval uit de landbouwgeschiedenis van vele landen dat er een algemeen belang is om boeren mee te laten denken, te sturen, te laten participeren en hun belangen tot hun recht te laten komen. De geschiedenis leert ook dat dit tot nu toe niet vanzelf komt of dat het gebeurt omdat de top het belang ervan inziet. Dat wil zeggen, als het gebeurt is het omdat het bijna niet anders kan. In het genoemde voorbeeld van Taiwan, had de nieuwe elite die van het vasteland van China was overgestoken na de Maoïstische revolutie, een legitimiteitsprobleem en was dus erg geneigd met de bevolking samen te werken en er goed naar te luisteren. De belangenbehartiging van onderop vond zo een gewillig oor. Boeren moeten dus markt- en politieke macht ontwikkelen van onderop en zich daartoe organiseren. De borging waar je naar vraagt, Dick, loopt via organisaties. Daarom is het ook zo goed dat de Nederlandse landbouw al meer dan 15 jaar actief hun collega's overzee steunt en hun organisaties mede versterkt.
Kees, ik denk dat je een heel belangrijk onderwerp aansnijdt. Daarom is het goed het er duidelijk over te hebben.
Boeren moeten veel voor weinig maken om de rest van de economie zich te kunnen laten ontwikkelen. In Europa wreekt zich dat fenomeen inmiddels, ondanks de organisatie. Het is zelfs zo dat de LTO's en FNSEA's hun legitimatie bij hun leden verliezen omdat ze hun belangen niet goed behartigd zien. Op wereldschaal waarschuwt Olivier de Schutter (die de FAO bitter verliet na zijn klus als speciaal rapporteur voor het recht op voedsel) tegen de nadruk op productie, zonder te letten op de sociale consequenties van een te snelle modernisering. Een en ander omdat hij voedselroof over de wereld voorziet én van mening is dat kleinschalige structuren per saldo meer voedsel opleveren voor de wereld als geheel. In Nederland wordt die gedachte ook verdedigt door Pablo Tittonell. Ik begrijp wat je bedoelt te zeggen, maar zou het graag nog concreter horen: hoe beschermt 'organisatie' tegen de druk van die grote, geopolitieke krachten waarachter de grote sommen kapitaal en handels- en verwerkingscapaciteit zitten die De Schutter zo somber stemmen?