We moeten minder weggooien. Dan kan de aarde iedereen voeden. Dat zegt nu zelfs McKinsey in Food for all dat enkele dagen geleden verscheen.

We zijn nu met 7 miljard mensen. Omdat ons aantal in 2050 zo'n 10 miljard bereikt en we allemaal rijker worden, zou er heel veel meer voedsel geproduceerd moeten worden. Als je ziet dat we nu al tweemaal zoveel maken als we opeten, zou dat betekenen dat de aarde rustig 14 miljard mensen kan voeden, redeneren Stuart en Oppenheim simpelweg. Ze signaleren een aantal maatregelen om de verloren helft beschikbaar te maken.

De armsten
De armsten op aarde kunnen geen eten kopen. Niet omdat het er niet is, maar omdat ze het niet kunnen betalen. Voor hun kinderen zou eten gratis op scholen moeten worden verstrekt. Dat is een uitstekend idee. Het houdt kinderen op school en het laat ouders hun kinderen langer op school houden. Dat moet allemaal makkelijk uit kunnen volgens de beide heren, omdat de aarde nu al tweemaal zoveel calorieën produceert als we daadwerkelijk eten. De armen kunnen door scholing rijker worden en zullen daarom hun eten niet meer gratis hoeven te krijgen, maar zelf kunnen betalen. Door scholing kunnen ze immers een baan krijgen en aan het werk gaan. Zij zullen wél voor het eten van hun kinderen kunnen betalen en de rijken zullen het hen graag verkopen want het levert geld op. Grof geld zelfs.

De rijken
Zij moeten minder weggooien. Stuart en Oppenheim schrijven: "In de afgelopen paar jaar hebben huishoudens in het Verenigd Koninkrijk de verspilling van voedsel met 21% teruggebracht en de voedselindustrie met 8%. Het publiek is meer bereid om af te zien van cosmetische perfectie; ‘lelijk’ fruit en groente zijn de snelst groeiende sector in de Engelse versmarkt, wat afgelopen jaar 300.000 ton aan productie scheelde die anders zou zijn verspild vanwege de verkeerde vorm of formaat."
Als we die weg verder op gaan dan hoeven er geen regenwouden te worden gekapt en kunnen we toe met de landbouw die er nu is, zeggen ze. Dat doen we met plezier, want aan de voormalige armen die nu banen krijgen verkopen we ons voormalige afval voor een prima prijs. We nemen er graag een kromme komkommer voor en draaien die niet meer door via de verbrandingsoven of het veevoer.

De nieuwe rijken
Binnen de redenering van Stuart en Oppenheim geldt voor de nieuwe en heel grote groep rijker wordende mensen in m.n. Aziatische landen, Afrika en Zuid-Amerika dat ze, net als wij, meteen moeten stoppen met het niet weggooien van eten. Het gaat zomaar om 5 miljard mensen. Ze moeten keurig alles eten en zuinig zijn. De industrie moet bovendien alles uit afval halen wat bruikbaar is voor mensen en dieren. Op die manier hebben we geen nieuwe landbouw nodig en kan de wereld echt iedereen voeden, denken zij. Dat lukt omdat er op het verbouwen en verwerken van voedsel en het zorgen voor voedselbesparing winst te maken valt. In zo'n situatie heb je geen weggooierij. Daar moet echter wel iedereen voor aan het werk zijn. Anders dat dure eten niet zo massaal worden geproduceerd én allemaal worden afgerekend. Met de constatering van die realiteit begint de gedachte die Stuart en Oppenheim het publiek voorhouden te kraken.

Utopie
Boeren en fabrikanten maken, verwerken en distribueren eten uitsluitend en alléén voor mensen die het kunnen betalen. Daarvoor moeten die mensen werk hebben. Dat werk moeten ze hebben in andere industrieën dan eten zelf. Anders kunnen de boeren en etenswarenfabrikanten niet genoeg geld vragen om hun kosten én noodzakelijke winst voor toekomstige ontwikkelingen goed te maken. Op dat punt gaat de redenering van Stuart en Oppenheim een onhoudbare kant uit: stel je voor dat eten zo kostbaar wordt dat we er niets meer van weggooien, hoeveel moeten we dan zo'n 5 miljard nieuwe rijken en de bestaande 3 miljard wel niet aan extra nutteloze andere spullen laten maken en consumeren om ze hun voedsel te kunnen laten betalen? En dat kan de aarde wel trekken? Stuart en Oppenheim trappen in de val die ze wel voor voedsel, maar niet voor de rest van de economie zien. Als de capaciteit van de aarde om eten voort te brengen eindig is, is de capaciteit om andere spullen voort te brengen dat ook. En toch zijn die nodig om iedereen voor zijn eten te kunnen laten betalen.

Als je er heel goed over nadenkt realiseer je je dat Food for All zonder waste voor 10 miljard mensen een utopie is. Niet het beter benutten van de waste of de calorieën, maar het geld is het probleem. Misschien kunnen we iedereen voeden als we de armen blijvend van de bedeling laten eten en de nieuwe rijken arm weten te houden, maar niet als we het hen allemaal willen laten kopen. Zo werkt de interactie niet tussen de voedseleconomie en die van de niet primair noodzakelijke en dus luxe, andere dingen waar het niettemin wel allemaal van betaald moet worden.

Voedsel en de rest van de economie
Iedereen voeden kan alleen als we iedereen zelf weer zijn eten laten verbouwen. Maar dan lopen we tegen een ander probleem aan. Dat kan alleen met veel minder mensen. Deze wereld, met onze aantallen mensen, kan dan niet uit, want kan hij kan onmogelijk genoeg produceren voor iedereen. Wie zou immers moeten betalen voor de tractoren, combines, vrachtschepen en nog heel veel meer om overal de lokale gaten in de productiecapaciteit en -mogelijkheden op te vullen? De technologie die we ervoor nodig hebben moet vanuit een andere economie betaald kunnen worden. Als dat niet kan, valt de productiecapaciteit dramatisch terug. Ver onder de huidige productie die Stuart en Oppenheim nu helemaal te gelde willen maken.

Het is een leuk idee, maar zowel economisch als ecologisch naïef binnen de gedachte aan een vrije markt van 10 miljard mensen. En toch is juist die gedachte mede ondertekend door het slimste business consultingburo van de wereld. De relatie tussen de voedseleconomie en de non-food economie is dan ook een heel ingewikkelde. Ik hoop dat ik het toch simpel heb kunnen uitleggen.

Fotocredits: Jeremy Oppenheim, still, 3GF2012
Dit artikel afdrukken