Ook na de parlementaire barbecue begin juli waren ze in het zomerreces ruim voorradig: verontrustende voedselaffaires. Vrijwel alle voorgaande kwesties vanaf de gekkenkoeienziekte (BSE), dierziekten, antibioticaresistentie en slachthuismisère heb ik beschreven in Uitgebeend, hoe veilig is ons voedsel nog? Dit boek kan nog niet dicht, er is sprake van een voedselvertrouwenscrisis.

In Denemarken stierven deze zomer zeker twaalf mensen na het consumeren van met listeria besmette worst. In Nederland staan duizenden kalveren op de nominatie te worden geruimd omdat furazolidon, een verboden antibioticum, in het veevoer zat. Volgens de NVWA is zelfs onze met separatorvlees gevulde frikandel niet altijd veilig. En vorige week toonde Omroep Gelderland dat het te brave Salmonella-rapport van de Onderzoeksraad over Zalmfabrikant Foppen nu zelf onder het fileermes moet. Het familiebedrijf uit Harderwijk blijkt regelmatig beboet te zijn geweest vanwege schromelijke tekortkomingen inzake voedselveiligheid. Uit research van mijn collega-journalist en oud-internist Jan Taco te Gussinklo, bleek dat de Griekse vestiging van Foppen, waar de bron van de besmetting lag, in dat land ook flink op de bon is gegaan. En dat voor een bedrijf waar miljoenen consumenten gerookte zalm van eten.

De Salmonella-zalm affaire, de grootste in zijn soort in Nederland, leidde in de zomer van 2012 tot zeker vier doden en 20.000 zieken. Eén van de slachtoffers die wij interviewden werd drie maanden in coma gehouden op de intensive-care na het ziek worden van hooguit een paar toastjes zalm. Omdat hij maagzuurremmers gebruikte, was hij naar alle waarschijnlijkheid extra kwetsbaar voor de bacterie. Inmiddels blijkt uit onderzoek van het RIVM dat honderdduizenden Nederlanders die dergelijke middelen gebruiken, zich bewust moeten zijn dat zij extra gevoelig zijn voor infecties als Campylobacter, Listeria en Salmonella. Maagzuurremmers schakelen namelijk onze eerste verdedigingslinie tegen gevaarlijke bacteriën uit. Maar het opmerkelijke is dat huisartsen noch bijsluiters hiervoor waarschuwen, terwijl experts die dit risico al jarenlang kennen deze middelen bewust mijden of uiterst voorzichtig zijn met hun eten.

Voer tot Nadenken
In 1996 werd de Vlaamse veearts-klokkenluider Karel van Noppen nabij de grens van België en Nederland vermoord toen hij streed tegen illegale groeihormonen. Vanaf 2002 speelde er weer een veevoerschandaal, de zogeheten MPA-affaire. Die kwestie, met duizenden bedrijven die het groeibevorderend hormoon in het voer hadden, leidde tot het Kamerrapport ‘Voer tot Nadenken,’ Het niet eerder vertelde eindrelaas van de MPA-affaire is dat er geen enkele vervolging of succesvolle rechtszaak is geweest. De daders van dit veevoerschandaal gingen vrijuit, terwijl varkensboer Gommers nu al jaren vergeefs strijd om openbaarheid van de meetuitkomsten van zijn varkens. Hij vermoedt een beerput. De NVWA krijgt ook nu moeilijk grip op het in de veesector gevonden furazolidon, een goedkoop antibioticum. Het schokkende is dat dit nota bene een van de laatste redmiddelen is bij blaasontstekingen die als gevolg van de oprukkende antibioticaresistentie niet meer behandeld kunnen worden. Een uitroepteken lijkt me hier gepast. Ik heb oud-Kamerleden over ‘Voer tot Nadenken’ gesproken. Zij vertelden mij dat in hun tijd in de Kamer ‘de sector,’ tweede helft jaren nul, door CDA en VVD bewust en telkenmale de hand boven het hoofd is gehouden. Want stel je voor, ‘straks komt onze export nog in gevaar.’ Don’t rock the boat noemt de Wageningse plattelandshoogleraar Jan Douwe van der Ploeg dit aloude Landbouw-gerelateerde wegkijk -en wegmoffelgedrag.

