De Nederlandse Vakbond voor Varkenshouders (NVV) gisteren kwam met een pleidooi voor het Nederlandse Varken. Econoom Hein Vrolijk bepleit beperking van de primaire varkenshouderij in Nederland. Volgens hem moet Nederland aan secundaire varkenshouderij - en andere landbouw - gaan doen.
De Nederlandse agrosector lijdt zwaar onder de Russische handelsboycot, zo melden de media onafgebroken. Het meest in beeld zijn de tuinbouw en de zuivelsector. Over recht op schadevergoeding voor de vleessector horen we minder. Dat er al veel eerder geen varkensvlees uit de EU naar Rusland mocht, vanwege de Afrikaanse varkenspest in Litouwen, zou een belangrijke reden zijn voor deze uitzonderingspositie.
Toch is er meer aan de hand. Onderstaande tabel laat zien dat vanaf 1996 de export van vleesproducten naar Rusland bijna is gehalveerd, terwijl de export naar Europa als geheel juist beduidend toenam.
Groeiende import een veel grotere dreiging
De berichtgeving over de Nederlandse concurrentiepositie richt zich op de export. Maar vaak zeggen veranderingen in de import veel meer. Argentinië en vooral Brazilië hebben hun vleesexport naar varkensland Nederland de laatste twee decennia opmerkelijk kunnen opvoeren (zie de tabel hierboven). Die groei wordt vooral bepaald door min of meer kant-en-klaar vleesproducten. De Brazilianen weten hun product van upgrading te voorzien. De Nederlandse vleesexport naar Rusland laten juist downgrading zien: het aandeel producten met veel toegevoegde waarde neemt steeds verder af.
Secundaire agro levert meer op
Dat de primaire landbouw van Nederland terrein verliest op de wereldexportmarkt is onvermijdelijk. Het land is te duur om op de wereldmarkt concurrerend te kunnen zijn. Zeker als het om massaproducten gaat, is de buitenlandse concurrentie aan de winnende hand. We zijn daarbij zelfs ten dele slachtoffers van ons eigen succes, omdat efficiënt werkende Nederlandse boeren en tuinders zich daar vestigen. Elders kunnen ze meer succes halen uit het efficiency-model waarmee ze zijn opgegroeid.
Nederland kan zich daarom beter richten op de export van secundaire agropoducten met een hoge toegevoegde waarde richten. Denk daarbij aan veevoer, fokdieren en sperma, stal- en slachterijinrichting en andere geavanceerde producten die buitenlandse boeren in de gehele wereld goed kunnen gebruiken om hun bedrijfsvoering te verbeteren. In de plantaardige sector is de poot- en zaadgoedsector een goed voorbeeld van dit business model. In de dierlijke sector is vooral onze veevoersector behoorlijk succesvol, zoals ook blijkt uit de handel met Rusland. Tegenover een halvering van de vleesexport zal een verdrievoudiging van de export van veevoer staan. In dit achtergrondartikel zijn deze analyses terug te vinden waarmee ik die stelling onderbouw.
Gebruik de boycot om selectief te saneren
De Russische handelsboycot is een goede aanleiding om de primaire landbouw selectief te saneren en de secundaire agrosector flink te stimuleren. Het levert per saldo minder werkgelegenheid op, maar wel werk dat beter wordt betaald en de Nederlandse jeugd meer uitdagingen biedt. Bovendien vallen de geopolitieke risico's, zoals een handelsboycot, een stuk lager uit.
Hein Vrolijk is verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG). In dit artikel vat hij zijn denken over de productie van varkensvlees in Nederland samen. Onlangs verscheen ook een interview met Vrolijk in V-focus.
Fotocredits: twins, uitsnede, Rennett Stowe
Dit artikel afdrukken
Toch is er meer aan de hand. Onderstaande tabel laat zien dat vanaf 1996 de export van vleesproducten naar Rusland bijna is gehalveerd, terwijl de export naar Europa als geheel juist beduidend toenam.
