Van jager-verzamelaar naar boer en herder; vanaf zo’n 11.000 jaar geleden maakte de mens die even cruciale als fascinerende stap. Onderzoek naar de overgang van de productie, consumptie en afhankelijkheid van gejaagd en verzameld voedsel naar verbouwd en gehoed voedsel is het onderwerp van de bioarcheologie.

Niet alleen veranderde het dieet van de mensheid radicaal in deze periode, het Neolithicum of Nieuwe Steentijd geheten, ook gebeurde er in sociaal opzicht van alles. Veel wetenschappers laten die voedseltransitie samenvallen met het ontstaan van de eerste permanente nederzettingen. Een boer moet immers bij zijn grond blijven en hoeft niet meer rond te trekken, achter het wild aan.

Bodemarchief
Er ontstonden dorpen en steden en opmerkelijk is dat dat vrijwel gelijktijdig op een groot aantal plaatsen op aarde gebeurde in een relatief korte periode. De opgravingen van die nederzettingen geven een schat aan informatie over die vroege samenlevingen. Geavanceerde technieken ontfutselen ongekend gedetailleerde gegevens aan het bodemarchief.

Eén zo’n Neolitische nederzetting is Çatalhöyük, gelegen in wat nu Anatolië in Turkije is. Sinds de ontdekking door lokale boeren in 1958 is daar een opgraving van 13 hectare blootgelegd en uitgevlooid door meerdere generaties archeologen. Er werden 18 lagen onderscheiden, gevormd in de meer dan 1000 jaar van het bestaan van Çatalhöyük.

Het lijkt erop dat de bronnen van voeding in en om Çatalhöyük uitgeput raakten
Er is veel gepubliceerd over Çatalhöyük, maar niet eerder zo uitgebreid en boeiend als nu door het Çatalhöyük Research Project onder leiding van Clark Spencer Larsen, hoogleraar antropologie aan de Ohio State University. Het is het resultaat van 25 jaar onderzoekswerk.

Honingraat
Çatalhöyük groeide vanaf ongeveer 7100 v. Chr. tot het verlaten werd in 5950 v. Chr. uit tot een woonplaats voor 10.000 inwoners. Voor het tijdsperspectief: het Oude Egypte ontstond 3300 v.Chr.

Het was eigenlijk een uit zijn krachten gegroeid dorp, bestaande uit tegen en op elkaar geplaatste lemen huisjes, als een grote honingraat. Straten ontbraken, de verdiepingen en daken waren toegankelijk met ladders. De archeologen noemen Çatalhöyük geen stad, want steden hebben een duidelijke sociale opbouw, met gespecialiseerde beroepen en een sociale hiërarchie. In Çatalhöyük woonden boeren en herders, gelijken onder elkaar.

Met chemisch isotopenonderzoek van botresten kon worden vastgesteld wat er op het menu stond. Naast de gebruikelijke wilde planten en dieren waren dat geteelde granen (tarwe, gerst, rogge) en producten van gedomesticeerde dieren, vooral schapen, later ook runderen. Muurschilderingen en vele gesneden en gekleide mensfiguurtjes getuigen van een redelijk hoge ontwikkeling.

Doodgeslagen
Het onderzoek van Larsen en collega’s bracht aan het licht dat het urbane leven in Çatalhöyük, met zo veel mensen op elkaar, niet altijd soepeltjes verliep. Aan de verwondingen in schedels is te zien dat sommigen van achter met een stomp voorwerp waren doodgeslagen (de bal van klei die precies op de verwonding past werd ook gevonden). Lichamen werden opgevouwen onder de vloer begraven. Schedels werden gebruikt in religieuze rituelen. Skeletten waren misvormd door ziekten. Tanden hadden gaatjes, ten gevolge van het plantaardige dieet met het vele graan. De schapen, dragers van besmettelijke ziekten, zaten in stallen naast de huizen.

Aan de slijtage in de gewrichten van de herders en de tanden van schapen konden de onderzoekers afleiden dat in de laatste periode van de 1000 jaar de herders hun kuddes ver van Çatalhöyük hadden. Ook het wild werd steeds verder van de stad gejaagd. Het lijkt erop dat de bronnen van voeding in en om Çatalhöyük uitgeput raakten.

Çatalhöyük begon last te krijgen van wat tot op heden de grote steden in minder rijke landen plaagt: overbevolking, voedselschaarste, slechte hygiëne, besmettelijke ziekten, geweld, kinderarbeid en milieuvervuiling. Ook dat heeft de ondergang van Çatalhöyük bespoedigd, veronderstellen de onderzoekers. Daar kwam bij dat in de 1000 jaar van het bestaan het klimaat in het Midden-Oosten droger werd, wat de landbouw bemoeilijkte. Het leven was zwaar in Çatalhöyük, uiteindelijk vertrokken de laatste inwoners, mogelijk naar een nieuwe nederzetting verderop.
Dit artikel afdrukken