Wat betreft de dodelijke Deense worstpartij: de oorzaak betreft een structurele na-besmetting van ‘pulser,’ typisch Deense verhitte worsten. De Deense equivalent van onze NVWA, de Foedevarestyrelse (FVS) trekt volledig het boetekleed aan. De voedselwaakhond heeft twee maal te laat en ook nog eens onvolledig gereageerd. De FVS erkent dat de eigen procedures niet zijn gevolgd. Het identificeren van de bron van de uitbraak had al in mei kunnen gebeuren, maar had pas plaats op 16 juli. Daarna duurde het van de markt halen van de producten te lang omdat het lang duurde voor alle producten uit de keten waren geïdentificeerd – dit gebeurde enige weken geleden pas, begin augustus. Op mijn vraag aan goed ingevoerde experts of dit in Nederland ook zo dramatisch zou verlopen voor slachtoffers, NVWA en politiek verantwoordelijken, is het antwoord kort en eensluidend: ‘Ja.’ Het Outbreak team in Nederland is ‘te langzaam’ en ‘ontbeert een goede structuur om signalen uit het veld op te pikken.’ Ook zorgelijk: ‘de monitoring van Listeria in Nederlandse bedrijven is matig.’

De conclusies die ik na bijna een jaar journalistiek onderzoek op verzoek van prof. mr Pieter van Vollenhoven heb getrokken, zijn deels goed over het voetlicht gekomen. Volksgezondheid is medeverantwoordelijk voor de NVWA, maar permanent twee kapiteins op één schip is politiek en bestuurlijk eenvoudigweg onwerkbaar en onverantwoordelijk is, hoe goed Staatssecretaris Sharon Dijksma de NVWA ook bestiert. Tijdens mijn onderzoek en de research van RTL-Nieuws naar het door mij en Rikilt geconstateerde gebrek aan toezicht op commerciële laboratoria, viel op dat beide ministeries er niet uitkwamen waar de verantwoordelijkheid voor dat toezicht nu eigenlijk lag, de NVWA doet dit namelijk niet. Niemand eigenlijk.
Een andere conclusie uit mijn boek is ook doorgekomen, zij het iets te eendimensionaal. Zeker, onze voedselwaakhond is tot op het bot kapot bezuinigd, uitgebeend dus. Maar tegelijkertijd heeft de sector en het bedrijfsleven de door CDA en VVD gewenste en beloofde zelfregulering ook niet waargemaakt. Vanaf het jaar nul deze eeuw is er gewerkt aan EU-levensmiddelenwetgeving die in 2006 van kracht is geworden (de Algemene Levensmiddelen Verordening, Hygiene Pakket en de Toezichtsverordening). Het bedrijfsleven en de overheidstoezichthouders lijken sindsdien in slaap gesukkeld, zij lieten massaal na om te investeren in kennis en kunde op het terrein van voedselveiligheid en volksgezondheid. Intussen liet de terugtredende overheid de controletaken aan dat in gebreke blijvende bedrijfsleven. De Jan Saliegeest waart weer over Nederland, we zijn collectief bezig alles een onsje goedkoper te maken in een dwaze race-to-the-bottom. Kwaliteit, smaak, ambachtelijkheid en voedselveiligheid zijn hier de dupe van. Ik zal u nog een publiek geheim vertellen: de retail, met name die paar bekende grootgrutters, hebben in de afgelopen jaren hun schappen en hun vlees niet of nauwelijks gecontroleerd! De verantwoordelijkheid ligt immers bij ‘de leverancier of de producent.’