Groeiende import een veel grotere dreiging
De berichtgeving over de Nederlandse concurrentiepositie richt zich op de export. Maar vaak zeggen veranderingen in de import veel meer. Argentinië en vooral Brazilië hebben hun vleesexport naar varkensland Nederland de laatste twee decennia opmerkelijk kunnen opvoeren (zie de tabel hierboven). Die groei wordt vooral bepaald door min of meer kant-en-klaar vleesproducten. De Brazilianen weten hun product van upgrading te voorzien. De Nederlandse vleesexport naar Rusland laten juist downgrading zien: het aandeel producten met veel toegevoegde waarde neemt steeds verder af.
Secundaire agro levert meer op
Dat de primaire landbouw van Nederland terrein verliest op de wereldexportmarkt is onvermijdelijk. Het land is te duur om op de wereldmarkt concurrerend te kunnen zijn. Zeker als het om massaproducten gaat, is de buitenlandse concurrentie aan de winnende hand. We zijn daarbij zelfs ten dele slachtoffers van ons eigen succes, omdat efficiënt werkende Nederlandse boeren en tuinders zich daar vestigen. Elders kunnen ze meer succes halen uit het efficiency-model waarmee ze zijn opgegroeid.
Nederland kan zich daarom beter richten op de export van secundaire agropoducten met een hoge toegevoegde waarde richten. Denk daarbij aan veevoer, fokdieren en sperma, stal- en slachterijinrichting en andere geavanceerde producten die buitenlandse boeren in de gehele wereld goed kunnen gebruiken om hun bedrijfsvoering te verbeteren. In de plantaardige sector is de poot- en zaadgoedsector een goed voorbeeld van dit business model. In de dierlijke sector is vooral onze veevoersector behoorlijk succesvol, zoals ook blijkt uit de handel met Rusland. Tegenover een halvering van de vleesexport zal een verdrievoudiging van de export van veevoer staan. In dit achtergrondartikel zijn deze analyses terug te vinden waarmee ik die stelling onderbouw.
Gebruik de boycot om selectief te saneren
De Russische handelsboycot is een goede aanleiding om de primaire landbouw selectief te saneren en de secundaire agrosector flink te stimuleren. Het levert per saldo minder werkgelegenheid op, maar wel werk dat beter wordt betaald en de Nederlandse jeugd meer uitdagingen biedt. Bovendien vallen de geopolitieke risico's, zoals een handelsboycot, een stuk lager uit.
Hein Vrolijk is verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG). In dit artikel vat hij zijn denken over de productie van varkensvlees in Nederland samen. Onlangs verscheen ook een interview met Vrolijk in V-focus.
Fotocredits: twins, uitsnede, Rennett Stowe
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 april krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 april krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
Waar we in Nederland ook heel goed in zijn is het bedenken van plannen hoe die stomme boeren het allemaal veel anders en beter kunnen doen.
De landbouw in de EU na 'Oekraïne'?
De landbouw in de Oekraïne wordt nu al ingrijpend gesaneerd:
De overname van de Oekraïne door de USA wordt een feit. Naast de contracten die afgesloten zijn om over te gaan tot 'fracking' in de grondwaterlagen wordt nu ook de agrarische productie overnomen door GMO multinationals
- en de EU? Die staat aan de zijkant te suffen bij de teloorgaang van een groot stuk Europa... dan is het eigenlijk nog meer in het belang van Rusland dat de Oekraïne deel uitmaakt van de EU... ipv de USA.
zie hier:
Robert, ik zie het niet als een knelpunt. Ik wilde jou, als gerenommeerd varkenseconoom in dit land, je conclusies hardop laten trekken.
Ik zie een Nederlandse agriwereld voor me die zijn activiteiten in Nederland fors inperkt en vanuit verdedigbaar volume in Nederland een ontwikkelfunctie op het gebied van integraties vormgeeft. Ingewikkelde woorden om nagenoeg precies dat wat het door Wouter gelinkte filmpje doet. Ik schreef die visie op in een tweeluik voor Vork. Het verdedigbaar volume concept vertelde ik ooit per filmpje aan de Brabantse politiek (daar hebben ze trouwens veel varkens, zoals jij weet).
