IJsberen eten een dieet dat grotendeels uit vet bestaat. Daardoor hebben ze zelf een dikke isolerende vetlaag (die op kan lopen tot de helft van hun lichaamsgewicht) en bovendien een hoog drijvend vermogen in het ijzige poolwater. Maar met al dat vet bouwen ze ook torenhoge niveaus aan LDL-cholesterol (het slechte cholesterol) en triglyceriden in hun bloed op. Bij mensen leiden zulke hoge niveaus onherroepelijk tot hartproblemen, maar bij ijsberen blijken ze cruciaal voor het kunnen overleven in de arctische omstandigheden.

IJsberen blijken in betrekkelijk korte tijd hun genen te hebben aangepast. Uit onderzoek van de genen van 97 ijsberen en 10 bruine beren (hun dichtstverwante neefjes) bleek dat meerdere genen die juist met het functioneren van hart en bloedvaten en de vethuishouding te maken hebben drastisch gemuteerd zijn om een vetrijk menu mogelijk te maken zonder hartrisico. Een belangrijk voorbeeld is het APOB-gen, dat een rol speelt bij het proces om cholesterol uit het bloed en in de lichaamscellen te krijgen. De onderzoekers hebben ook vastgesteld dat de mutaties zich in een periode van minder dan 500.000 jaar hebben voorgedaan, want zo kort geleden is het nog maar dat de ijsbeer zich ontwikkeld heeft.

Het onderzoek is gepubliceerd in Cell.
Dit artikel afdrukken