Terug naar Thorbecke
De vraag die mij na publicatie van Uitgebeend het meeste wordt gesteld, is minder eenvoudig te beantwoorden. Wat moet er gebeuren om ons eten veiliger te krijgen? Wat is de beste remedie om de NVWA goed te laten functioneren? Dat de productschappen nu opgeheven zijn – waar faciliterende kennis en kunde aanwezig was op het vlak van voedselveiligheid – helpt in ieder geval niet. Het bodemprijzenbeleid en de bijpassende inkoopmacht van elkaar de tent uitvechtende supermarkten ‘die op de kleintjes letten’ maken het er samen met de plofkip en kiloknallers kopende consument ook niet veiliger op. En ervaren inspecteurs weten: waar de marges te smal worden, ontstaan gevaarlijke risico’s.

Mijn werktitel voor de heer Van Vollenhoven luidde: ‘Terug naar Thorbecke.’ Voor mij was en is nog steeds helder: de bescherming van onze gezondheid als burger en consument hoort niet thuis bij een ministerie als EZ dat vooral nationale economische belangen dient. Omwille exportbelangen bestaat er een hardnekkige neiging om doofpotten – we zagen dat het duidelijkst met de uit de klauwen gelopen Q-koorts, de grootste uitbraak van deze geitenziekte ter wereld – te lang dicht te houden. In de jaren zeventig van de 19e eeuw stelde de Liberale staatsman Thorbecke al gezondheidswetten op met in het kielzog onafhankelijk staatstoezicht door veterinaire volksgezondheidexperts. Vanaf die periode is er sprake van macht en tegenmacht met veelal gemeentelijke keurmeesters en rijksinspecteurs die vanuit een onafhankelijke volksgezondheidspositie of vanuit economische landbouwbelangen – maar altijd met kennis en expertise – hun toezichthoudende taak uitvoerden. Echter, met de ongekende intensivering van de Nederlandse vlees en veesector vanaf jaren zeventig, werd de machtsstrijd om alle toezicht op ons voedsel onder de vleugels van Landbouw te krijgen steeds sterker.

Volksgezondheid sloeg de ‘boerenoorlogen’ vanuit het toen onder meer door Tjibbe Joustra geleide lobbyministerie lange tijd af en kreeg zelfs korte tijd de Rijksdienst voor de Keuring van Vlees en Vee, de RVV onder haar hoede. De Veterinaire Hoofdinspectie (VHI), een klein bolwerk van pakweg honderd wetenschappelijk opgeleide dierenartsen met mens-medische kennis die zich bekommerde om volksgezondheid, dierenwelzijn en voedselveiligheid, was al in 1998 met de Keuringsdienst van Waren gefuseerd. Echter, tijdens de laatste fase van de Kabinetsformatie van Balkenende II in mei 2003 werd de hele zwik aan keuringsdiensten, RVV en veterinairen plotsklaps overgeheveld naar het Ministerie van Landbouw. Aan het spel van macht en tegenmacht kwam daarmee een einde, mede omdat allengs grof werd gesaneerd. Juist kundige, kritische en hoog opgeleide NVWA’ers van laag tot hoog binnen de organisatie zijn uitgevlogen of wegbezuinigd. Het oude systeem was niet per definitie een kwestie van rozengeur en maneschijn – en ook ‘toen’ zagen we affaires – maar de scheidslijnen en verantwoordelijkheden waren voor mei 2003 helderder. Er was sprake van onafhankelijk toezicht dat op basis van net voldoende mankracht, expertise en een meer heldere wetgeving (strafrecht ipv civiel bestuursrecht) een vuist kon maken ten bate van het Volksgezondheidsbelang van de burger en de consument. Dit zo cruciale publieke belang, met name die van de toenmalige Keuringsdienst van Waren, is verweesd geraakt. Erger nog, het waken over onze volksgezondheid is zoals gezegd onder de hoede gekomen van een stiefouder met een andere focus en strijdige belangen.
Het resultaat van dit nu al ruim tien jaar durende eigenaardige politieke experiment is duidelijk zo niet dodelijk: de cultuur van het bewust of onbewust wegmoffelen van affaires gaat tot en met de dag van vandaag door. NVWA-bronnen melden mij onlangs, dus na publicatie van Uitgebeend, dat de paardenvleesaffaire al in de periode 2010-2011 ontdekt had kunnen worden in plaats van pas november 2012 in Ierland. De bij wet onafhankelijke wetenschappers van het NVWA-onderdeel BuRo maakten intern gewag van risico’s in de keten van het paardenvlees, daar was onvoldoende zicht op. Het voorgestelde onderzoek naar paardenvlees werd echter vanuit de toenmalige NVWA-top afgewimpeld met ‘fraude en eerlijke handel zijn niet meer onze prioriteit’ of woorden van gelijke strekking.’ Ook over de Q-koorts bereikten mij onlangs nieuwe verhalen waaruit blijkt dat experts binnen en buiten de NVWA werden genegeerd, van 2005 tot 2009. De Q-koorts had onder de Ministers Gerda Verburg en Ab Klink niet uit de hand hoeven lopen, er hadden minder doden en chronisch zieken hoeven te zijn.