Wat mij oprecht verbaast, is het feit dat alle beleidsmakerij in Nederland nooit in de richting heeft gestuurd. Het komt nu een beetje (helaas nog knullig, zoals de presentatie van ons Climate Smart plan in New York laat zien). Waar Hein's stukje volgens mij misgaat is dat we niet alleen vanuit toegevoegde waarde moeten denken, maar ook vanuit het integraal kunnen ontwikkelen. Daar zijn verdedigbare volumes met eigen Maak-industrie voor nodig.
Gisteren was op het Fruitpark in Ochten een interessante bijeenkomst 'Greenport Gelderland gaat Internationaal' over het internationaal zaken doen in de tuinbouw. Zelden heb ik één van de nieuwe business modellen die al volop ontstaan, zo mooi gepresenteerd gezien als door Dirk Aleven van FoodVentures. Zijn bedrijfsvideo staat gewoon op youtube.
Dit is een ontwikkeling die ook in andere agrarische sectoren volop speelt en alleen maar verder gaat. De grootste exportkansen liggen voor toeleveranciers van hoogwaardig uitgangsmateriaal, machines, kassen en natuurlijk kennis/advies. De boeren en tuinders in Nederland zullen hier niet gelukkig mee zijn want het verkleint hun exportkansen. Maar het gaat zonder of met steun van Nederlandse boeren gewoon door. Lokaal produceren met Nederlandse input is en wordt steeds meer ook in het buitenland de trend. Dat een Rusland-boycot dit wat op scherper gezet heeft, is alleen maar logisch.
Zijn er nu helemaal geen kansen voor Nederlandse agrariërs ? Natuurlijk wel voor de avontuurlijke en ondernemende boeren die zich helemaal of deels in het buitenland gaan vestigen. Maar heel veel boeren willen niet of kunnen dit niet. En succes is allesbehalve bij voorbaat gegarandeerd en kost altijd heel wat aanloopjaren. Ook Dirk Aleven was heel eerlijk over aanloopproblemen zonder daarbij het vertrouwen in zijn buitenlandse avontuur te verliezen. Gelukkig biedt local-for-local ook in Nederland volop kansen voor agrariërs op zoek naar alternatieven. Dat hoeft niet automatisch een boerderijwinkel te betekenen maar altijd met een merkstrategie meer zichtbaar als regionale speler in ketens gaan opereren. Het inzetten op het grootschalig, goedkoop produceren van anonieme agrarische producten voor een exportmarkt zal door onze hoge lonen, dure grond en meer regelgeving voor slechts een klein deel van onze agrariërs het succesvolle businessmodel blijven. In potentie gezonde agrarische bedrijven zouden wel de ruimte moeten krijgen om tot een ontwikkeling van een succesvoller bu-model onder hun bedrijf te komen. Discussiepunt voor mij is in hoeverre deze ontwikkeling per sector nog verschilt.
Dick, Hein beargumenteert dat we meer moeten richten op toegevoegde waarde (secundaire landbouw), terwijl jij het als knelpunt ziet. Voor de internationale handel ben ik met Hein eens dat onze producten soms wel heel goedkoop weg gaan. Aan de andere kant: als we goedkope delen elders kunnen afzetten en daardoor de courante delen binnenslands goed kunnen verwaarden, is dat niet erg, maar mooi complementair. En: als andere met minder kosten dezelfde toegevoegde waarde kunnen creeren, waarom niet. En hier komen we op het verschil tussen toegevoegde kosten en toegevoegde waarde. Het laatste is wat de afnemer overheeft voor een product. Als onze toegevoegde kosten hoger zijn dan de toegevoegde waarde moeten we of de 'secundaire slag' uitbesteden, elders goedkoper laten doen, of de verkoopprijs weten op te schroeven: toegevoegde waarde vermeerderen.