Het FD luidt de noodklok over de oprukkende, maar veelal onopgemerkt blijvende, leegstand op het platteland. Sinds het begin van deze eeuw is het aantal boerenbedrijven met 31% afgenomen en tot 2030 gaan er naar verwachting nog 16.000-24.000 boeren met hun bedrijf stoppen. Dat kan volgens het Wageningse Alterra leiden tot een agrarische leegstand van 32 miljoen m². Met name oude stallen, die niet voldoen aan de moderne milieu-eisen en vaak asbesthoudende materialen bevatten, blijken een probleem: "Wat voorheen een stuk pensioen was, is nu een kostenpost", zegt Henk Raaijmakers van de agrarische belangenvereniging ZLTO in het FD.
Schrikbeeld: wietplantages
Gemeenten hebben maar nauwelijks zicht op de agrarische leegstand. Dat heeft verschillende oorzaken: een gestopte boer blijft vaak nog jaren op zijn woonboerderij wonen. De locatie of de grond kan worden verhuurd of verkocht - de schaalvergroting van de Nederlandse landbouw is nog niet ten einde. Op het moment dat hij definitief de deur achter zich dicht wil trekken, wordt voor de gemeenten pas duidelijk dat er iets met de stallen moet gebeuren. Het schrikbeeld van wietplantages waart rond. Maar zowel sloop als wijziging van de bestemming zijn kostbare en langdurige processen.
'Laat investeerder sloop meebetalen'
Wethouder Nicole Lemlijn, Ruimte en Economie in Deurne, zet de agrarische leegstand in haar gemeente hoog op de gemeentelijke agenda. Zij wordt geconfronteerd met een dreigende leegstand van 300.000 m² aan boerengebouwen in Deurne, en tegelijkertijd met een grote vraag naar bouwvergunningen voor nieuwe stallen, die voldoen aan de milieu-eisen. Lemlijn wil dat oplossen door de verantwoordelijkheid voor sloop van de oude opstallen neer te leggen bij de lokale agrariërs die willen uitbreiden. Lemlijn in het FD: "Het platteland moet voor iedereen aantrekkelijk blijven. Het is prima om iets nieuws te bouwen, maar neem dan ook de verantwoordelijkheid voor de sloop van een oude stal". Op de totale investeringskosten voor een nieuwe stal - die kunnen oplopen tot 1 miljoen euro, zijn de sloopkosten volgens haar 2% tot 3%. ZLTO gelooft niet dat dat gaat werken: "Dan maak je de ondernemer verantwoordelijk voor het opruimen van de rommel van de buurman", zegt Raaijmakers.
Alternatieve bestemmingen
Om de leegstand te beperken zien betrokkenen meer heil in het vinden van alternatieve bestemmingen, dat zou voor de helft van de vrijkomende agrarische gebouwen een oplossing kunnen zijn. Banken en makelaars 'pleiten voor nieuwe economische bedrijvigheid' - kleine industriële activiteiten, winkels, nijverheid, zodat er weer 'werkgelegenheid en inkomen op het platteland' komt, zegt Ruud Huirne van de Rabobank. Ook ZLTO 'ziet in een oude stal graag een kraamkamer voor creatieve ondernemers ontstaan'. Daarvoor moeten echter de (agrarische) bestemmingsplannen worden aangepast. Laat dat nu iets zijn waar gemeentes niet erg flexibel in zijn en waar bovendien veel tijd mee heen gaat. Huirne stelt dan ook: ’Gemeenten moeten daar niet zo krampachtig in zijn en de molens wat sneller laten draaien'.
Dit artikel afdrukken
Schrikbeeld: wietplantages
Gemeenten hebben maar nauwelijks zicht op de agrarische leegstand. Dat heeft verschillende oorzaken: een gestopte boer blijft vaak nog jaren op zijn woonboerderij wonen. De locatie of de grond kan worden verhuurd of verkocht - de schaalvergroting van de Nederlandse landbouw is nog niet ten einde. Op het moment dat hij definitief de deur achter zich dicht wil trekken, wordt voor de gemeenten pas duidelijk dat er iets met de stallen moet gebeuren. Het schrikbeeld van wietplantages waart rond. Maar zowel sloop als wijziging van de bestemming zijn kostbare en langdurige processen.
'Laat investeerder sloop meebetalen'
Wethouder Nicole Lemlijn, Ruimte en Economie in Deurne, zet de agrarische leegstand in haar gemeente hoog op de gemeentelijke agenda. Zij wordt geconfronteerd met een dreigende leegstand van 300.000 m² aan boerengebouwen in Deurne, en tegelijkertijd met een grote vraag naar bouwvergunningen voor nieuwe stallen, die voldoen aan de milieu-eisen. Lemlijn wil dat oplossen door de verantwoordelijkheid voor sloop van de oude opstallen neer te leggen bij de lokale agrariërs die willen uitbreiden. Lemlijn in het FD: "Het platteland moet voor iedereen aantrekkelijk blijven. Het is prima om iets nieuws te bouwen, maar neem dan ook de verantwoordelijkheid voor de sloop van een oude stal". Op de totale investeringskosten voor een nieuwe stal - die kunnen oplopen tot 1 miljoen euro, zijn de sloopkosten volgens haar 2% tot 3%. ZLTO gelooft niet dat dat gaat werken: "Dan maak je de ondernemer verantwoordelijk voor het opruimen van de rommel van de buurman", zegt Raaijmakers.