Speelbal
Behalve de verkeerde bestuurlijke ophanging, is er nog een andere, specifieke oorzaak van de voortdurende vlees- en slachthuisaffaires. Binnen de NVWA is al jaren sprake van met name onvoldoende veterinaire volksgezondheidskennis, van deze zo belangrijke groep is er een ongekende afkalving geweest. Hoogleraar Frans van Knapen zal u dit beamen. Waarom de organisatie juist deze werknemers niet meer wilde hebben, zou een goede vraag zijn aan de staatssecretaris en de Inspecteur-Generaal. Duidelijk is ook dat de controleurs en inspecteurs met de bloedgroep Keuringsdienst van Waren zich niet meer thuis voelden bij het door het Ministerie van Landbouw gedomineerde en gecultiveerde wegkijk-bedrijfscultuur.
Tientallen gesprekken met NVWA’ers en ex-NVWA’ers hebben mij ervan overtuigd dat velen in het afgelopen decennium in grote onmin het veld hebben geruimd. Soms op eigen initiatief, soms omdat ze op een zijspoor terecht kwamen of anderszins werden ontmoedigd. Binnenkort zult u getuige zijn van een rechtszaak waarin Dirk Meijer – een gedreven ex-hoge NVWA-ambtenaar met een lange en goede staat van dienst – aanvecht hoe hij door zijn werkgever is behandeld. Hij is met strafontslag op straat gezet met bijzonder vergaande consequenties voor zijn inkomen. Oud-NVWA-leidinggevenden nemen het nu voor hem op, zij stellen dat hij bewust is weggewerkt en slachtoffer is geworden van een ziekmakende angstcultuur.

Het zal vele jaren kosten om de NVWA er weer bovenop te krijgen. Pluk maar eens een goed opgeleide, ervaren Inspecteur van straat. Het is zaak dat de NVWA niet een groot geldverslindend bureaucratisch waterhoofd wordt met zitvleesambtenaren. De management-leemlaag mag een onsje minder en de kennis en expertise moeten terug; er dient professionele inspectiedreiging van de NVWA uit te gaan. Op dit moment gebeuren er door gebrek aan kennis – en wellicht ook vanwege het onder druk staan van de voedselwaakhond om zich te bewijzen – bedrijfstechnische ongelukken. Regels en wetgeving worden soms zo rigide ter hand genomen, dat niet alleen de redelijkheid verloren gaat, maar er mogelijk ook ten onterechte uitgedeelde boetes en bedrijfssluitingen plaats vinden. Als dit zo is, dan zal dit op den duur de goodwill en het gezag van de NVWA evenmin goed doen. De strenge NVWA-steekproeven op onder meer Zuid-Amerikaans vlees en het doorgeschoten opleggen van ‘nultolerantie’ voor bacteriën hebben bijvoorbeeld vooral veranderd dat dezelfde partijen vlees niet meer via Rotterdam, maar via Antwerpen ons land en Europa binnenkomen. Inspectie-onafhankelijkheid is van het grootste belang – ook ten opzichte van ministeries en ministers die teveel aan politieke imagobewaking en lijfsbehoud willen doen. Zowel de Onderzoeksraad als Uitgebeend constateren dezelfde kwaal: de NVWA is een speelbal geworden van politiek en ministeries. En dat werkt niet, in de verste verte niet.

