Het debat ging over de exportpositie van Nederland. De VVD wil dat Nederland de eerste exporteur in de wereld voor agri-producten wordt. De PvdA vindt dat maar niets. Ik schrok van de argumenten van beide partijen, als ik de weergave daarvan in het Financieele Dagblad tenminste mag geloven. Dat doe ik, want het is vermoedelijk de laatste echte kwaliteitskrant van het land.

Uitbuiting & slager van de wereld
De krant verslaat de kift die gisteren in de Kamer plaatsvond tussen de woordvoerders van de regeringspartijen PvdA, Sjoera Dikkers, en VVD, Helma Lodders.

De VVD wil dat Nederland agri-exporteur nummer 1 in de wereld wordt; op dit moment zijn we nummer 2 (zie de grafiek hieronder). Volgens de PvdA redden we dat alleen als we nog meer Polen, Roemenen en Bulgaren in onze kassen gaan uitbuiten. Daarom moest het daar maar eens mee afgelopen zijn.

Dat was de inleiding tot het debat. Daarna volgde, volgens de krant, het echte vuurwerk. "Lodders en Dikkers vlogen elkaar in de haren over de vraag of er in de toekomst plaats is voor een op de export gerichte vleessector in Nederland. Als voorbeelden werden daarbij de export van varkensoren naar China genoemd en de uitvoer van kalfsvlees."
De PvdA maakte duidelijk niets te zien in de Nederlandse vleesindustrie. Genoeg voor onszelf en niet meer, blijkt de gedachte van de PvdA. Lodders zet in op export. Dat wordt fijn samenwerken aan een visie op een sector waarvan de kippen en varkens op het punt staan om te vallen. De export van varkensoren - die wij niet eten - maakt nog iets goed van de kommer en kwel.
Het definitieve besluit van staatssecretaris Dijksma (PvdA) om de legkip zijn snavel te laten houden vanaf 2018 terwijl dat voor de luxe scharrelstallen waar Nederlandse boeren voor kozen mogelijk een onmogelijke keuze is, kwam daar gisteren in één moeite door ook nog even bij. Het ei dreigt Nederland te verlaten wegens het onmogelijk maken van de omstandigheden om het hier nog te produceren.
En kalf? Dat is het enige grootschalige succes in Nederland. Een éclatant succes zelfs. Vermoedelijk omdat 2 bedrijven - Van Drie en Denkavit - de markt hebben georganiseerd. Zij verdienen geld en compenseren nog enigszins het zwarte zaad waar onze jaarlijkse ruim 450 miljoen varkens en kippen van moeten rondkomen. Nederland blieft alleen geen kalf, zodat 95% wordt geëxporteerd. De kalveren worden echter lokaal gevoerd, met de restproducten van onze forse én rendabele zuivelverwerkende industrie.

10% van onze export
Nederland is inderdaad de tweede exporteur van landbouwproducten, na de VS maar voor de vele malen grotere landbouwnaties Duitsland, Brazilië en Frankrijk. Hoe kan het bestaan dat wij méér dan zij maken op onze postzegel, die ook nog eens verreweg de meeste mensen op een vierkante kilometer herbergt?


bron: UN Comtrade Databases

Nederland blinkt uit in intensieve landbouwsystemen. Misschien wel juist omdat we niet anders konden in ons kleine land, maar wel groene vingers hadden. Maar zoveel is onmogelijk. Het antwoord is dan ook simpel: dat kan helemaal niet.

Onze landbouw vertegenwoordigt niet meer dan een dikke procent van de totale ruim tien procent die de handel in landbouwproducten ons land aan toegevoegde waarde oplevert. Omdat de haven van Rotterdam ons tienmaal zoveel grondstoffen laat verhandelen en verwerken als we zelf produceren, is in Nederland een omvangrijk agri en food cluster ontstaan. Die producten verhandelen en verwerken we in fabrieken. We vervoeren ze per boot en per vrachtwagen.

Vanwege die samenhang met de keten die landbouwproducten met zich meebrengen, levert dat cluster, volgens cijfers van ABN AMRO, maar liefst 60% van het overschot op onze betalingsbalans op. Dat betekent dat agri en de daarmee direct samenhangende handels- en verwerkende industrie (food) een zo wezenlijk deel van onze economie uitmaken dat beleidsmakers zich af moeten vragen wat er gebeurt als je onoordeelkundig bepaalde onderdelen uit het cluster haalt en geen enkele visie hebt op de vervanging en ontwikkeling daarvan naar de toekomst.

Dat betekent vooral niet dat je er niet naar zou mogen kijken vanwege die economische belangen. Als iets scheef voelt, moet je dat juist wel doen. En als je vindt dat we een te grote producent en handelaar in vlees zijn, dan moet je dat kunnen zeggen en ter discussie stellen. Maar je kunt niet je kop in het zand steken en ervan uitgaan dat de rekeningen van Den Haag en doodgewone werkende - en zelfs werkeloze - mensen vanzelf wel op een andere manier betaald zullen worden. Jammer maar helaas. Dat werkt niet.

Geen visie
Toch gaat de kop in onze Kamer gewoon in het zand. Of dat gebeurt uit kortzichtige onkunde, electorale overwegingen of onnozelheid, moet ieder Kamerlid voor zichzelf maar uitmaken. Wie echter niet ziet dat 60% van het overschot op onze betalingsbalans in een zo open en van de internationale handel afhankelijke economie als de onze heul veul is, moet je van het stuur halen. Economen zijn het er redelijk over eens. Nederland heeft twee grote kerncompetenties: agri & food en logistiek. Daar leven we van. Het is dan ook niet verwonderlijk dat ze nauw met elkaar samenhangen. De financiële sector zijn we grotendeels kwijtgeraakt na 2008. In pure technologie zijn we een aardige nichespeler, maar geen geldverdiener. In verdere maakindustrie stellen we weinig meer voor. Als we dus besluiten met de eigen landbouw mogelijk ook het foodcluster om te trekken als een niet-wezenlijke en ongewenste activiteit, dan is een visie op een vervangende economie nodig. Veel mensen in de WW is immers niet zo best voor een land dat anderen zo graag wil inspireren op de weg naar een betere toekomst.

Ik kan die visie niet ontdekken. Ik kan zelfs het besef niet ontdekken dat er een vraagstuk zou kunnen zijn. Wel zie ik een Kamer los van de motor discussiëren over een van zijn belangrijkste inkomensbronnen en niet door hebben dat een keuze tegen landbouw verplicht tot het voorstellen van een paar andere keuzen. Die zullen bovendien realistisch moeten zijn, want de rekeningen moeten wel betaald kunnen worden.

De werkelijke vragen
Als je tegen een grote landbouw in Nederland bent, moet je je de volgende vraag stellen: wat gebeurt er met alle aanpalende Food-bedrijvigheid - waar Nederland voor een belangrijk deel van leeft - als ons land op het gebied van landbouw alleen nog maar een handelaar in agro-commodities zou zijn? Als dat niet handig blijkt voor die 60% overschot, dan weet je hoe laat het is.

Kijk er eens zo naar. Dat ontnuchtert. Het gaat domweg over de vraag wat we willen en hoe we daarvan kunnen leven terwijl we de wereld op weg naar een betere toekomst helpen. Als we niet meer willen waar we goed in zijn, moeten we goed worden in wat anders. Wat?

Fotocredits: Rotterdam, Europoort en de derde Maasvlakte, Frans de Wit
Dit artikel afdrukken