Alternatieve bestemmingen
Om de leegstand te beperken zien betrokkenen meer heil in het vinden van alternatieve bestemmingen, dat zou voor de helft van de vrijkomende agrarische gebouwen een oplossing kunnen zijn. Banken en makelaars 'pleiten voor nieuwe economische bedrijvigheid' - kleine industriële activiteiten, winkels, nijverheid, zodat er weer 'werkgelegenheid en inkomen op het platteland' komt, zegt Ruud Huirne van de Rabobank. Ook ZLTO 'ziet in een oude stal graag een kraamkamer voor creatieve ondernemers ontstaan'. Daarvoor moeten echter de (agrarische) bestemmingsplannen worden aangepast. Laat dat nu iets zijn waar gemeentes niet erg flexibel in zijn en waar bovendien veel tijd mee heen gaat. Huirne stelt dan ook: ’Gemeenten moeten daar niet zo krampachtig in zijn en de molens wat sneller laten draaien'.
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
Naast bovengenoemde vervangende functies op de vrijkomende "agrarische bouwblokken" zouden (gemeenschappelijk) wonen, zorgen, ecoteelten en natuurbouw belangrijke aanvullingen kunnen zijn om het platteland een nieuwe impuls te geven en tegelijkertijd te voorzien in de groeiende behoefte aan rustiger en duurzamer leefwijzen. Dit zou bereikbaar gemaakt moeten worden voor alle inkomens door enerzijds in hoge mate in eigen (voedsel, duurzame zelfbouw) behoeften te voorzien (kosten drukken) en anderzijds door aanbieden van werkgelegenheid/ bedrijvigheid en dienstverlening (inkomen verwerven) zonder dat dit ten koste hoeft te gaan van renderende boerenbedrijven in de omgeving, een en ander uiteraard in verbinding met de bestaande plattelandsgemeenschap. Hier ligt een enorme kans om een aanvullende slowgrow economie te realiseren die tevens investeert in een aantrekkelijk en gezond landschap en wijdvertakte ecologische netwerken. test ecomonster
Oud nieuws. Het platteland loopt leeg, elke dag 7 boeren werkeloos dankzij o.a. de door de RABO gefinancierde plofkoe-megastallen tot zelfs 4 hectaren bouwvlak, en nu krokodillentranen en ons belastinggeld naar onder water staande "kleine" boerderijen?
Beste mr Belderbos,
Goedkoop shot op de zgn Plofkoe. Stel dat je als boer nu pachter was en uw kameraden hebben de bestemming omgezet naar natuur en de grond voor een grijpstuiver afhandig gemaakt van de eigenaar. De pachter is zonder enige schadeloosstelling van zijn land gezet en heeft enig nog wat gebouwen waar hij niets mee mag dan een agrarische functie. En niemand die in een natuur gebied nog wat wil met gebouwen met enig agrarische functie.
Of stel dat je varkensstal is afgekeurd vanwege de nieuwe eisen van uw kameraden welke niet economisch inpasbaar waren. Of je had een nertsenhouderij, of je kon de administratieve last niet meer aan van alle milieu eisen door uw kameraden?
U geeft de grote professionele boeren de schuld en vermoord de kleine nostalgische. U komt telkens met voorbeelden die u overtrekt. Heeft u ooit eens de zgn Megastal gezien beleefd en gekeken naar de beesten daarin? Een gelukkige koe geeft melk, een ongelukkige koe eet en schijt zich een ongeluk en geeft amper melk. Een megastal is alleen rendabel met gelukkige blije koeien.
Heren, maw de bal ligt bij de overheid. Regelgeving voor alternatieve invullingen vrijkomende boerenerven dient verruimd te worden (zie ook #1) zonder dat dit (zie burgerwoning) mag leiden tot frustreren bestaande boerenbedrijven door klachten en gezeur. E.e.a. onder strenge duurzame randvoorwaarden. Ca. 30 personen per bouwblok, huisvesting, beroepen, ecoteelten en natuurbouw. Verruiming planologische mogelijkheden maakt dat vrijkomende bouwblokken veel meer kapitaal vertegenwoordigen echter dusdanig dat minder draagkrachtigen zich er ook kunnen vestigen. Dus niet alleen voor die rijke randstedeling maar voor een mix van inkomens en gezindten. Beleid in de vorm van rood voor groen e.d. is er al wel maar gaat niet ver genoeg als het gaat om integrale aanpak en bereikbaarheid voor lage inkomens. Hier ligt ook een taak voor woningcorporaties zonder Maserati's.