Preventieve Enquête
Een noodzakelijk deel van de oplossing is een terugkeer van de NVWA naar Volksgezondheid. De kennis en expertise op dat Ministerie is op dit moment haast van nul en generlei waarde. Volksgezondheid zal op z’n minst een nieuw team moeten optuigen van onafhankelijke hoofdinspecteurs die de NVWA ondersteunen en Minister en de Kamer gevraagd en vooral ongevraagd van advies kunnen dienen, vóór (preventief), tijdens en na afloop van affaires. Een andere optie is een nog onafhankelijker positie van de NVWA, verder op afstand dus van de betrokken ministeries en het bedrijfsleven als een soort College van Staat en met een Inspecteur-Generaal die in de toekomst niet door de Regering of de Minister, maar door de Tweede Kamer wordt benoemd. (Maar dan liefst wél met een doorwrochte sollicitatieprocedure). Een jaar onderzoek heeft mij geleerd dat het opkalefateren van de NVWA een ongekend moeilijk is en veel tijd nodig heeft. Het door elkaar gebruiken van bestuursrecht en strafrecht brengt de NVWA niet zelden in een spagaat. De grootste experts worstelen met de situatie waarin de balans van verantwoordelijkheden zoek is. Degenen die nog wel enigszins overzicht hebben, maken zich zorgen of Regering en Kamer wel de juiste beslissingen kunnen nemen. Al helemaal als de staatssecretaris op TV zegt dat ze niet meer wil dat de slager zijn eigen vlees nog keurt. Moet De Staat dit dan gaan doen? Begrijpt het ministerie eigenlijk nog wel wat Staatstoezicht inhoudt of zijn EZ -en VWS-ambtenaren de draad volkomen kwijt? Hierbij de juiste formule: DE NVWA IS ER OM DIE SLAGERS TE SLUITEN DIE HUN EIGEN VLEES NIET KEUREN – kan zo de gevel van de voedselautoriteit op. Je kunt toch moeilijk achter de resterende 2000 slagers in Nederland – ook dat ambacht is tot op het bot uitgebeend en verdient eerherstel – een keurende ambtenaar gaan zetten? Kortom: tuig het Staatstoezicht goed op houdt de slager aan zijn eigen wettelijke verantwoordelijkheid, evenals alle andere voedsel verwerkende en producerende bedrijven.

Eén opmerking nog, tot slot. Wat gaat u als Kamer nu eigenlijk doen nu zelfs de best ingevoerde specialisten en ambtenaren de weg kwijt zijn? Voeg er de Europese dimensie en verstorende handelspolitiek bij, met enerzijds vrije Europese grenzen en anderzijds een deels te vergaande en deels te zwakke regelgeving, en de gruwelijke ratjetoe aan slecht functionerende toezichts-arrangementen grijnst je nogal onsmakelijk toe. Een nauwelijks te volgen kluwen. Kortom: het is hoog tijd voor een binnen- en buitenparlementaire onderzoekscommissie dan wel een preventieve parlementaire enquête. Om voedselrampen te voorkomen in plaats van die achteraf met een duurbetaald enquêterapport te betreuren. Ik wens u alle moed en wijsheid.

Marcel van Silfhout, auteur & zelfstandig onderzoeksjournalist

Fotocredits: 'Yummy Liver Kebabs', uitsnede, Peretz Partensky
Dit artikel afdrukken